• No results found

6 . 1 F E I T E L I J K B I N N E N B R E N G E N VA N G O E D E R E N

In dit hoofdstuk ga ik in op het douanerecht bij het binnenbrengen van goederen in het douanegebied. In dit onderzoek gaat het om het heffen van btw en doua-nerechten bij het binnenbrengen van goederen in de Europese Unie. Ter zake van het binnenbrengen van goederen in de Europese Unie wordt btw ter zake van het belastbare feit normaliter niet verschuldigd op het tijdstip waarop goe-deren de buitengrens passeren, maar pas op een later tijdstip. Goegoe-deren van buiten het douanegebied kunnen worden gebracht onder een douanebestemming. Het plaatsvinden van het belastbare feit invoer van goederen en het ontstaan van een douaneschuld wordt in veel gevallen uitgesteld naar een later tijdstip dan het passeren van de buitengrens afhankelijk van de douanebestemming waaronder de goederen zich bevinden. Het is daarom van belang om aan te geven welke douanebestemmingen er zijn bij goederen die het douanegebied worden binnengebracht. Dit behandel ik in dit hoofdstuk. Het verband tussen de verschil-lende douanebestemmingen en het optreden van het belastbare feit invoer van goederen, of het ontstaan van een douaneschuld behandel ik in hoofdstuk 15. In deze paragraaf ga ik in op het feitelijke binnenbrengen van goederen in het douanegebied. In paragraaf 6.2 ga ik in op de verschillende douanebestemmingen. Een van de douanebestemmingen is de zogenoemde plaatsing onder een doua-neregeling. De verschillende douaneregelingen behandel ik in paragraaf 6.3. In paragraaf 6.4 ga ik in op de mogelijkheden van het aanpassen van een gedane douaneaangifte. In paragraaf 6.5 ga ik in op enkele ontwikkelingen op het gebied van het douanerecht. Ten slotte volgt in paragraaf 6.6 een samenvatting. Op grond van het douanerecht worden goederen die worden binnengebracht in het douanegebied aan douanetoezicht onderworpen.408 Met toezicht van de douaneautoriteiten wordt bedoeld de activiteiten die door de douaneautoriteiten in het algemeen worden ontplooid teneinde te zorgen voor de naleving van de douanewetgeving en, in voorkomend geval, van de andere bepalingen die op goederen onder douanetoezicht van toepassing zijn.409 Goederen die het douane-gebied binnenkomen, moeten onverwijld door de persoon die de goederen bin-nenbrengt langs de door de douaneautoriteiten aangegeven weg worden gebracht naar een douanekantoor of een andere aangewezen of goedgekeurde plaats.410 De goederen moeten daar worden aangebracht. Dit houdt in dat mededeling wordt gedaan aan de douaneautoriteiten van de aankomst van de goederen bij

408. Art. 37 van het CDW.

409. Art. 4, aanhef en onderdeel 13, van het CDW. 410. Art. 38 van het CDW.

het douanekantoor of op enige andere door de douaneautoriteiten aangewezen of goedgekeurde plaats.411 De verplichting om goederen bij de douane aan te brengen geldt niet bij passerende schepen of luchtschepen die geen (lucht)haven in de lidstaat als bestemming hebben of bij lijnvluchten of lijnvaartdiensten vanuit een lidstaat zonder tussenstop buiten het douanegebied.412 Er geldt in beginsel geen uitzondering voor communautaire goederen die onder de regeling communautair douanevervoer worden binnengebracht.

De goederen die het douanegebied worden binnengebracht moeten dus in beginsel bij de douaneautoriteiten worden aangebracht. Dit moet gebeuren door de persoon die de goederen heeft binnengebracht of in voorkomend geval, door de persoon die de aansprakelijkheid aanvaardt van het vervoer van de goederen nadat deze zijn binnengebracht. De goederen moeten vervolgens worden gebracht onder een douanebestemming.413 Eventueel kan vooralsnog een summiere aangifte worden gedaan. Op grond van art. 186 van het UCDW kunnen de douaneautoriteiten echter een nadere aangifte eisen en kan indien de douaneautoriteiten van deze bevoegdheid gebruik maken dus niet worden volstaan met een summiere aangifte. Tot het tijdstip waarop de goederen een douanebestemming krijgen, bevinden de goederen zich in tijdelijke opslag.414 Tijdelijke opslag geeft aangevers de mogelijkheid om zich nog even te bezinnen over het antwoord op de vraag onder welke douanebestemming ze de goederen willen brengen. Niet-communautaire goederen die reeds bij binnenkomst in het douanegebied onder een regeling voor douanevervoer zijn geplaatst, hebben al een douanebestemming, zodat de verplichting de goederen een douanebe-stemming te geven voor dergelijke goederen niet geldt.415

