• No results found

invrijheidstelling in Nederland 4.1 Concept wetsvoorstel

4.1.2 Duur van de voorwaardelijke invrijheidstelling

De Minister wil tevens de duur van de v.i.-periode verkorten tot maximaal twee jaar. Deze vorm van strafexecutie, waarbij een groter deel daadwerkelijk in de gevangenis wordt

doorgebracht, draagt volgens de Minister bij aan de geloofwaardigheid van het strafrechtelijk stelsel.157 Daarbij acht de Minister, overigens zonder nadere onderbouwing, dat een periode van twee jaar volstaat voor een gecontroleerde terugkeer in de samenleving.158

In 2018 is de huidige v.i.-regeling op verzoek van het ministerie van Justitie en Veiligheid geëvalueerd.159 In dit rapport wordt er bezorgd gereageerd op het voorstel om de v.i.-periode te verkorten. Ook de Reclassering merkt op dat een v.i.-periode van twee jaar te kort is voor veroordeelden zonder sociaal vangnet.160

Daarbij bestaat het gevaar dat veroordeelden calculerend gedrag gaan vertonen. Omdat de voorwaardelijke invrijheidstelling onder de nieuwe regeling niet meer van rechtswege wordt verleend, is de kans groot dat veroordeelden liever twee jaar vast blijven zitten dan zich te houden aan de opgestelde voorwaarden.161

Indien de veroordeelde ervoor kiest om de detentie volledig te ondergaan en het OM hierin mee gaat en ervoor kiest om geen voorwaardelijke invrijheidstelling te verlenen, kunnen er vanzelfsprekend ook geen bijzondere voorwaarden worden opgelegd om de belangen van het

155 Fonds slachtofferhulp 2018, p. 7.

156 Nederlandse Orde van Advocaten 2018, p. 5.

157 Minister voor Rechtsbescherming, ‘Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, het Wetboek van Strafrecht

en enige andere wetten in verband met de wijziging van de regelingen inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling’. Memorie van Toelichting. Den Haag: 1 mei 2018, p. 16.

158 Minister voor Rechtsbescherming, ‘Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, het Wetboek van Strafrecht

en enige andere wetten in verband met de wijziging van de regelingen inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling’. Memorie van Toelichting. Den Haag: 1 mei 2018, p. 16.

159 Beijerse, uit, e.a. 2018. 160 Beijerse, uit, e.a. 2018, p. 145. 161 Beijerse, uit, e.a. 2018, p. 145.

41 slachtoffer te beschermen. Het slachtoffer wordt in dat geval dan ook niet beschermd en blijft met niets achter.162

4.2. Het slachtoffer

Het strafrecht is zich in de laatste decennia meer bezig gaan houden met de positie en de belangen van het slachtoffer in het strafproces. Door de wetgever is dan ook benadrukt dat rekening houden met de belangen en rechten van het slachtoffer een vanzelfsprekend onderdeel is van een adequate justitiële reactie op een strafbaar feit.163

De Minister wil dat er meer aandacht wordt besteed aan de belangen van het slachtoffer, maar op welke manier dit moet gebeuren en welke positie het slachtoffer inneemt onder het concept wetsvoorstel valt niet uit de MvT op te maken.

In deze paragraaf wordt de positie van het slachtoffer onder het concept wetsvoorstel

besproken. In paragraaf 4.2.1 wordt uiteengezet of de voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden gezien als de tenuitvoerlegging van de straf. Het slachtoffer maakt immers, mede dankzij zijn eigen titel in het Wetboek van Strafvordering, al onderdeel uit van het strafproces. Indien de voorwaardelijke invrijheidstelling ook kan worden gezien als de tenuitvoerlegging van de straf en daarmee als tenuitvoerlegging van een rechterlijk vonnis, is het niet meer dan logisch het slachtoffer een rol te geven in de beslissingsprocedure omtrent de voorwaardelijke invrijheidstelling.

Tot slot worden in paragraaf 4.2.2 aanbevelingen gedaan om de rechtspositie van het slachtoffer onder het conceptwetsvoorstel te verbeteren.

162 Beijerse, uit, e.a. 2018, p. 146.

163 Minister van Veiligheid en Justitie, ‘Voorstel van wet tot vaststelling van Boek 1 inhoudende algemene

bepalingen over de strafvordering in het algemeen in verband met de modernisering van het Wetboek van Strafvordering (Vaststellingswet Boek 1 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (strafvordering in het algemeen)’ Memorie van Toelichting. Den Haag: 7 februari 2017, p. 7.

42 4.2.1 Tenuitvoerlegging van het rechterlijke vonnis

Reeds sinds 1886, bij de totstandkoming van de voorwaardelijke invrijheidstelling, bestaat in de literatuur discussie over de vraag of de voorwaardelijke invrijheidstelling moet worden gezien als de tenuitvoerlegging van het rechterlijk vonnis of juist moet worden gezien als het

niet ten uitvoer leggen van het rechterlijk vonnis.

Het oorspronkelijke regeringsontwerp van 1886 lijkt ervan uit te gaan dat de voorwaardelijke invrijheidstelling moet worden gezien als het niet ten uitvoer leggen van het vonnis. In zijn advies lijkt de Raad van State er echter van uit te gaan dat de voorwaardelijke

invrijheidstelling moet worden gezien als een binnen de grenzen van de wet tenuitvoerlegging van het vonnis.164

Knigge gaat ervan uit dat de voorwaardelijke invrijheidstelling niet als tenuitvoerlegging van de straf kan worden gezien. Hij stelt hiervoor dat er onvoldoende bemoeienis is met de “handel en wandel”165 van de veroordeelde.166 In zijn opvatting lijkt er slechts sprake te

kunnen zijn van tenuitvoerlegging van de straf indien er verplicht reclasseringscontact bestaat met de veroordeelde.167

Röling gaat echter uit van andere factoren die kunnen bepalen of de voorwaardelijke invrijheidstelling wel of niet tenuitvoerlegging van het rechterlijk vonnis is. Er moet niet alleen worden gekeken naar de formele regels, maar ook naar de praktijk, zoals de omvang van de toepassing.168

De hamvraag die dan beantwoord moet worden is: wordt de voorwaardelijke invrijheidstelling als regel toegepast en moet er sprake zijn van bijzondere redenen om voorwaardelijke

invrijheidstelling niet toe te passen of is het juist andersom? In het eerste geval zal er sprake zijn van tenuitvoerlegging van het vonnis, in het tweede geval juist niet.169

In lijn met de opvatting van Röling kan worden gesteld dat de huidige v.i.-regeling kan worden gezien als de tenuitvoerlegging van het vonnis. De voorwaardelijke invrijheidstelling wordt immers van rechtswege verleend en er moet sprake zijn van bijzondere

164 Elzinga 2005, p. 101-102, vt. 11. 165 Knigge, DD 1985, p. 388. 166Knigge, DD 1985, p. 388.

167 Dit valt op te maken uit Knigge, DD 1985, p. 388, vt. 12. 168 Röling, RMThemis 1954, p. 182.

43 omstandigheden, neergelegd in artikel 15d Sr, om de voorwaardelijke invrijheidstelling

achterwege te laten.170171

4.2.2 Aanbevelingen: betrokkenheid van het slachtoffer onder de nieuwe v.i.-