• No results found

door Job de Ruiter

In document Noblesse Oblige (pagina 142-145)

143

Christen Democratische Verkenningen | Winter 2006

b

o

e

k

e

n

antirevolutionaire politiek, en de door Kuy-per geleide calvinistische beweging ken-schetst als gevaarlijk voor de Nederlandse staat. Ook na zijn bekering en toetreding tot die beweging hield hij in vragen van prakti-sche politiek conservatieve trekken.

Centraal in die overgang staat een crisis in zijn nog jonge leven, een inwendig proces dat leidde tot een radicaal andere levens-houding, zowel in zijn persoonlijk leven als in zijn kijk op de samenleving. Anders dan Kuyper heeft Heemskerk over zijn bekering nooit bijzonderheden prijsgegeven. Die verandering leidde wel tot veel onbegrip in zijn omgeving, zo zelfs dat de vader van zijn geliefde Maria Hartsen enige jaren hun huwelijk tegenhield, omdat hij deze plotse-linge overgang niet vertrouwde. De auteur heeft deze episode zo belangrijk geacht, dat hij daarmee hoofdstuk 1 laat beginnen. Vanwege het belang ervan is dat wel te ver-dedigen, maar het doet wat vreemd aan dat het boek begint met de 24-jarige Heemskerk.

In het levensverhaal van Heemskerk lo-pen in bonte mengeling donkere en lichte zijden dooreen. In zijn persoonlijk leven allereerst. Zijn huwelijk met Maria Hartsen was een zegen die door haar dood op jonge leeftijd ruw werd verstoord. Het tweede hu-welijk, met Lydia de Zaremba, vermoedelijk in een opwelling gesloten, was het tegendeel daarvan. De opvoeding van de kinderen moest aan anderen worden overgelaten. Na zijn bekering ging hij voor wat betreft de geneugten des levens ascetisch leven, terwijl hij later leerde inzien dat dit te radicaal was geweest. Dat gaf weer ongenoegen met zijn partij- en geloofsgenoten.

Heemskerk droeg en draagt het niet uit te wissen stempel van vertegenwoordiger van het ‘jolig christendom’. In werkelijkheid was hij zeer ernstig in geloofszaken, maar hij liet dat niet merken in zijn opgewekte, aange-name omgangsvormen.

Ook zijn werkzame leven laat contras-ten zien. Een sober curriculum vitae van Heemskerk zou de indruk kunnen wekken van een stralende loopbaan, maar zo is het in werkelijkheid niet gegaan. Hij begon zijn loopbaan als advocaat in Amsterdam. Zijn praktijk is echter nooit goed van de grond gekomen. Soms zat hij moedeloos op een cliënt te wachten... Tot 1881 was zijn inkomen nog zo laag dat hij geen stemrecht had voor de gemeenteraad. Door Kuyper de partij binnengehaald was zijn entree allerminst glorieus. Eerst weigerde hij een aantal ma-len een kandidatuur voor de gemeenteraad en toen hij dan eindelijk daarin toestemde, werd zijn aarzelende houding ten aanzien van de aanvaarding van een zetel een regel-rechte vertoning. Eenmaal wethouder én lid van de Tweede Kamer kreeg hij uit de Tweede Kamer het verwijt dat hij teveel in de Amsterdamse raad was en vanuit de ge-meenteraad het omgekeerde. Toch bleef hij rustig doorgaan en steeg geleidelijk op de politieke ladder (wellicht ook omdat men-sen van zijn kaliber in de antirevolutionaire partij schaars waren).

Ook zijn afkomst bracht hem soms in conflict met anderen en met zichzelf... Aller-eerst met Kuyper. Deze voerde, het gaat nu om het derde kabinet-Heemskerk sr. in 1883, een keiharde oppositie en Heemskerk jr. kon die aanvallen op zijn vader niet verdragen. Hij liet dit Kuyper ook weten. Deze trok er zich, zoals hij bij kritiek gewend was, niets van aan.