Goederen in tijdelijke opslag mogen geen andere behandelingen ondergaan dan die welke noodzakelijk zijn om deze goederen in ongewijzigde staat te behouden, zonder dat de presentatie of de technische kenmerken ervan worden gewijzigd.416 Goederen in tijdelijke opslag moeten binnen een bepaalde tijd een douanebestemming krijgen.417 Indien niet binnen de bepaalde termijn een begin is gemaakt met de formaliteiten die moeten worden vervuld om de goe-deren een douanebestemming te geven, nemen de douaneautoriteiten onver-wijld alle nodige maatregelen, om de situatie van de goederen te regelen, waaronder verkoop.418

De goederen moeten door middel van een aangifte onder een douaneregeling worden gebracht. Bij de aangifte moeten alle bescheiden worden gevoegd die moeten worden overgelegd om de toepassing mogelijk te maken van de bepa-lingen welke gelden voor de douaneregeling waarvoor de goederen worden

411. Art. 4, aanhef en onderdeel 19, van het CDW. 412. Art. 189 van het UCDW.

413. Art. 48 van het CDW. 414. Art. 50 van het CDW. 415. Art. 54 van het CDW. 416. Art. 52 van het CDW. 417. Art. 49 van het CDW.

418. HvJ 7 december 2000, nr. C-213/99 (José Teodoro de Andrade), ECLI:EU:C:2000:678, Jur. blz. I-11083. Vergelijk art. 53 van het CDW.

aangegeven.419 De aangiften die aan de voorwaarden van art. 62 van het CDW voldoen worden onmiddellijk door de douaneautoriteiten aanvaard, voor zover de desbetreffende goederen bij de douane zijn aangebracht.420 De douaneaangifte kan worden gedaan door elke persoon die in staat is de goederen bij de douane aan te brengen of te doen aanbrengen en die alle bescheiden kan overleggen die noodzakelijk zijn voor de toepassing van de bepalingen die gelden voor de dou-aneregeling waarvoor deze goederen worden aangegeven.421 De aangever moet zijn gevestigd in het douanegebied, tenzij het een aangifte voor douanevervoer of tot tijdelijke invoer betreft of voor zover de bevoegde autoriteiten zulks gerechtvaardigd achten.422 Zij die zijn gevestigd buiten het douanegebied zullen zich bij het doen van een douaneaangifte normaliter moeten laten vertegenwoor-digen. Iedere persoon kan zich op grond van art. 5 van het CDW bij de douane-aangifte doen vertegenwoordigen.423 De lidstaten kunnen het recht om direct of indirect te vertegenwoordigen voorbehouden aan douanecommissionairs die in de lidstaat van aangifte hun beroep uitoefenen. De aangever of diens vertegen-woordiger aanvaardt door het indienen van een door hem ondertekende aangifte de aansprakelijkheid voor de juistheid van de in de aangifte vermelde gegevens, de echtheid van de bijgevoegde stukken en het nakomen van de verplichtingen die samenhangen met het plaatsen van de betrokken goederen onder de desbe-treffende regeling.424

Onder de werking van de domiciliëringsprocedure voor het doen van aangifte kan toestemming worden verkregen de goederen niet bij een douanekantoor te hoeven aangeven.425 Het gaat hier gelet op art. 253, derde lid, van het UCDW om de situatie dat goederen zich in het bedrijf van de aangever of op een andere door de douane goedgekeurde plaats bevinden.426

Op grond van art. 275 van de Btw-richtlijn worden de formaliteiten opgenomen in de communautaire bepalingen, ook toegepast ten aanzien van goederen uit derdelandsgebieden die in de derdelandsgebieden reeds in het vrije verkeer waren.

419. Art. 62, tweede lid, van het CDW. 420. Art. 63 van het CDW.

421. Art. 64 van het CDW.

422. Lidstaten mogen echter met derde landen gesloten bilaterale overeenkomsten of gebruikelijke handelwijzen met een soortgelijke uitwerking op grond waarvan de ingezetenen van de betrokken landen op het grondgebied van die lidstaten douaneaangiften kunnen doen toepassen, mits wederkerigheid geldt.

423. Tenzij de aanvaarding van een douaneaangifte bijzondere verplichtingen voor een bepaalde persoon met zich brengt. Dit op grond van art. 64, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van het CDW. 424. Art. 199, eerste lid, van het UCDW.

