• No results found

4.1 Inleiding

Ook projecten die de opwekking van duurzame energie bevorderen, vallen onder de Chw. Windmolenparken vanaf 5MW, warmtekrachtkoppeling en bodemenergiesystemen zijn voorbeelden van projecten die onder deze wet vallen.

4.2 Windmolens Houten

1. Het besluit waarop de Chw van toepassing is

Het bestreden besluit is de op 22 juni 2010 door het College van B en W van de gemeente Houten verleende bouwvergunning voor de bouw van drie windmolens met een vermogen van 6MW aan de Veerwagenweg in Houten.

2. Inleiding en voorgeschiedenis project

De gemeente Houten heeft aangegeven mee te willen werken aan de doelstelling om meer duurzame energie te gebruiken. Binnen het grondgebied van de gemeente is dan ook plaats voor windparken. In maart 2001 is besloten dat drie locaties in de gemeente Houten geschikt zijn voor windenergie en dat de locatie Veerwagenweg als eerste zal worden ontwikkeld. Op 15 februari 2005 heeft de gemeenteraad bevestigd dat de ontwikkelingen doorgang kunnen vinden. Als doelstelling werd geformuleerd dat in 2005 11% van de in Houten opgewekte energie duurzaam moest zijn.381

381

191

Figuur 9 Impressie van de windturbine Vestas V90 en de geprojecteerde locatie van de drie turbines382

De corporatie Eneco/Uwind ontwikkelen gezamenlijk de locatie waar drie windturbines met een totaal vermogen 9MW komen te staan. Stichting Gigawiek die de belangen behartigt van ongeveer 200 huishoudens in Houten verzet zich tegen de plannen. 383 Daarnaast is er verzet van enkele directe omwonenden van de windmolens en hun sympathisanten. De Stichting en enkele andere partijen hebben in verschillende procedures de verleende vergunningen betwist.

3. Besluitvorming voorafgaand aan het bestreden besluit

Voor de inwerkingtreding van de Chw zijn er al verschillende procedures gevoerd over de voor de bouw van de windmolens benodigde vergunningen. Zo is de ten behoeve van de bouw van de windmolens verleende milieuvergunning vernietigd, evenals het bestemmings-plan. In juli 2006 werd het door een gewijzigd limitatieve lijst van Provinciale Staten voor Houten mogelijk om een vrijstelling op grond van artikel 19 lid 2 Wro te verlenen. De mili-euvergunning bleek uiteindelijk niet nodig, aangezien door gewijzigde regelgeving een mel-ding volstond.

Een belangrijke vertraging in het proces voor de toepasselijkheid van de Chw is gelegen in twee elementen: de vernietiging van de milieuvergunning en het bestemmingsplan en de be-zwaren van defensie.

Vooral de vernietiging van de milieuvergunning stuitte bij de gemeente op onbegrip. De re-den, dat alleen een worst-case scenario is uitgewerkt en het mogelijk is dat in andere scena-rio’s er meer hinder is, bond men bij de gemeente niet overtuigend. Daarbij speelt een rol dat de gemeente reeds op de hoogte is van welke turbine door ENECO zou worden gerealiseerd en dat daarom het onderzoeken van verschillende scenario’s in de milieuvergunning in de vi-sie van de gemeente overbodig is. De windturbines die zullen worden gerealiseerd voldaan aan alle normen, aldus de gemeente. De onzekerheid die de Raad van State signaleerde, in-houdend dat kleinere windturbines wellicht zorgen voor een hogere geluidsbelasting en/of wellicht meer slagschaduw veroorzaken, wordt door de gemeente niet gedeeld. Wat hier

382

Bron: https://www.houten.nl/burgers/diensten/natuur-en-milieu/windturbines/. 383

192

zichtbaar wordt, is de spanning tussen flexibiliteit voor de aanvrager (ENECO) bij het kiezen van een windturbine en (rechts)zekerheid voor de omwonenden over de milieubelasting van de te realiseren turbines. In dit geval heeft dat laatste belang zwaarder gewogen.