Hier raak ik aan een punt dat wel als de grootste tragiek in het leven van Heemskerk moet worden beschouwd. Als herboren christen was hij in ernst de antirevolutio-naire beginselen toegedaan en hij verde-digde die als kamerlid en later als premier hartstochtelijk. Tegelijkertijd moest hij niet veel hebben van de dwingende, antitheti-sche wijze waarop Kuyper het Nederlandse

Job de Ruiter bespreekt

144

b

o

e

k

e

n

volk verdeelde. Maar Kuyper afvallen wilde hij niet. Hij bleef solidair aan de leider. Hij was, geheel overeenkomstig zijn karakter, een man van het overbruggen van tegenstel-lingen, van verzoening. Hij kwam daar ook rond voor uit, maar kwam toch in een over-duidelijke spagaat terecht doordat hij als premier inhoudelijk de politiek van Kuyper bleef verdedigen. Dat viel de politieke te-genstanders natuurlijk op. De verzoenende toon deed hen weldadig aan, maar hij werd wel indringend bevraagd of hij nu de man van de verzoening of van de antithese was. Wilde hij het op de antithese gestoelde be-leid van het kabinet-Kuyper voortzetten of waaide er werkelijk een nieuwe wind? Zelfs de woordkunstenaar Heemskerk kwam er niet helemaal uit.

Maar ondanks zijn trouw aan leider én beginsel raakte Heemskerk in een conflict met Kuyper, dat hem zijn hele verdere leven is blijven achtervolgen en dat hem diep heeft geraakt. Wie er meer over wil weten dan in dit boek wordt beschreven, zij verwezen naar het proefschrift van J. Voerman, Het conflict Kuyper-Heemskerk (1954). De oorzaak van het conflict lag in de verkiezingsneder-laag van 1905, tengevolge waarvan na het kabinet-Kuyper een liberaalconservatief kabinet-De Meester optrad. Toen dit in 1907 viel, kreeg Heemskerk van de koningin de formatieopdracht, waarop Kuyper had gerekend. Dit betekende toen al dat de rol van Kuyper in de nationale politiek was uit-gespeeld, maar hij was wel de laatste om die realiteit onder ogen te zien. Kon hij dan al met moeite berusten in het overnemen van de wacht door Heemskerk in 1907, voor de toekomst, namelijk als er weer verkiezin-gen waren geweest in 1909, wilde hij weer als premier terugkeren. Zijn poging dit bij voorbaat vast te leggen, stuitte evenwel op de vaste overtuiging van Heemskerk dat dit niet kon en niet mocht. Hij en eigenlijk de

hele top van de partij waren ervan overtuigd dat een ander leiderschap dan dat van Kuy-per noodzakelijk was. Ondanks diens po-gingen de pil zoveel mogelijk te vergulden, heeft Kuyper dit Heemskerk nooit vergeven, hem beschuldigend van het zoeken van zijn eigen belang.

Dit was voor Heemskerk onverdraag-lijk en het latere bericht van Idenburg aan Heemskerk dat Kuyper hem voor zijn dood nog had toevertrouwd dat hij er van over-tuigd was geraakt dat dit niet Heemskerks drijfveer was geweest, kon de pijn niet weg-nemen.

Heemskerk was een bijzonder aardige man, die nooit een tegenstander zou kwet-sen. Daarbij was hij een ongelooflijk handig debater en improvisator. Die laatste eigen-schap had hij ook wel nodig, omdat dossier-kennis, zacht uitgedrukt, niet zijn sterkste kant was. Met een sprankelend betoog kon hij kritiek neutraliseren op een wijze die zijn opponent sprakeloos maakte, door het gevoel mooi te zijn beantwoord en tegelijk geen antwoord te hebben gekregen, of zelfs voor de mal te zijn gehouden. Vele feilen werden hem door dat optreden vergeven en in goede gemoedsstemming kon hij dan weer verder besturen.

Bijzonder aan Heemskerk is dat hij tot op zo hoge leeftijd politiek en bestuurlijk actief is gebleven. In 1913, toen zijn premierschap tot een einde kwam na een forse verkiezings-nederlaag van de antirevolutionaire partij, verbleef hij enkele jaren in de luwte van de Raad van State. Enige jaren later (de auteur schrijft dan oneigenlijk over Heemskerks nadagen) kwam hij weer terug in de actieve politiek als minister van Justitie. Toen ook daaraan een eind kwam weer lid van de Tweede Kamer, fractievoorzitter van de ar-fractie (uit welke functie hij ruw werd ver-wijderd door Colijn), en toen weer gewoon lid tot zijn dood in 1932.

Job de Ruiter bespreekt

145

Christen Democratische Verkenningen | Winter 2006

In document Noblesse Oblige (pagina 142-145)