• No results found

5. Conclusie & Discussie

5.1. Discussie en conclusies over de resultaten

Het doel van dit onderzoek was inzichtelijk te maken hoe de lerarenopleiding volgens beginnende leerkrachten bij kan dragen aan het voorbereiden van toekomstige leerkrachten op de school-organisatorische rol, waarbij niet alleen aandacht is voor de taken en verantwoordelijkheden op klasniveau. Daarbij aansluitend was het doel om een mogelijke relatie in kaart te brengen tussen de beroepsvoorbereiding van de lerarenopleiding en de neiging om het onderwijs te verlaten. De centrale onderzoeksvraag van het onderzoek was als volgt:

Hoe kan de beroepsvoorbereiding van de lerarenopleiding worden verbeterd om toekomstige leerkrachten beter voor te bereiden op hun school-organisatorische rol en socialisatieproces? De hoofdvraag is uiteengezet in vier deelvragen, die we op grond van de resultaten kunnen beantwoorden.

De eerste deelvraag was: ‘Hoe beoordelen beginnende leerkrachten, na het opdoen van ervaringen in de school als werkomgeving, de beroepsvoorbereiding wat betreft de leerkrachtcompetenties op mesoniveau ten opzichte van de leerkrachtcompetenties op microniveau?’ Op grond van indicaties uit de literatuur maar ook op grond van zwaartepunten in de nationale bekwaamheidseisen voor het leraarschap waar lerarenopleidingen zich op richten, werd verwacht dat beginnende leerkrachten zich over het algemeen minder goed voorbereid zouden voelen op de leerkrachtcompetenties op mesoniveau, in verhouding tot de leerkrachtcompetenties op microniveau. Uit de resultaten bleek deze verwachting te kloppen.

Beginnende leerkrachten beoordeelden de beroepsvoorbereiding op de leerkrachtcompetenties op microniveau (interpersoonlijk,- pedagogisch-, vakinhoudelijk/didactisch-, en organisatorisch) veel beter dan de beroepsvoorbereiding op de leerkrachtcompetenties op mesoniveau (competent in samenwerken met collega’s en samenwerken met de omgeving). Geconcludeerd kan worden dat beginnende leerkrachten zich over het algemeen voldoende voorbereid voelen op de leerkrachtcompetenties op microniveau, maar onvoldoende voorbereid voelen op de leerkrachtcompetenties op mesoniveau. Dit komt overeen met de literatuur waaruit blijkt dat de kernopgave kwalificatie en de leerkrachtcompetenties op microniveau, traditioneel gezien meer aandacht krijgen tijdens de beroepsvoorbereiding dan de leerkrachtcompetenties op mesoniveau (Geerdink et al., 2015; Van den Akker, 2003), met name nadat gesteld werd dat de beroepsgroep moest worden versterkt (Ministerie van OCW, 2011).

De tweede deelvraag was: ‘Hoe beoordelen beginnende leerkrachten, na het opdoen van ervaringen in de school als werkomgeving, de aangeboden kennis tijdens beroepsvoorbereiding over de school als organisatie?’ Verwacht werd dat beginnende leerkrachten de aangeboden kennis tijdens de beroepsvoorbereiding als onvoldoende zouden beoordelen, daar de aandacht tijdens de lerarenopleiding voornamelijk uit gaat naar het verwerven van kennis-, en vaardigheden op microniveau (Geerdink et al., 2015; Van den Akker, 2003; Onderwijscoöperatie, 2014). Ook aan deze verwachting werd voldaan.

Beginnende leerkrachten beoordeelden de aangeboden kennis omtrent alle school- organisatorische componenten onder het gemiddelde, waarbij de componenten ‘conflicten en belangen’, ‘functies binnen de schoolorganisatie’ en ‘leiderschap en management’ ver onder het gemiddelde werden beoordeeld. Hieruit kan geconcludeerd worden dat beginnende leerkrachten de aangeboden kennis tijdens de beroepsvoorbereiding omtrent school- organisatorische componenten onvoldoende en ontoereikend vinden. Met andere woorden: beginnende leerkrachten vinden dat zij veel te weinig kennis, inzichten en vaardigheden verwerven over school-organisatorische componenten tijdens de beroepsvoorbereiding. bovenstaande componenten.

