• No results found

8.1.1 Langjarige aantallen zeehonden uit vliegtuigtellingen

Zoals in het rapport van 2010 al werd aangegeven zijn vliegtuigtellingen zeer geschikt om de

langetermijnontwikkeling van de zeehondenpopulatie te schetsen, maar niet om een snelle early warning te kunnen doen uitgaan. Wel kan het ontbreken of drastisch afnemen van het aantal pups binnen een zoogperiode als een ‘warning’ worden beschouwd.

In 2011 is gevonden dat de totale aantallen gewone zeehonden in het studiegebied nog steeds toenemen en dat het aantal pups in de Dollard hoger is dan in 2010, en het aantal pups bij het Randzelgat gelijk is aan 2009 maar beduidend lager dan in 2010. Omdat ook in 2009 en 2010 al gebouwd werd, zijn er geen redenen om aan te nemen dat de veranderingen direct verband houden met de bouwactiviteiten.

8.1.2 Gedrag van gezenderde zeehonden

Van plotseling afwijkend gedrag van gezenderde zeehonden kan een duidelijke early warning uitgaan, bv. wanneer uit de ontvangen data blijkt dat bepaalde gebieden tijdens bouwwerkzaamheden worden gemeden. Waarnemingen van dit afwijkende gedrag kunnen echter alleen plaatsvinden in perioden dat er daadwerkelijk gezenderde zeehonden in het gebied aanwezig zijn. Na het aanbrengen van zenders vallen deze er door haargroei en verharing na een aantal maanden weer af. Bij twee keer zenderen per jaar kan ongeveer 2/3 deel van het jaar effectief van deze techniek gebruik worden gemaakt.

Figuur 105. Zwempatronen en aanwezigheidspunten van gezenderde zeehonden in februari (links) en oktober (rechts) 2011.

In 2011 gaven de zenderdata een indicatie dat de gezenderde zeehonden net als in voorgaande jaren minder gebruik maken van het gebied voor de Eemshaven dan van de omringende gebieden (Figuur 105). Bij de eerste visuele beoordeling van de doorlopend verkregen data ten behoeve van de

maandelijkse rapportages aan de opdrachtgever werden in 2011 echter geen extreme veranderingen in het gedrag vastgesteld en derhalve was er geen aanleiding om een early warning af te geven. Inmiddels is na overleg met de opdrachtgever en het bevoegd gezag de zenderstudie gestopt en functioneert dit onderdeel van de EWS niet meer.

8.1.3 Aantalsveranderingen op de plaat

Het aantal rustende zeehonden op de zandbank Hond en Paap is een andere geschikte indicator in het early warning systeem. De aantallen zeehonden worden rond 1,5 ± 0,5 uur na laagwater tijdens de daglichtperiode gevolgd met behulp van een videocamera. In hoofdstuk 6 (Zeehonden-

cameraobservaties) staan de resultaten voor 2011.

Als er in het oog springende aantalsveranderingen worden waargenomen kan dit binnen een aantal dagen voor het afgeven van een early warning worden gebruikt. De drempelwaarde van een

aantalsverandering op de plaat is echter vooralsnog onduidelijk; zowel een toename als een afname kan wijzen op een verstoring. Zeehonden kunnen het water uit vluchten en op de plaat gaan liggen als gevolg van akoestische verstoring onder water, of ze kunnen de plaat verlaten als gevolg van een visuele verstoring (bv. naderend schip), een akoestische verstoring boven water of vanaf land of vibraties die zich door de ondergrond voortplanten. Door twee keer per week de aantallen zeehonden te tellen kan worden nagegaan of een drempelwaarde is overschreden. Het is nog steeds niet helemaal duidelijk wat juiste en operationele drempelwaarden zijn die wijzen op de noodzaak van een early warning. In 2011 is steeds naar bijzonderheden gekeken zoals 3-5 dagen geen zeehonden op de plaat of drie opeenvolgende tellingen met veel minder of juist veel meer zeehonden op de plaat.