425. Art. 76 van het CDW.

6 . 2 D O UA N E B E S T E M M I N G E N

6.2.1 Inleiding

Het douanerecht kent een aantal douanebestemmingen. Ik zal hierna de ver-schillende douanebestemmingen apart behandelen.427 In art. 4, aanhef en onder 15, van het CDW worden vijf soorten douanebestemmingen onderscheiden. In paragraaf 6.2.2 ga ik in op de douaneregeling, in paragraaf 6.2.3 behandel ik de vrije zone of het vrij entrepot, in paragraaf 6.2.4 behandel ik wederuitvoer van goederen, in paragraaf 6.2.5 behandel ik vernietiging van goederen en in paragraaf 6.2.6 behandel ik het afstaan van goederen.

De verschillende douanebestemmingen worden in het CDW behandeld. Waar in de Btw-richtlijn de aanduidingen van de douanebestemmingen worden gebruikt, zoals extern douanevervoer of vrij entrepot, sluit de betekenis van deze termen aan bij de betekenis van deze termen in het CDW.

6.2.2 Douaneregeling

Goederen kunnen worden gebracht onder een douaneregeling. Dit is een van de vijf douanebestemmingen. De douaneregelingen behandel ik hierna apart in paragraaf 6.3. Er bestaan acht douaneregelingen.

6.2.3 Vrije zone of vrij entrepot

Een douanebestemming is het binnenbrengen van goederen in een vrije zone of een vrij entrepot. Vrije zones en vrije entrepots zijn delen van het douane-gebied of zich in dit douane-gebied bevindende ruimten die van de rest van het doua-negebied zijn afgescheiden. In een vrije zone of een vrij entrepot kunnen zowel communautaire goederen als niet-communautaire goederen worden geplaatst. Niet-communautaire goederen worden op grond van art. 166, aanhef en onderdeel a, van het CDW voor de toepassing van de douanerechten geacht zich niet op het douanegebied te bevinden, voor zover zij niet onder een doua-neregeling zijn geplaatst of worden gebruikt of verbruikt onder andere voor-waarden dan in de douanewetgeving vermeld. De niet-communautaire goederen die niet onder een douaneregeling zijn geplaatst, bevinden zich, zolang zij niet worden gebruikt of verbruikt onder andere voorwaarden dan in de douanewet-geving vermeld, juridisch gezien niet in het douanegebied. Ik leid uit art. 166 van het CDW af dat niet-communautaire goederen die wel onder een douane-regeling zijn geplaatst, worden geacht zich wel in het douanegebied te bevinden. Ten aanzien van dergelijke goederen zijn dan dus de gewone voorwaarden van

427. Ik beschrijf in dit onderzoek douanebestemmingen en procedures zoals geregeld in het CDW. Hierbij zij opgemerkt dat de Europese Unie is gebonden aan vele afspraken gemaakt in het kader van de Wereld Douane Organisatie. Te wijzen valt op de Internationale Overeenkomst inzake de vereenvoudiging en harmonisatie van douaneprocedures en op het op 26 juni 1999 tot stand gekomen Protocol tot wijziging van de Internationale Overeenkomst inzake de vereenvoudiging en harmonisatie van douaneprocedures.

de betreffende douaneregeling van toepassing en is de vrije zone of het vrij entrepot eenvoudig als een onderdeel van het douanegebied te beschouwen. Communautaire goederen behouden bij binnenkomst in een vrije zone of vrij entrepot de communautaire status.

Nederland kent een vrije zone gevestigd op luchthaven Schiphol. De bekende vrije zone in het Duitse Hamburg is sinds 1 januari 2013 opgeheven.

6.2.4 Wederuitvoer van goederen

De wederuitvoer van goederen is een douanebestemming. Bij wederuitvoer gaat het er om dat niet-communautaire goederen het douanegebied verlaten. 6.2.5 Vernietiging van goederen

Bij het douaneregime vernietiging van goederen gaat het om goederen die onder douanetoezicht worden vernietigd. Deze douanebestemming biedt een mogelijk-heid om voor goederen die feitelijk het douanegebied zijn binnengebracht te voorkomen dat er een douaneschuld ontstaat en dat het belastbare feit invoer van goederen zich voordoet.

