• No results found

2.2 ‘Banen naar Born’

2.4 Drie keer terug naar Limburg

In de eerste vijf jaar dat het geschiedenisprogramma bestond, schonk Andere Tijden geen aandacht aan het Limburgse mijnverleden. In het eerste voorstel voor het programma in 1992 noemde Gerda Jansen Hendriks het al wel als een voor de hand liggend onderwerp. Inmiddels heeft de redactie drie afleveringen over de mijnen gemaakt. Dit laat zien dat het niet alleen voor de hand liggend is, maar dat de makers van Andere Tijden het ook zien als een onderwerp dat ze regelmatig bij het nationale publiek onder de aandacht dienen te brengen.

Voor ‘Mijnsluiting’ is een productieperiode van ongeveer zes weken gehanteerd. Aan ‘Glorie en verdriet in de mijnstreek’ ging een hele uitgebreide researchperiode vooraf van drie maanden. ‘Banen naar Born’ moest door de actuele aanleiding sneller geproduceerd worden dan de andere twee. Hierdoor was de productieperiode korter dan bij een reguliere Andere Tijden-aflevering. In de inhoud is dit terug te zien in het ‘kopiëren’ van een spreker, het hergebruik van archiefmateriaal en het weglaten van draaidagen op locatie.

Ondanks het feit dat alle drie de afleveringen over de mijnen in Limburg gaan, behandelen ze het onderwerp op uiteenlopende wijze. Vooral ‘Glorie en verdriet in de mijnstreek’ onderscheidt zich van de andere twee uitzendingen. De historische ontwikkeling die de hele mijnstreek

doormaakte, wordt geschetst aan de hand van persoonlijke verhalen. In de andere twee afleveringen ligt de focus veel meer op de persoonlijke ontwikkeling en ervaringen van de mijnwerkers. ‘Mijnsluiting’ is het beste voorbeeld van een pars pro toto benadering. In ‘Glorie en verdriet in de mijnstreek’ komt een sterke ambivalente houding ten opzichte van het verleden naar voren, zowel trots als verdriet. De aflevering is hierdoor sterk gericht op emotie. ‘Banen naar Born’ wordt het werken in de mijn voornamelijk positief neergezet in vergelijking met het werken in de autofabriek. ‘Mijnsluiting’ benadert het mijnverleden ook positief en op sommige punten ook met nostalgie.

De invalshoek van de aflevering is dus sterk afhankelijk van de persoonlijke voorkeuren en werkwijze van de makers. Ondanks het format heeft iedere regisseur zijn eigen manier om een geschiedenisverhaal in beeld te brengen. De redactie is zich bewust van deze verschillen: “Ik zie heel duidelijk verschillen tussen onze regisseurs en hoe ze iets aanpakken of hoe ze iets in beeld

willen brengen.”280 “Er zitten wel verschillen in aanpak en wat je belangrijk vindt in een verhaal. Er zijn dus ook echt verschillen in onze uitzendingen.”281

De laatste generatie oud-mijnwerkers komt in alle drie de afleveringen aan het woord. De nadruk ligt hierdoor sterk op mannengeschiedenis. In de drie afleveringen komt slechts één vrouw kort aan het woord. Door een gastarbeider en twee nazaten van gastarbeiders aan het woord te laten, is in de afleveringen wel sprake van enige diversiteit, maar in verhouding met het grote aantal gastarbeiders dat in de mijnen heeft gewerkt is dit nog steeds weinig.282 Er is dus relatief weinig aandacht voor de geschiedenis van minderheden. Andere Tijden richt zich ook in deze afleveringen op de blanke geschiedenis van Nederland. Het mijnverleden is wel een goed voorbeeld van een onderwerp dat vooral een sterke regionale herinneringscultuur heeft. Wat dat betreft gaat het programma dus wel in op een onderwerp dat speelt in een niche in de

samenleving.