Vervolgens werd leerkrachten gevraagd wat zij aan kennis hadden gemist over de verschillende componenten. Uit de analyses van de uitspraken van de beginnende leerkrachten kan met name worden geconcludeerd dat beginnende leerkrachten tijdens de lerarenopleiding beter voorbereid hadden willen worden op alle taken en verantwoordelijkheden die je als leerkracht maar ook als starter hebt, naast het lesgeven. Dit is in lijn met de literatuur waaruit blijkt dat veel beginnende leerkrachten een praktijkshock ervaren doordat zij hoofdzakelijk worden voorbereid op hun lesgevende taken en verantwoordelijkheden (Kelchtermans & Ballet, 2002a; Veenman, 1984; Kuzmic, 1994), waardoor hun organisatorische rol en taken onderbelicht blijft.

Daarnaast kunnen we concluderen dat beginnende leerkrachtent tijdens de beroepsvoorbereiding meer kennis hadden willen verwerven over gesprekstechnieken voor moeilijke gesprekken met zowel ouders, collega’s als directie. Naast kennis over gesprekstechnieken zouden beginnende leerkrachten ook graag vaardigheden aangeleerd-, en handvatten aangereikt krijgen om deze gesprekken te voeren, waarbij de beroepsvoorbereiding gelegenheid tot het veelvoudig oefenen van deze gesprekken zou moeten bieden.

Ook kan geconcludeerd worden dat beginnende leerkrachten meer kennis hadden willen verwerven over de omgang met meer ervaren (oudere) leerkrachten die weerstand bieden, waarbij je in conflict kunt opkomen voor jezelf en eigen belangen. De uitspraken van de beginnende leerkrachten zijn in lijn met de literatuur waaruit blijkt dat beginnende leerkrachten vaak hun eigen opvattingen en belangen aan de kant zetten om geaccepteerd te worden door collega’s (Liston, Whitcomb & Borko, 2006).

Als laatste kan geconcludeerd worden dat beginnende leerkrachten moeite hebben met de positiebepaling en de rol als starter in de organisatie. Leerkrachten gaven aan in de beroepsvoorbereiding meer kennis te willen verwerven over hoe je, je als starter in een organisatie profileert, een waardevolle bijdrage kunt leveren (aan bijvoorbeeld

schoolontwikkeling en verbetering) en hoe je nieuwe, actuele kennis, inzichten en vaardigheden (over goed onderwijs) kunt overdragen aan het team zonder overruled te worden door meer ervaren leerkrachten.

De derde deelvraag was: ‘In welke mate is de cultuur van een school bepalend voor de mate waarin beginnende leerkrachten zich voorbereid voelen in de zin van ‘meso-competent’ en het functioneren van de school als organisatie’? Verwacht werd dat de beoordeling van beroepsvoorbereiding van de leerkrachtcompetenties op mesoniveau en school- organisatorische componenten negatiever zou zijn wanneer leerkrachten in een ‘veteraan- georiënteerde cultuur’ zouden socialiseren. Deze verwachting bleek deels te kloppen. Geconcludeerd kan worden dat beginnende leerkrachten die aangeven hun school te typeren als een ‘veteraan-georiënteerde cultuur’, zich minder goed voorbereid voelen op de leerkrachtcompetentie ‘competent in het samenwerken met collega’s’, in verhouding tot leerkrachten in een professioneel geïntegreerde-, of starter-gerichte cultuur. Dit sluit aan bij de literatuur waaruit blijkt dat het socialiseren in een veteraan-georiënteerde cultuur voor beginnende leerkrachten moeilijker is, daar (oudere) collega’s niet goed te bereiken zijn en niet altijd open staan voor beginnende leerkrachten (Johnson, 2004; Gaikhorst et al., 2014). Het zou kunnen zijn dat een school met een veteraan-georiënteerde cultuur (veel) meer beroepsvoorbereiding van de leerkracht-in-opleiding tijdens de opleiding vergt dan een school met een professionele geïntegreerde-, en starter-gerichte cultuur, maar dat is aan de hand van dit onderzoek niet met zekerheid te zeggen.