6.2.6 Afstaan van goederen

De volgende douanebestemming is het afstaan van goederen aan de Schatkist. Nederland maakt geen gebruik van de mogelijkheid van dit douaneregime. 6 . 3 D O UA N E R E G E L I N G E N

6.3.1 Inleiding

In art. 4, onderdeel 16, van het CDW wordt een achttal douaneregelingen onderscheiden. Dit zijn: in het vrije verkeer brengen (paragraaf 6.3.2), douane-vervoer (paragraaf 6.3.3), het stelsel van douane-entrepots (paragraaf 6.3.4), actieve veredeling (paragraaf 6.3.5), behandeling onder douanetoezicht (paragraaf 6.3.6), tijdelijke invoer (paragraaf 6.3.7), passieve veredeling (paragraaf 6.3.8) en uitvoer (paragraaf 6.3.9).

6.3.2 In het vrije verkeer brengen

Het in het vrije verkeer brengen omvat de toepassing van de handelspolitieke maatregelen en het vervullen van de andere formaliteiten voor de invoer van goederen alsmede de toepassing van de wettelijk verschuldigde rechten.428 Niet-communautaire goederen die in het vrije verkeer worden gebracht verkrijgen door toepassing van de douaneregeling in het vrije verkeer brengen de douane-status van communautaire goederen.

Het in het vrije verkeer brengen is waar het bij het belastbare feit invoer van goederen en bij het ontstaan van een douaneschuld uiteindelijk allemaal om lijkt te gaan. Het plaatsvinden van het belastbare feit invoer van goederen en het ontstaan van een douaneschuld zijn namelijk sterk gekoppeld aan het in het vrije verkeer brengen van goederen.

Deze koppeling ligt overigens enigszins verscholen in de regelgeving. Uit art. 30 van de Btw-richtlijn volgt dat het belastbare feit invoer van goederen zich, afgezien van bij goederen die afkomstig zijn uit het vrije verkeer van een der-delandsgebied, alleen voordoet ten aanzien van goederen die (nog) niet in het vrije verkeer zijn. Er staat niet vermeld in de Btw-richtlijn dat goederen ten tijde van het belastbare feit invoer van goederen in het vrije verkeer komen.429 Voorts zij hier reeds opgemerkt dat het in het vrije verkeer brengen slechts in de omschrijving van één van de wijzen van het ontstaan van een douaneschuld voor komt. Bij het toepassen van de douaneregeling in het vrije verkeer brengen ontstaat op grond van art. 201 van het CDW een douaneschuld. Er zijn dus mogelijkheden waarbij een douaneschuld ontstaat die formeel niet lijkt te zijn gekoppeld aan het in het vrije verkeer brengen van goederen. Ik zal in para-graaf 15.7 en parapara-graaf 15.14 toelichten, dat indien op een andere methode dan op grond van art. 201 van het CDW een douaneschuld ontstaat, er btw-technisch en voor toepassing van de regelgeving op het gebied van het ontstaan van een douaneschuld, van moet worden uitgegaan, dat de ingevoerde goederen in het vrije verkeer zijn gekomen.

Bijzonder aan de douaneregeling brengen van goederen in het vrije verkeer is dat zij normaliter snel eindigt. Andere douaneregelingen, zoals douanevervoer en douane-entrepot zijn regelingen waarbij de goederen zich normaliter enige tijd onder zo’n regeling bevinden. Als een dergelijke regeling eindigt, gaat men normaliter “op zoek naar” een eenzelfde of een andere douanebestemming voor de goederen. Bij de regeling in het vrije verkeer brengen gaat het om het doen van aangifte voor het vrije verkeer en het betalen van de verschuldigde heffingen en daarmee eindigt dan gelijk de regeling.

6.3.3 Douanevervoer

Bij toepassing van de douaneregeling douanevervoer worden goederen onder deze douaneregeling van een kantoor van vertrek naar een kantoor van

aan-429. Hierbij geldt een uitzondering voor het optreden van het belastbare feit invoer van goederen bij de regeling tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van de rechten bij invoer. Zie paragraaf 15.9.3.7.