Figuur 106. Aantallen zeehonden op de Hond en Paap zoals geteld met de camera in 2011. De rode cirkels geven positieve en negatieve uitschieters weer die werden waargenomen.

In 2011 werden drie afzonderlijke dagen geïdentificeerd waarop uitzonderlijk lage aantallen zeehonden aanwezig waren op de zandbank Hond en Paap (Figuur 106). Deze lage aantallen deden zich echter eenmalig voor en waren derhalve geen aanleiding voor een early warning. Wel werden, al na de eerste telling waarop deze extreme afwijkingen werden waargenomen, de omgevingsfactoren gecheckt die een mogelijke oorzaak konden zijn voor de afwijking. In één geval was sprake van stormachtig weer, in beide andere gevallen werd geen mogelijke oorzaak gevonden. Er werden in 2011 uit de direct verzamelde data geen extreem hogere waarden vastgesteld. Derhalve waren er in 2011 geen redenen voor een early warning. Een probleem is echter dat de tot nu toe gebruikte criteria niet eenduidig genoeg zijn voor een objectieve vaststelling van een aanleiding tot early warning, want: hoe moet veel minder of veel meer geïnterpreteerd worden? Hierbij moet worden aangegeven dat het gedurende het geboorteseizoen (juni/juli) niet mogelijk is om het totaal aantal zeehonden op de zandbank vast te stellen. In deze periode kan het early warning systeem alleen gebruikt worden om extreme effecten waar te nemen (zie 6.5.3) .

Om dit duidelijker te krijgen worden eenduidige criteria voorgesteld en zijn deze getoetst op de voor waarnemingstijd gecorrigeerde aantallen zeehonden op de Hond en Paap in 2011 (zie hoofdstuk 6). Deze nieuwe criteria met bijbehorende voorgestelde drempelwaarde zijn: Het getelde aantal zeehonden op de plaat is lager of hoger dan anderhalf maal de standaarddeviatie van de in voorgaande jaren getelde aantallen zeehonden (criterium 1), en deze afwijking doet zich voor gedurende drie achtereenvolgende tellingen (criterium 2). De anderhalf maal de standaarddeviatie is arbitrair en gebaseerd op de gegevens van 2011 en dusdanig gekozen dat ook een (beperkt) aantal tellingen onder dit criterium vallen. Beide criteria zijn gekwantificeerd op basis van expert judgement. De uitkomst van een toets met de getallen van 2011 leiden tot de volgende resultaten (zie Figuur 107)

0

50

100

150

200

250

0

50

100

150

200

250

300

350

A

ntaal

z

ee

ho

nd

en

Figuur 107. Aantallen zeehonden op de Hond en Paap zoals geteld met de camera in 2011. De lijn geeft de gemiddelde gemodelleerde aantallen weer. De rode cirkels geven uitschieters weer die meer dan anderhalf maal de Standaarddeviatie afwijken, de oranje cirkels de waarden die precies op de grens van criterium 1 liggen.

Nu vallen vier meetpunten onder de drempelwaarde voor criterium 1, maar zijn twee daarbij zeer lage waarden en twee een zeer hoge waarde. Ook liggen nog drie punten precies op de lijn waarbij één hoog en twee laag. Dit waren alle eenmalige waarnemingen met uitzondering van de twee hoge waarden rond dag 210, waarmee niet aan de drempelwaarde voor criterium 2 (drie keer achter elkaar) werd voldaan. En ook met deze berekeningsmethode zou in 2011 geen early warning zijn afgegeven. Maar wel liggen voor het hele volgende jaar de drempelwaarden duidelijk vast waarbij ook rekening met het seizoen wordt gehouden. Als in volgende jaren blijkt dat deze drempelwaarden niet voldoen, cq te vaak

aanleiding zijn tot onnodige Early warning of niet tot een Early Warning leiden terwijl achteraf blijkt dat dit wel nodig was geweest, kunnen deze drempelwaarden worden aangepast.