Een zelfde soort spanning is zichtbaar waar het betreft de redenen voor de vernietiging van het bestemmingsplan. Een deel van het bouwvlak van een turbine lag te dicht bij het Amster-dam-Rijnkanaal lag. De reden was dat er dan voor de aanvrager enige flexibiliteit zou zijn bij de positionering van de turbine. Dat geldt ook voor de afwijkingsbevoegdheid en voor het feit dat niet expliciet in het bestemmingsplan was opgenomen dat het moet gaan om hetzelfde ty-pe turbine. Ook op deze onderdelen gold dat er niet voldoende (rechts)zekerheid voor de be-zwaarmakers was, aldus de Afdeling. Dat deze vergunningen opnieuw moesten worden ver-leend heeft vanzelfsprekend een vertraging in de procedure veroorzaakt.

Een belangrijke andere reden dat het project bijna anderhalf jaar heeft stilgelegen, betreft de bezwaren van het ministerie van Defensie. Er is intensief gelobbyd door de gemeente en de initiatiefnemers. Toen bleek dat deze problemen op een landelijk niveau speelden en meer hoge bouwwerken werden vertraagd is er overleg gevoerd en is na een rapport van TNO ge-concludeerd dat de feitelijke radarverstoring van de turbines in Houten lager lag dan aanvan-kelijk door het ministerie van Defensie was aangegeven.384

Het is duidelijk dat dit project bij de inwoners van Houten op veel verzet stuit. Vooral de be-woners van de wijken De Muren, De Polder en Het Water verzetten zich tegen de bouw van de windturbines. Ze vinden dat die (te) dicht bij hun woningen komen te staan. Opvallend is hierbij dat er al plannen waren voor windmolens voordat deze wijken werden gebouwd. Een bij het project betrokken ambtenaar geeft aan dat de gemeente dit ook aan de kopers van de woningen heeft meegedeeld, door middel van folders die zijn verspreid via makelaars. Het verzet tegen de windmolens heeft in november 2005 ook politiek vorm gekregen met de op-richting van de Inwonerspartij Toekomst Houten (ITH), die als belangrijk standpunt had (en heeft) dat de windmolens er niet moeten komen.385

In 2001, 2003, 2005 en 2008 is door de gemeenteraad in Houten uitgesproken dat de wind-molens moeten worden gerealiseerd op de locatie aan de Veerwagenweg. De plannen zijn dan ook doorgezet en in juni 2010 is voor de windturbines een vrijstelling op grond van artikel 19 lid 2 WRO verleend, evenals een bouwvergunning.

Aangezien op deze procedures de Chw van toepassing is, wordt hierop nader ingegaan. An-dere onderdelen van de langlopende procedure ter realisatie van dit windmolenpark zullen niet uitgebreid worden belicht.

384

Radarverstoring Soesterberg van de baan, 17 februari 2009, persbericht gemeente Houten. 385

Zie: http://www.ith-houten.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=153:windmolens-opnieuw-op-de-politieke-agenda&catid=5:algemeen.

193

4. Het beroep onder de Crisis- en herstelwet

Crisis- en herstelwet

Op de verleende vrijstelling en bouwvergunning is de Chw van toepassing. Het besluit is be-kendgemaakt na 31 maart 2010 en valt onder categorie 1.1 van Bijlage I van de Chw, ‘aanleg (…) van productie-installaties voor de opwekking van duurzame elektriciteit met behulp van windenergie als bedoeld in (…) artikel 9e van de Elektriciteitswet 1998’.

De bekendmaking

In de bekendmaking is vermeld:

‘Om de economie uit het slop te trekken is de Crisis- en herstelwet aangenomen. De Crisis- en herstelwet heeft, om de realisatie van onder andere bepaalde bouwprojecten te realiseren, pro-jecten aangewezen waarvoor een gewijzigde, verkorte, beroepsprocedure geldt. De realisatie van windturbines is een van de aangewezen projecten. Voor de beroepsprocedure betekent dit dat het voor appellanten niet mogelijk is om een pro-forma beroepsschrift in te dienen. Appellanten moeten direct de gronden van hun beroep indienen. Wanneer niet meteen de gronden van beroep worden ingediend, zal het beroepsschrift niet-ontvankelijk worden verklaard.’386

Hiermee heeft het gemeentebestuur van Houten al gewezen op de toepasselijkheid van de Chw (althans het verbod van het indienen van een pro-forma beroepsschrift) voordat dit in artikel 11 BChw verplicht werd vastgelegd.387 Overigens is deze beroepsclausule niet hele-maal volledig, aangezien niet wordt vermeld dat na afloop van de beroepstermijn de gronden niet kunnen worden aangevuld.

Een ambtenaar van de gemeente Houten gaf aan dat men door een actualiteitencursus over de Chw op de hoogte is geraakt van de toepasselijkheid van de Chw en dat men daarom deze beroepsclausule heeft vermeld. In het vervolg van de procedure zal dit van belang blijken te zijn.