komst gebracht.430 De regeling moet in het kantoor van aankomst worden beëindigd, worden gezuiverd. Er bestaan bij douanevervoer de regeling van de toegelaten afzender431 en de regeling van de toegelaten geadresseerde. Indien men vergunning heeft voor de twee laatstvermelde regelingen, hoeven de goe-deren niet naar een kantoor van vertrek respectievelijk naar een kantoor van aankomst te worden gebracht, maar kunnen de goederen respectievelijk worden verzonden vanaf de locatie van de afzender of naar de locatie van de geadres-seerde. Er bestaat extern douanevervoer en intern douanevervoer. Extern doua-nevervoer wordt voornamelijk gebruikt bij het vervoer van niet-communautaire goederen. Intern douanevervoer ziet op het vervoer van communautaire goederen. Een van de vormen van extern douanevervoer respectievelijk intern douanever-voer is extern communautair douaneverdouanever-voer respectievelijk intern communautair douanevervoer. Ten aanzien van de zuivering van communautair douanevervoer wijs ik op de regeling in art. 366 van het UCDW. In art. 365 van het UCDW en later in art. 366 van het UCDW432 is sinds de inwerkingtreding van Verordening nr. 2787/2000433 opgenomen, dat de regeling communautair douanevervoer ook als beëindigd wordt beschouwd wanneer de aangever een douanedocument, of een door de douaneautoriteiten gewaarmerkte (foto)kopie daarvan, overlegt dat voldoende gegevens ter identificatie van de betrokken goederen bevat, en

430. De douaneregeling extern douanevervoer wordt evenals de douaneregeling douane-entrepot, de douaneregeling actieve veredeling in de vorm van het systeem inzake schorsing, de douaneregeling behandeling onder douanetoezicht en de douaneregeling tijdelijke invoer, in art. 84, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het CDW aangeduid als schorsingssysteem. De term schorsingssysteem wordt in het CDW niet gedefinieerd. Ik neem aan dat met de term schorsingssysteem wordt gedoeld op douaneregelingen waarbij nog geen douaneschuld ontstaat bij het plaatsen van de goederen onder deze regeling en zolang de douaneregeling conform de regelgeving wordt gevolgd. In het CDW is vastgelegd dat bij schorsingsregelingen zekerheid kan worden gesteld voor het ontstaan van een douaneschuld (art. 88 van het CDW). Het ontstaan van een douaneschuld wordt bij een schorsingsregeling als het ware geschorst. Kennelijk is er ook bij toepassing van de doua-neregeling tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van de rechten bij invoer sprake van een schorsingsregeling. Zoals ik behandel in paragraaf 15.9.3.7, wordt er bij de douaneregeling tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van de rechten bij invoer vanaf het plaatsen van goederen onder die regeling eens per maand 3% verschuldigd van het bedrag aan douanerechten die zouden zijn verschuldigd, indien de goederen op de datum van het feitelijke binnenbrengen in het doua-negebied in het vrije verkeer zouden zijn gebracht. Een bepaald bedrag aan douanerechten moet bij toepassing van die douaneregeling al worden betaald op het tijdstip dat de goederen onder de regeling worden geplaatst.

Het valt overigens op dat de term schorsingsregelingen alleen ziet op douaneregelingen. Ik merk op dat bij de andere douanebestemmingen dan plaatsing van goederen onder een douaneregeling, zoals bij wederuitvoer, ook nog geen douaneschuld ontstaat, zolang de douanebestemming conform de regelgeving wordt gevolgd.

431. Art. 398 van het UCDW.

432. Verordening (EG) nr. 1192/2008 van de Commissie van 17 november 2008 tot wijziging van Veror-dening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verorde-ning (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek, PbEG, 2008, L 329/1.

433. Verordening (EG) nr. 2787/2000 van de Commissie van 15 december 2000 tot wijziging van Veror-dening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verorde-ning (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek, PbEG, 2000, L 330/1.

waaruit blijkt dat deze goederen in een derde land een douanebestemming hebben gekregen.434

6.3.4 Stelsel van douane-entrepots

Onder het stelsel van douane-entrepots kunnen niet-communautaire goederen worden opgeslagen zonder dat rechten bij invoer worden verschuldigd.435 Bij het stelsel van douane-entrepot zijn twee rollen van belang. De entreposeur is de persoon aan wie vergunning is verleend het douane-entrepot te beheren. De entrepositaris is de persoon die is gehouden tot nakoming van de verplich-tingen die voortvloeien uit de aangifte tot plaatsing van de goederen onder het stelsel van douane-entrepots, of aan wie de rechten en verplichtingen van eerstgenoemde zijn overgedragen.436

De entreposeur dient ervoor te zorgen dat goederen tijdens hun verblijf in het douane-entrepot niet aan het douanetoezicht worden onttrokken, dat de ver-plichtingen worden nagekomen welke voortvloeien uit de opslag van goederen die zich onder het stelsel van douane-entrepots bevinden, en dat wordt voldaan aan de bijzondere voorwaarden die in de vergunning zijn vastgesteld.437 In afwijking hiervan kan worden bepaald dat de verplichtingen (met uitzondering