Door slechts een paar personen symbool te laten staan voor een grote groep mensen en grotendeels gebruik te maken van ‘gewone’ mensen focust Andere Tijden op ordinary people and first person media. In ‘Mijnsluiting’ vertegenwoordigen bijvoorbeeld drie oud-mijnwerkers de hele laatste generatie OVS’ers en een winkelier in ‘Glorie en verdriet in de mijnstreek’ staat symbool voor de Limburgers die geprofiteerd hebben van de mijnen. In ‘Mijnsluiting’ liet regisseur Jansen Hendriks de mijnwerkers zich heel persoonlijk voorstellen om te benadrukken dat de aflevering over persoonlijke ervaringen gaat. De makers beslissen uiteindelijk welke sprekers goed binnen de aflevering passen en kijken ook wie verhaal het beste kan overbrengen. Dit staat symbool voor het hele productieproces: de makers hebben wel gebruik gemaakt van expertise - ook van ‘gewone mensen - buiten de redactie, maar hielden zelf de touwtjes in handen. Demotisch is dus de beste omschrijving van de werkwijze.

Door de voorkeur voor ordinary people and first person media was oral history voor de makers een belangrijke methode tijdens het productieproces van de afleveringen. De manier waarop de makers omgingen met oral history is desondanks nauwelijks zichtbaar in de aflevering. De rol van de interviewer blijft bijvoorbeeld vaag. In de meeste gevallen is de vraag van de

regisseur verwijderd en lijkt de spreker uit zichzelf een verhaal te vertellen. Een uitzondering is de kritische opmerking van regisseur Van den Hout over de ontevredenheid van oud-mijnwerkers over het werk bij DAF, terwijl de werkloosheid hoog was: “Maar ja, je had wel een baan”.283

Hannah Dogger, Persoonlijk interview, Hilversum 29-08-2013, in: Veldwachter, Geschiedenis op televisie,

280

72.

Maarten Blokzijl, Persoonlijk interview, Hilversum 29-08-2013, in: Veldwachter, Geschiedenis op televisie,

281

51.

Serge Langeweg, ‘Mijnen, mijnwerkers en migranten. Buitenlandse arbeiders in de Nederlandse

282

steenkolenmijnen’, Land van Herle 3-4 (2009) 97-111.

Andere Tijden, ‘Banen naar Born’ <http://www.npogeschiedenis.nl/andere-tijden/afleveringen/2011-2012/

283

Een ander nadeel van oral history en first person media in televisieprogramma’s is dat sprekers vaak een onevenredige mate van autoriteit en authenticiteit toegekend krijgen, omdat de programmamakers zich daarin voor een gedeelte laten leiden door de wens om een aangrijpend en toegankelijk televisieprogramma te maken. Uiteindelijk bepalen de regisseurs wie ze aan het woord laten en welke uitspraken het programma halen. Die demotische werkwijze is verborgen voor het publiek, maar heeft wel gevolgen voor de inhoud.

In ‘Mijnsluiting’ en ‘Glorie en verdriet in de mijnstreek’ zijn er zichtbare verschillen in autoriteit. De machtsverhoudingen zijn niet gelijk. De oud-mijnwerkers spreken over hun

persoonlijke ervaringen en herinneringen, terwijl ‘machtigere’ sprekers, zoals oud-bestuurders en zelfs een winkelier die hoog op de sociale ladder stond, ook reflecteren op dat verleden en de historische context schetsen. De regisseur van ‘Banen naar Born’ geeft aan dat ‘hotemetoten’ noodzakelijk zijn om het beleid en de historische context toe te lichten, maar hij laat zien dat ‘gewone’ mensen dit ook kunnen door een oud-mijnwerker eveneens te laten reflecteren op het verleden.

Het archiefmateriaal is in alle uitzendingen zeer nadrukkelijk aanwezig. Ze dienen als bewijsmateriaal, testament of nemen de kijker mee terug in de tijd. In ‘Banen naar Born’ zitten de meeste bronvermeldingen bij het archiefmateriaal. In ‘Glorie en verdriet in de mijnstreek’

verschijnen de minste titels. Dat verhoogt de mate van mediawijsheid die Andere Tijden verwacht van de kijker. Zo kreeg in ‘Mijnsluiting’ de film die het uitgangspunt was van de aflevering geen bronvermelding en wist de kijker niet dat het om propaganda ging.