Het beroep bij de rechtbank Utrecht, de Afdeling bestuursrechtspraak en het EHRM

De omwonenden en de Stichting Gigawiek hebben beroep ingesteld tegen de bouwvergunning bij de rechtbank Utrecht. Na het ongegrond, respectievelijk niet-ontvankelijk verklaren van deze beroepen is hoger beroep inge-steld bij de Afdeling bestuursrechtspraak. De Afdeling heeft alle hoger beroepen ongegrond verklaard. Daarmee is de bestuursrechtelijke procedure bijna voltooid; de bouw van de turbine kan starten als ook de laatste vergun-ningen die moeten worden verleend onherroepelijk zijn. Stichting Gigawiek heeft al aangekondigd een procedu-re te zullen starten bij het Europees Hof voor de procedu-rechten van de mens. Op hun website staat aangegeven dat ze de benodigde € 80.000 al is verzameld.388 Op de website staat ook vermeld dat men van plan is aan te voeren dat de windturbines, aangezien ze te dicht bij de woningen staan, een inbreuk maken op artikel 8 EVRM, het recht op eerbiediging van het privé-, familie- en gezinsleven.389

In het navolgende zullen de procedures bij de rechtbank en de Afdeling worden besproken. We beperken ons daarbij tot de elementen die een relatie hebben met de Chw.

386

Bouwvergunning nr. BV20070142 21 juni 2010, p. 4. 387

Het besluit is verzonden op 22 juni en het Besluit uitvoering Chw is op 17 juli 2010 in werking getreden, 388

http://gigawiek.nl/home, laatst geraadpleegd op 10 maart 2012. 389

194 Artikel 1.6 lid 2 Chw

De eerder genoemde stichting Gigawiek heeft beroep ingesteld.390 De stichting heeft aange-voerd dat de Chw niet op deze zaak van toepassing is. De toepasselijkheid van de Chw hangt af van de interpretatie van artikel 9e van de Elektriciteitswet 1998, het relevante gedeelte van dit artikel luidt als volgt:

Artikel 9e

1. Provinciale staten zijn bevoegd voor de aanleg of uitbreiding van een productie-installatie voor opwekking van duurzame elektriciteit met behulp van windenergie met een capaciteit van ten minste 5 maar niet meer dan 100 MW, met inbegrip van de aansluiting van die instal-latie op een net, gronden aan te wijzen en daarvoor een inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.26, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening vast te stellen. De gemeenteraad is voor de duur van tien jaren na de vaststelling van het inpassingsplan niet bevoegd voor die gronden een bestemmingsplan vast te stellen.

2. Provinciale staten geven in ieder geval toepassing aan de bevoegdheid op grond van het eerste lid indien een producent een voornemen tot de aanleg of uitbreiding van een productie-installatie als bedoeld in het eerste lid schriftelijk bij hen heeft gemeld en de betrokken ge-meente een aanvraag van die producent tot vaststelling dan wel wijziging van een bestem-mingplan ten behoeve van de realisatie van dat voornemen heeft afgewezen. Voor het doen van de melding en de daarbij te verstrekken gegevens kunnen provinciale staten een formulier vaststellen.

De stichting heeft bepleit dat de toepassing van de Chw afhankelijk is van de vraag of pro-vinciale staten van hun bevoegdheid om een inpassingsplan vast te stellen gebruik hadden gemaakt. Aangezien provinciale staten niet van deze bevoegdheid gebruik hadden gemaakt zou de Chw niet van toepassing zijn. De rechtbank volgt deze redenering niet, maar sluit zich aan bij de advocaat van Eneco (bij wiens standpunt de gemeente Houten zich ook had aange-sloten), die had betoogd dat de verwijzing naar dit artikel slechts betrekking had op de woor-den ‘ten minste 5 maar niet meer dan 100 MW’. Aangezien er 3 windturbines worwoor-den ge-bouwd met een vermogen van 6MW, valt dit plan onder de Chw.