Toen er in het najaar van 2011 voor het EWS niet meer voldoende gegevens beschikbaar kwamen uit de zenderstudie, werd de intensiteit van de online-scans verhoogd . Deze geïntensiveerde tellingen leveren een meer robuuste basis voor de beoordeling van drastische effecten op de zeehondenaantallen op de zandbank Hond en Paap, en daarmee bevatten deze tellingen de eigenschappen die nodig zijn voor een EWS. Deze geïntensiveerde tellingen kunnen de zenderstudie echter niet vervangen omdat effecten van bouwactiviteiten op bijvoorbeeld het aantal zeehonden dat de Eems passeert, niet kan worden

vastgesteld vanaf de camerabeelden. De geïntensiveerde tellingen vanaf de camerabeelden kunnen echter wel inzicht geven in een reactie van de zeehonden op de aanwezigheid van een intense geluids- of visuele verstoring. Visuele verstoringen worden echter meestal veroorzaakt door scheepvaart die niet gerelateerd is aan de bouwactiviteiten in de Eemshaven. In dit opzicht is de toegang tot AIS-gegevens cruciaal. IMARES krijgt vanaf de herfst van 2012 toegang tot deze gegevens en kan vanaf die tijd de resultaten van de tellingen vanaf de camerabeelden niet alleen linken met de bouwactiviteiten, maar ook met factoren als scheepvaart en baggeren (zie hoofdstuk Zeehonden – cameraobservaties: Baggeren Aussen Eems).

8.1.4 Bruinvissen

Zoals in het rapport van 2010 al is aangegeven zijn de nu verzamelde CPOD-gegevens niet geschikt voor een EWS, omdat de uitleesfrequentie van de CPODs ca tien weken bedraagt. Daarnaast is een early warning in relatie tot de aanwezigheid van bruinvissen geen onderdeel van de verleende vergunningen. Indien er behoefte is aan een op bruinvissen gericht EWS, is er nu de mogelijkheid om een inmiddels in Schotland ontwikkeld automatisch boeiensysteem met zonnepanelen in te zetten.

8.1.5 Geluidsmetingen

Eind 2011 en begin 2012 zijn in een apart te rapporteren pilot experimentele in situ geluidsmetingen uitgevoerd. De analyse van de eerste geluidopnames laat zien dat het gebruik van geluidsloggers het benodigde bewijs kan leveren voor de vraag of een menselijke activiteit daadwerkelijk hoorbaar was voor de zeehonden op een bepaalde locatie (bv. onder water bij de zandbank Hond en Paap). Dit biedt

mogelijkheden voor de vaststelling van oorzaak-effectrelaties tussen de bouwactiviteiten en de aantallen zeehonden op de ligplaats Hond en Paap, en afhankelijk van de locatie van de geluidsloggers, in het Eemsgebied in het algemeen. Aanbevolen wordt om in de toekomst geluidsmetingen op te nemen in het EWS. Er kunnen dan drempelwaarden voor de vrijwel online beschikbare geluidsdata worden vastgesteld. Dit kan tot een veel sneller en betrouwbaarder EWS leiden.

Geluidsloggers kunnen op twee manieren voor het EWS worden ingezet: Er zou een systeem kunnen worden geïnstalleerd dat automatisch analyseert of een vooraf ingestelde drempelwaarde voor

onderwatergeluid wordt overschreden en als dat het geval is dan automatisch een alarm afgeeft. Andere parameters die eveneens als input voor het EWS kunnen worden gebruikt (bv. cameratellingen en zenderdata), zouden dan meteen aanvullend kunnen worden gecontroleerd op abnormale waarden. Daarnaast of als alternatief zouden de akoestische opnamen voor een bepaalde tijd (bv. minimaal twee maanden) kunnen worden opgeslagen. Dat biedt de mogelijkheid om naderhand te controleren of een sterke geluidsemissie de oorzaak kan zijn geweest wanneer drastische veranderingen zijn waargenomen in het gedrag of de aantallen van de zeehonden op de Hond en Paap. Op twee manieren is het dan mogelijk om geluid als eventuele oorzaak van een verstoring te identificeren en het effect ervan op de dieren in het Eems-Dollardgebied te kwantificeren.