Het valt op dat er qua archiefmateriaal veel overlap is tussen de afleveringen, ondanks het feit dat het aanbod zo groot is. Het hergebruik kan te maken hebben met de kwaliteit, de

toegankelijkheid en de kosten van het materiaal of ontstaan doordat tussen de makers geen officiële overdracht was van de audiovisuele geschiedenis en kennis over het onderwerp. Door de overeenkomsten is het beeldmateriaal ook duidelijk op bepaalde punten ‘geremedialiseerd’. De betekenis van de beelden is hierdoor erg verschillend in de afleveringen, terwijl de bron hetzelfde is. Ook hier is het de vraag in hoeverre de kijker zich bewust is van deze manipulatie: het vergt veel mediawijsheid.

De makers gingen dus creatief om met beeldmateriaal om het aantrekkelijk te maken voor televisie en aan te laten sluiten bij het verhaal dat ze wilden vertellen, maar hechtten veel waarde aan gedegen historisch onderzoek en de elementaire regels van historici over de omgang met bronmateriaal.284 “[...]het prettige van Andere Tijden is dat we af en toe de tijd hebben om een ander archief [...] in [te] kunnen duiken en dat je de cross-references kunt maken.”285 Ze behandelen het archiefmateriaal dus als historische bron en de creatieve omgang met

Van den Hout, Persoonlijk interview, in: Veldwachter, Geschiedenis op televisie, 84.

284

Cats, Persoonlijk interview, 01-06-2016.

archiefmateriaal heeft grenzen. Het mag de historische werkelijkheid, voor zover die te reconstrueren valt, geen geweld aan doen.286

De rol van die de presentator krijgt in de afleveringen van Andere Tijden is afhankelijk van de regisseurs. Het format bepaalt dat Hans Goedkoop het programma aankondigt en afsluit, maar de makers beïnvloeden zijn teksten. Zo vertelt Goedkoop in ‘Banen naar Born’ stukken van het verhaal. Regisseur Van den Hout vindt dat prettig, want dan heeft hij meer ruimte in de rest van de aflevering voor archiefmateriaal en sprekers. Dit is het tegenovergestelde van de houding van regisseurs Blokzijl en Cats. Beiden geven liever een zo klein mogelijke inhoudelijke rol aan de presentator. De reportage moet volgens hen het hele verhaal vertellen. Hieruit blijkt dus opnieuw dat wisselende voorkeuren van de makers leiden tot verschillende manieren waarop geschiedenis in beeld wordt gebracht.

In alle drie de afleveringen krijgt Goedkoop de meest autoriteit toegekend. Dit heeft te maken met zijn rol als ‘alwetende’ verteller, maar ook met de zeer beperkte aanwezigheid van de regisseur in het programma. De meeste vragen die zij stelden tijdens de interviews met de

sprekers zijn tijdens de montage verwijderd en ze verschijnen niet in beeld. Het blijkt hierdoor niet uit de reportage wie de ‘auteurs’ waren van het programma en dat deze regisseurs over de meeste autoriteit beschikten tijdens de interviews en de samenstelling van de afleveringen.

De visualisatie van het mijnverleden door Andere Tijden in de drie afleveringen toont dus grote overeenkomsten die zijn te herleiden tot het format van het programma en de symbolic community die de redactie vormt. Toch zijn er ook opvallende verschillen die het bestaan van zo’n community juist tegenspreken. De variaties op het format worden veroorzaakt door de

uiteenlopende werkwijzen en visies van de makers. Ze benaderen het onderwerp op verschillende manieren. De een werkt bijvoorbeeld sterk vanuit de methode pars pro toto en baseert zich op een archieffilm. De ander wil graag een grote historische ontwikkeling in beeld brengen en baseert zich op gesprekken met persoonlijk betrokkenen. Bovendien houden ze maar in beperkte mate

rekening met de manieren waarop het verhaal al eerder in het programma is verteld. Ook de productiecontext verschilt tussen de afleveringen waardoor het resultaat anders is. Zo komt Andere Tijden tot diverse visualisaties van de mijngeschiedenis. Een resultaat dat ook aansluit bij de omgang met geschiedenis vanuit het historisch besef dat er niet één historische werkelijkheid bestaat.

Jansen Hendriks, Persoonlijk interview, 15-04-2016 en Cats, Persoonlijk interview, 01-06-2016.