• No results found

door Jan Prij & Thijs Jansen

In document Noblesse Oblige (pagina 114-117)

115

Christen Democratische Verkenningen | Winter 2006 perverse vrucht van het individualistische denken. Leiderschap is altijd betrokken op een gemeenschap.

In die betrokkenheid op de gemeenschap zit een normatieve kern, die tegelijker-tijd ook een empirische antropologische constante verraadt. De eerste notie is niet dat mensen primair op zichzelf gericht of ‘geneigd zijn tot alle kwaad’ zijn. Het ge-schapen zijn naar Gods beeld staat voorop: er is een rolmodel, een bedoeling. Dat bete-kent in de katholieke visie op de menselijke persoon, die in dat opzicht geloof ik een slagje optimistischer in elkaar steekt dan de protestantse, dus ook dat er geen diepe en onoverbrugbare kloof is tussen hoe mensen bedoeld zijn en hoe mensen daadwerkelijk in elkaar zitten. Mensen kunnen aan dat ideaalbeeld beantwoorden, maar daarvoor hebben ze elkaar hard nodig.

De mens kent naast een diepgeworteld verlangen naar vrijheid, zelfcreatie en

zelf-verwerkelijking, ook een diepgeworteld ver-langen naar gemeenschap, verbondenheid en bescherming. Het is juist tegen de achter-grond van een samenleving waarin mensen zich beschermd en verbonden weten, dat individuele ontwikkeling eerst mogelijk is. De echte kiemen voor een duurzame sociale ordening, die ook nog eens innoveert, waar-in mensen het beste van zichzelf durven te geven, is een sociale orde waar mensen zich ook door die orde beschermd weten. Dat is geen nieuw inzicht. Dat is een oude wijs-heid die echter steeds opnieuw en in telkens nieuwe economische en sociale verhoudin-gen gestalte moet worden gegeven. Het is tekenend dat het kapitalisme écht is begon-nen in de katholieke Italiaanse stadssteden, waarin noties als verbinding, onderling vertrouwen, geloof in de toekomst en die van de verantwoordelijke persoon centraal stonden. In de christelijke traditie zijn de echte kiemen gelegd voor economische ont-wikkeling. De godsdiensteconoom Rodney Stark laat dat goed zien in zijn mooie boek The Victory of Reason. Hij toont ook aan dat Weber er met zijn these dat het kapitalisme pas door een meer op individuele verant-woordelijkheid gebaseerde protestantse ethiek echt van de grond kwam, flink naast zat. Die these bleek een misvatting: geloof in een gezamenlijke toekomst en onderlinge zorg, dát waren cruciale voorwaarden om een samenleving ook in economisch opzicht te moderniseren. Het is goed dat we dat, met het oog op de toekomstige ontwikke-ling van onze kenniseconomie, goed in het oog te houden, ook in Europees perspectief. Weber zat ernaast omdat hij niets van het katholicisme begreep en er al even weinig van moest hebben. Hij was antipaaps, zoals in zijn tijd bijna alle Duitse intellectuelen. Maar zijn these bekte goed en is daarom beroemd geworden, hoewel deze inmiddels meerdere malen is ontkracht.

Eenzijdig economisch ethos van huidige elite leidt tot verschraling

In gesprek met Wim van de Donk

f o t o : w r r , d e n h a a g

116

Vragen bij de kwaliteit van de bestuurlijke elite

Hoe kijkt u aan tegen het functioneren van de bestuurlijke elite in een tijdperk van ontzuiling?

van de donk Interessant is allereerst dat er niet zoiets heeft bestaan als dé katholieke zuil. Ook binnen die zuil waren er meerdere concurrerende elites en was er een enorme dynamiek. De standaardverhalen over de neergang van dé katholieke zuil komen hier-mee in een ander licht te staan. Dé katho-lieke zuil kwam niet zo zeer in de problemen door bedreigingen van buitenaf, maar door interne secularisering en de verschillen bin-nen de zuil die steeds meer naar buiten kwa-men. Zie daarvoor het inmiddels klassieke werk van Thurlings uit 1971, De wankele zuil. Nederlandse katholieken tussen assimilatie en pluralisme. Niet de ontzuiling, maar de ontzieling was het probleem.

Maar de gemeenschappelijke kwaliteit van de bestuurlijke elite ten tijde van de verzuiling lag precies in die betrokkenheid op de gemeenschap, in iets van wat ik maar verbonden of gedragen leiderschap noem. De meeste leiders van die zuil wisten zich in hoge mate in denken, doen en laten ver-bonden met het katholieke gedachtegoed en konden dat verbinden met en actualiseren in wisselende maatschappelijke contexten. De kern van het katholieke denken vinden we in de leer van het personalisme, zoals dat bijvoorbeeld door Jacques Maritain werd ontwikkeld. Op de katholieke universiteiten was dat personalisme wezenlijk aanwezig in de curricula waarmee de toenmalige elites werden opgeleid. Niet de eigen delijkheid, maar persoonlijke verantwoor-delijkheid staat daarbij centraal, waarbij de verantwoordelijkheid voor de gemeenschap dus onlosmakelijk verbonden is met de

ver-antwoordelijkheid voor het eigen leven. Dit betekende overigens ook erkenning van de verantwoordelijkheid om richting te wijzen, soms tegen de tijdgeest in. Ik denk aan Mar-ge Klompé, bisschop Bekkers en vele ande-ren. Het leverde een mooie paradox op: een accent op kritische verandering, dat wortelt in een krachtige traditie. Juist de katholieke traditie wist telkens traditie met vernieu-wing en modernisering te verbinden. Ik verwijs bijvoorbeeld naar het Welvaartsplan dat na de oorlog in Noord-Brabant werd ontwikkeld. Dezelfde grondtonen zijn trouwens dezer dagen te vinden in de wijze waarop in Brabant een balans tussen het economische, het sociale en het ecologische wordt gevonden.