De vierde deelvraag was: ‘Wat is de samenhang tussen de voorbereiding van de lerarenopleiding op de school-organisatorische rol en de uitstroom van beginnende leerkrachten in het onderwijs?’ Verwacht werd dat de mate waarin leerkrachten zich voorbereid voelden op de leerkrachtcompetenties op mesoniveau en school-organisatorische componenten een rol zou spelen in de neiging het onderwijs te willen verlaten. Deze verwachtingen werd in de resultaten deels bevestigd.

De beroepsvoorbereiding ten opzichte van de leerkrachtcompetenties op mesoniveau (samenwerken met collega’s en samenwerken met omgeving) waren beiden van invloed op de neiging het onderwijs te verlaten. Leerkrachten die aangaven als leerkracht te blijven werken voelden zich significant beter voorbereid op beide meso-leerkrachtcompetenties dan leerkrachten die het onderwijs wilden verlaten.

Van de school-organisatorische componenten was alleen de beroepsvoorbereiding op het component ‘collegialiteit’ van invloed op de neiging het onderwijs te verlaten. Ook hier beoordeelden leerkrachten die als leerkracht wilden blijven werken de aangeboden kennis op het component collegialiteit als significant beter dan leerkrachten die het onderwijs wilden verlaten. Deze bevindingen sluiten aan bij eerder onderzoek, waarin wordt gesteld dat positieve relaties met collega’s en kwalitatieve samenwerking bijdraagt aan het behoud van leerkrachten tijdens de inductiefase (Nasser-Abu Alhija & Fresko, 2010; Kelchtermans, 2006; Johnson, 2003, 2004).

Na bovenstaande vragen beantwoord te hebben kan de centrale onderzoeksvraag worden beantwoord, namelijk: ‘Hoe kan de beroepsvoorbereiding van de lerarenopleiding worden verbeterd om toekomstige leerkrachten beter voor te bereiden op hun school-organisatorische rol en socialisatieproces?

Om toekomstige leerkrachten beter voor te bereiden op hun school-organisatorische rol en tegelijkertijd socialisatie in de schoolorganisatie, zou ten minste meer aandacht uit moeten gaan naar de leerkrachtcompetenties op mesoniveau en component ‘collegialiteit’ in de beroepsvoorbereiding. Wanneer leerkrachten zich namelijk goed voorbereid voelen op deze competenties en component, zijn zij meer geneigd in het onderwijs te blijven werken.

De aangeboden kennis ten opzichte van de overige school-organisatorische componenten waren in dit onderzoek dan geen significante voorspeller voor de neiging het onderwijs te verlaten, toch zou aandacht voor de andere componenten tijdens de lerarenopleiding bij kunnen dragen in het verminderen van het ervaren van een praktijkshock. Zoals uit de literatuur bleek is de school als organisatie en de micropolitieke processen die daarbij horen wel degelijk onderdeel van het beroep van de leerkracht (Kelchtermans & Ballet, 2002; Richards et al., 2013; Richards, 2015). Aandacht voor de school als organisatie tijdens de opleiding zou in die zin de hiaat tussen opleiding en beroepsleven kunnen verkleinen door een minder geïdealiseerd beeld over het beroep te schetsen waarin niet alleen de taken en verantwoordelijkheden op klasniveau het alomvattende beroep vormen, maar ook de school als organisatie en de rol van de beginnende leerkracht als onderdeel van het beroep worden gezien.

Daarnaast zou er in de beroepsvoorbereiding van de lerarenopleiding meer aandacht worden besteed aan micropolitieke realiteiten van een school en de ontwikkeling van micropolitieke geletterdheid. Dit zou beginnende leerkrachten meer in staat kunnen stellen om op te komen voor zichzelf, hun belangen en het beschermen van deze belangen in bijvoorbeeld conflictsituaties (Kelchtermans & Ballet, 2002a). Ook zou dit bij kunnen dragen aan een meer zelfverzekerde positie van de beginnende leerkracht als starter, waarbij eigen belangen en opvattingen minder aan de kant worden geschoven, doordat leerkrachten in staat zijn deze te beschermen wanneer er conflict of weerstand zich voordoet.

Dit onderzoek heeft ten opzichte van eerder onderzoek voornamelijk opgeleverd aan welke aspecten er in de beroepsvoorbereiding van de lerarenopleiding meer aandacht moet worden besteed om een preventieve bijdrage te kunnen leveren aan een minder kritieke inductiefase voor- en meer behoud van beginnende leerkrachten in het basisonderwijs.