Dat de Chw van toepassing is op dit plan, heeft tot gevolg dat de stichting niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar beroep, aangezien ze een pro-forma beroepsschrift heeft ingediend. Daaraan doet niet af dat de rechtbank zelf in twee brieven aan partijen het (voorlopige) standpunt had ingenomen dat de Chw niet van toepassing was. Aangezien deze brieven zijn verstuurd nadat de beroepstermijn al verstreken was, hebben die geen nadelige gevolgen ge-had voor de partijen, aldus de rechtbank. Die brieven hebben niet bijgedragen aan het ver-zuim dat geen beroepsgronden zijn ingediend binnen de beroepstermijn. De stichting is tegen dit oordeel in beroep gegaan bij de Afdeling.

De Afdeling spreekt uit dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de capaciteit van de windturbines bepalend is voor de vraag of de Chw van toepassing is.391 Appellanten doen vervolgens een beroep op artikel 6 EVRM. De Afdeling overweegt echter, net als in de uit-spraak over de haak om Leeuwarden,392 dat artikel 1.6 lid 2 Chw het recht op toegang tot de

390

Rechtbank Utrecht 04 mei 2011, LJN BQ5237 (Gigawiek, windmolens Houten). 391

ABRvS 14 december 2011, LJN BU7928 (Gigawiek windmolens Houten hb) 392

195

rechter niet in de kern aantast. Ook het feit dat de rechtbank in twee brieven een onjuiste in-terpretatie van de Chw heeft gegeven, baat appellanten niet. De niet-ontvankelijkheid van hun beroep blijft in stand.

Artikel 1.6 lid 4 Chw

Zoals eerder is aangegeven heeft de rechtbank Utrecht aanvankelijk niet onderkend dat de Chw op het beroep van toepassing was. Een ambtenaar van de gemeente Houten gaf aan dat na brieven waarin de rechtbank het standpunt innam dat de Chw niet van toepassing was de advocaat van Eneco een notitie heeft gestuurd waarin hij gemotiveerd uiteenzet waarom hij vindt dat de Chw van toepassing is. In reactie hierop heeft de rechtbank partijen laten weten dat de beroepszaken versneld zouden worden behandeld, aldus nog steeds de gemeente Hou-ten. Uiteindelijk heeft de rechtbank pas in de uitspraak aangegeven dat de Chw van toepas-sing is. Net zoals in de zaak over het gemeentehuis in Zeist het geval was, heeft de rechtbank de zaak alvast versneld behandeld, om zo de termijn van artikel 1.6 lid 4 Chw te halen, mocht die van toepassing zijn. Dat is echter in dit geval niet gelukt. De beroepstermijn is verstreken op 3 augustus 2010 en de uitspraak is gedaan op 20 mei 2011, ruim 9 maanden na het ver-strijken van de beroepstermijn. De uitspraken in hoger beroep door de Afdeling zijn op res-pectievelijk op 7 en 14 december 2011 gedaan, binnen de termijn van artikel 1.6 lid 4 Chw. Artikel 1.9 Chw

Naast de stichting Gigawiek is ook door bewoners die dichtbij (tussen de 500 en 750 meter) de windturbines wonen beroep ingesteld. Op een handtekeningenlijst hebben zich nog 120 omwonenden gevoegd.393 In deze zaak zal alle bezwaren tegen het windmolenpark inhoude-lijk behandeld en verworpen.394

In hoger beroep trof het bezwaar tegen het welstandsadvies doel.395 Dit welstandsadvies uit 2007 was gebaseerd op het bestemmingsplan dat in oktober 2007 is vernietigd. De gemeente heeft echter een nieuw positief welstandsadvies overgelegd en daarom beslist de Afdeling de rechtsgevolgen in stand te laten. Een betrokken ambtenaar van de gemeente merkt in het in-terview op dat de gemeente zich pas naar aanleiding van een beroepsschrift, dat een tegenad-vies bevatte van Waverly architecten, realiseerde dat men zich niet op het oude welstandsad-vies kon baseren. Toen heeft men de commissie snel opnieuw benaderd. De commissie wilde aanvankelijk het bouwplan afkeuren, aangezien ze het als een nieuw project bestempelde. De gemeente wees de commissie echter op het feit dat gezien de verleende vrijstelling de maat-voering en situering van de turbines niet konden worden beoordeeld,396 alleen de vorm en het kleur- en materiaalgebruik. Over dat laatste werd positief geadviseerd.

Aan de toepassing van artikel 1.9 Chw kwam de rechtbank noch de Afdeling toe, aangezien de beroepsgronden niet konden slagen.