Een dergelijke nadruk op verbondenheid en vernieuwingskracht zijn we, denk ik, een beetje kwijtgeraakt. Het zou in dat verband nuttig zijn om het katholieke denken weer wat meer systematisch en uitgebreid te onderwijzen op onze universiteiten. Veel van wat in de katholieke traditie aan opvat-tingen over wijs bestuur van de samenleving is te vinden (een traditie die teruggaat op de traditie van Thomas van Acquino en Augus-tinus) is nog zo verrassend actueel.

Maar we vergeten dat door onze chro-nocentristische houding: we denken soms dat alles in onze tijd voor het eerst gebeurt. Systematische reflectie op de traditie waar je vandaan komt, leert dat dit toch wel wat anders ligt. Om te weten waar je naar toe wilt, moet je weten waar je vandaan komt. Er schuilt veel wijsheid in de traditie. Je moet het waardevolle daarvan niet zomaar wegspoelen. Er bestaat niet voor niets het spreekwoord ‘Wie met de tijdgeest trouwt is snel weduwnaar’. Maar zo’n bezonnen houding past bepaald niet bij de manage-mentstijl van tegenwoordig. Besturen is in onze tijd veel te veel haastig en leeg manage-ment geworden. Ketens worden gekoppeld,

117

Christen Democratische Verkenningen | Winter 2006 maar soms komt het er echt meer op aan mensen met elkaar te verbinden. Er heerst een benadering waarin de nuttigheid en niet de normativiteit, de processen en niet de problemen, de modellen en niet de mensen, het controleren en niet het leren, de doelma-tigheid en niet de doelstellingen, de func-tionele rationaliteit en niet de substantiële rationaliteit het bestuurlijke ethos zijn gaan domineren.

Maar er is, geloof ik, wel sprake van een change in the weather. We komen nu weer in een tijd waarin we weer onder ogen dur-ven te zien dat politiekbestuurlijke elites ook in sociaal-culturele en normatieve zin richting moeten wijzen aan de samenleving. We lijken het taboe van de jaren zeventig en tachtig voorbij. Eindelijk! Een visie die de toekomst van de samenleving slechts weet te verbeelden als de doelmatige aggregatie

van louter individuele preferenties is eenzij-dig, en gaat uit van een halfzijdig verlamd mensbeeld. In mijn ogen domineert in de huidige elite een wat eenzijdig ethos, dat er-van uitgaat dat met een nadruk op economie en efficiency het verhaal over de toekomst van de samenleving wel is verteld. Daarmee wordt de leiderschapsopdracht teveel een opdracht voor managers, en verschraalt het publieke domein.

Gelukkig zijn er ook tegenbewegingen:

de klassieke zuilen, of wat daarvan over is, proberen zich, nu vermomd als netwerk, weer te herstellen. Identiteitsgebonden organisaties die door een technocratisch aangeblazen wind zijn grootgefuseerd, en daarmee hun ziel soms jaren kwijtraakten, vinden die allengs weer terug, omdat ze zien dat ze zonder bezieling in het publieke domein niets te zoeken hebben. Daarbij ontdekken ze overigens dat simpele tegen-stellingen tussen groot- en kleinschaligheid niet productief zijn, en dat die kunnen wor-den overwonnen door slimme vormen van verknoping en verbinding.

Welke andere oriëntaties zijn nodig? van de donk Een eerste heroriëntatie is nodig om voorbij te komen aan de misvat-ting dat het bij leiderschap uitsluitend om nationaal leiderschap zou gaan. Het gaat met Nederland niet goed als het met de wereld slecht gaat. We maken — meer dan doorgaans tot ons doordringt — deel uit van een wereldgemeenschap: als het daarmee niet goed gaat, kan het met ons ook niet goed gaan. Katholieken hebben daar, omdat ze zo expliciet deel uitmaken van een we-reldkerk, geloof ik, wat meer oog voor, zou-den dat althans moeten hebben. Zij hebben op grond daarvan ook twijfels bij het belang van een duidelijke Nederlandse identiteit en de nationale canon. Er is, vanuit katholiek perspectief, altijd sprake van een gedeelde en meervoudige identiteit. Je bent lid van de wereldkerk, deelgenoot van een wereldge-meenschap en Nederlander. Juist die ultra-montaanse oriëntatie is hier te lande altijd al verdacht gevonden. Je moet kiezen, we horen het ook dezer dagen weer. Een meer-voudige identiteit is een probleem. Ik zou zeggen: zoiets is onvermijdelijk, en vooral een belangrijke kans in onze samenleving. Alsof katholieken vazallen van Rome,

Een visie die de toekomst van

In document Noblesse Oblige (pagina 114-117)