Overige beroepen

393

Slechts 27 van hen werden ook als belanghebbenden beschouwd, de rest werd niet-ontvankelijk verklaard. 394

Rechtbank Utrecht 04 mei 2011, LJN BQ5252 (omwonenden windmolens Houten). 395

Raad van State 14 december 2011, LJN BU7929 (omwonenden windmolens Houten hb). 396

196

Een deel van de beroepen die zijn ingesteld door een aantal andere partijen zijn of niet-ontvankelijk, een ander deel vertoont grote overlap met de beroepen die reeds besproken zijn; ze worden hier dan ook verder niet behandeld.

5. De uitvoering van het project

De windturbines zijn inmiddels besteld. Daarvoor geldt een levertijd van ongeveer een half jaar. Er moeten echter nog twee vergunningen worden verleend voordat de bouw kan starten. Zo moet een bouwweg worden aangelegd, waar een aanlegvergunning voor moet worden verleend. Ook moeten er nog maatwerkvoorschriften worden vastgesteld (eerder maakten die deel uit van de vernietigde milieuvergunning) die strenge eisen stellen dan het activiteitenbe-sluit doet.

6. Andere projecten

Gevraagd naar andere projecten die onder de Crisis- en herstelwet vallen, kon de betrokken ambtenaar geen voorbeelden noemen. Wel werd aangegeven dat bij het project Oosterlaak-Rietplas, dat betrekking heeft op de bouw van 18 villa’s, is overwogen om, gezien de maat-schappelijke weerstand, de besluiten in te trekken en daarna opnieuw te nemen, zodat de Chw van toepassing zou zijn. Hiervan is echter afgezien.

7. Effecten van de toepasselijkheid van artikel 1.1 Chw op de uitkomst van de beroepsprocedure

Artikel 1.6 lid 2 Chw

Een van de appellanten, de Stichting Gigawiek c.s., heeft in strijd met artikel 1.6 lid 2 Chw een pro-forma beroepsschrift ingediend. De stichting is bij de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De Afdeling heeft dat oordeel bevestigd. De advocaat van de stichting gaf aan de vermelding van de Chw in de rechtsmiddelenverwijzing over het hoofd te hebben gezien. Artikel 1.6 lid 4 Chw

De beroepstermijn is verstreken op 3 augustus 2010 en de uitspraak is gedaan op 20 mei 2011, ruim negen maanden na het verstrijken van de beroepstermijn. De uitspraken in hoger beroep door de Afdeling zijn op respectievelijk 7 en 14 december 2011 gedaan, binnen de termijn van artikel 1.6 lid 4 Chw.

8. Effect van de uitkomst van de beroepsprocedure op snelheid van de reali-satie van het project

De procedure over de bouwvergunning bij de rechtbank Utrecht was met 9 maanden iets snel-ler dan gemiddeld en ook de procedure bij de Afdeling is met 6 maanden snelsnel-ler dan gemid-deld. Er is daarmee een tijdswinst geboekt van ongeveer 8 maanden. Dit betekent echter niet dat het project 8 maanden eerder in uitvoering kan worden genomen. Nog niet alle vergun-ningen zijn namelijk verleend. Mocht tegen de nog te verlenen vergunvergun-ningen ook rechtsmid-delen worden aangewend, dan kan het project nog niet worden gerealiseerd.

Ook op een ander vlak heeft de Chw invloed gehad. Zo zijn de Stichting Gigawiek en ver-schillende omwonenden niet-ontvankelijk verklaard in hun beroep. In een apart beroep, inge-steld door een andere groep omwonenden, zijn echter de argumenten wel inhoudelijk

beoor-197

deeld; ze komen overeen met de argumenten van Gigawiek, aldus een betrokken ambtenaar van de gemeente. Het lijkt dan ook aannemelijk dat bij een ontvankelijk beroep van Gigawiek c.s. de uitkomst van de zaak hetzelfde zou zijn geweest; zeker is dat echter niet. Dat deze par-tij niet-ontvankelijk is verklaard heeft in deze zaak niet tot versnelling geleid, aangezien an-dere partijen wel ontvankelijk waren.

Uit het voorgaande blijkt dat van belang is dat vergunningen na elkaar worden verleend en niet altijd parallel. Dit hangt samen met de mate van zekerheid die nodig is over de uitvoering van een project. Naarmate meer zekerheid is vereist, is het geboden de vereiste vergunningen na elkaar aan te vragen. Zo ontstaan er verschillende losse rechtsbeschermingsprocedures die na elkaar doorlopen moeten worden. Daarnaast wordt de kans groter dat de regels gedurende