• No results found

Dienstbaarheid in de gemeente Maastricht: discursieve strategieën en praktijken

Hoofdstuk 6 Het discours ‘dienstbaarheid’

6.5 Dienstbaarheid in de gemeente Maastricht: discursieve strategieën en praktijken

Heersende ideeën en regelmatigheden in datgene wat gezegd wordt

De beleidsmedewerker (Afval en Schoon) van de gemeente Maastricht heeft Landschapsarchitectuur en Ruimtelijke Planning gestudeerd, met een focus op Ruimtelijke Planning en Planologie. De eerste

associatie met afval van de ambtenaar is “restafval, eigenlijk denk ik als allereerste gewoon aan mijn eigen prullenbak

in mijn huis, hier werken we met een restafvalzak. Die zak is mijn prullenbakzak”. De centrale gedachte achter

afvalinzameling is Diftar, ‘de vervuiler betaalt’. “En bij ons is in ieder geval in het nieuwe beleid heel belangrijk: de

balans tussen werkgelegenheid, service, kosten en milieu”. De gemeente Maastricht heeft bewust de ‘hoek’ lokale

werkgelegenheid toegevoegd aan de bestaande driehoek. De belangrijkste uitgangspunten van deze ‘vierhoek’ worden omschreven als: “persoonlijk zou ik kiezen voor milieu. Maar de gemeenteraad heeft service voorop

gezet. We werken met die balans tussen die vier, maar eerder is wel uitgesproken dat deze (wijzend naar service) heel belangrijk is".

Na het onderzoeken van het interviewtranscript op basis van argumentatieve discoursanalyse is een patroon ontdekt waarbij argumenten rondom service en burgers domineren. In het Afvalbeleid wordt ‘Afvalloos’ als het ultieme doel neergezet in een ‘oneliner’, maar om dit te bereiken wordt overwegend ingezet op serviceverlening en de burger. De argumenten en ideeën uit het interviewtranscript bevestigen deze positionering van het beleid en ook in de praktijk wordt dit zichtbaar, door middel van co-creatie met de burger en diverse pilots waarbij de burger de doorslag geeft. Dienstbaarheid is veertien maal als

belangrijkste uitgangspunt van het afvalbeleid neergezet, gevolgd door milieu (acht maal) en kosten (vijf maal). Dat de burgers en dienstverlening de rode draad vormen, daar is geen discussie over mogelijk. Enkele quotes:

“de gemeenteraad heeft service voorop gezet (…), er is uitgesproken door de gemeenteraad dat service heel belangrijk is (…), service is bij ons heel belangrijk, in pilots gaan we samen met de burgers kijken wat voor hen wenselijk is (…), juist omdat die service zo belangrijk is (…), De gemeenteraad is erg pro-burgerparticipatie (…), we zoeken naar mogelijkheden om beter

Barrières:

- Handhaving leidt ook tot een weerstand onder inwoners; - Mensen ervaren een verandering als zeer lastig;

- In Nederland is het verboden om belastingtechnisch een apart systeem naast elkaar te hanteren, terwijl dat wel een goede mogelijkheid zou zijn voor verschillende, grote en kleine wijken.

Kansen:

- Opstellen van optimalisatievoorstellen en de impact daarvan ter presentatie aan het bestuur; - Handhaven op afvalscheiding, door containers te controleren en hieraan een boete te

verbinden. Dit heeft vanaf 2014 een behoorlijk succes gekend. Zeker tien procent minder restafval;

- Creëren van maatwerk. Verschillende afvalsystemen naast elkaar leggen (voor verschillende wijken). Momenteel is dit verboden.

- Aanleggen van een containermanagementsysteem door het bechippen van containers. Dit geeft inzicht in de vraag wie, wat en waar aanbiedt;

- Communicatie werkt deels, maar het mensen fysiek dwingen (in de vorm van een

systeemverandering of middels handhaving) werkt naar mijn mening beter., dit is jarenlang ter sprake geweest in de media.

te presteren en om dat voor elkaar te krijgen vertellen we over de nut en noodzaak, communicatie (…), in een weging scoorden we als cijfer een zeven en een half als het gaat om dienstbaarheid (…).

“Samen met groepjes burgers gaan we eerst bespreken hoe vindt u het nu gaan, waar zit u aan te denken, welke verbeteringen ziet u en vervolgens wordt samen een methode bedacht. Die gaat de gemeente dan in de wijk testen en dan pas wordt er iets besloten. Naar mijn idee kunnen de burgers bijna niet meer invloed hebben dan dat”.

Typische beleidsvocabulaires waarmee het afvalbeleid momenteel vormgegeven wordt zijn ‘rode zakken’ voor restafval, ‘milieuperrons’, ‘burgerpilots’ en ‘co-creatie’. Het doel ‘afvalloos in 2030’ wordt ingezet door het betrekken van de burger en deze centraal te stellen. De ontdekte patronen in het transcript en in het beleid komen overeen met de centrale gedachte en het belangrijkste uitgangspunt van het afvalbeheer van de gemeente, dat ook gericht is op serviceverlening. Daarnaast is ook in de eerste associatie met het woord afval enigszins een mensgerichte insteek te ontdekken. De beleidsmedewerker benadert afval (als inwoner van de gemeente Maastricht) vanuit haar eigen situatie als burger en hoe ze dat ervaart.

Bovendien worden citaten ontdekt zoals: “dat is anders niet te doen voor de burger”. Dergelijke onbewuste motieven duiden tevens op een discours gericht op dienstbaarheid. Werkgelegenheid is toegevoegd als ‘vierde hoek’ aan de afvaldriehoek geambieerd door het Rijk. De gemeente Maastricht bevestigt dat het nadrukkelijk om lokale werkgelegenheid moet gaan. Ook dit heeft een zekere doorwerking richting de burger.

Diverse discourscoalities houden het huidige verhaal in stand. Ambtelijk en bestuurlijk is een pro-burger verhaal ontdekt waarbij afvalloos en klimaatneutraal het lange termijn doel is. De actoren die zich aan dit verhaal verbinden zijn niet alleen de gemeente zelf (middels ideeën en praktijken), maar ook de burger verbindt zich aan het verhaal. De dienstverlening scoort hoog en de burger staat open voor proeven en pilots. Twee marktpartijen (Attero en Swerpenziel) scheiden het afval nog na (Attero het restafval en Swerpenzien het pmd). Het Stadsbeheer van de gemeente is de inzamelaar van afval en voert het beleid uit. Daarmee houdt deze inzamelkant het discours tevens in stand.

Praktijken: voorgaande patronen in relatie tot hun sociale context

De gemeente Maastricht zamelt het afval in de gemeente zelf in (gemeentelijke dienst). Het Stadsbeheer voert dit uit. De gemeente maakt beleid dat wordt vertaald in werkafspraken die door het Stadsbeheer worden uitgevoerd. In de gemeente Maastricht is een haal- en brengsysteem voor het afval. De

brengsystemen bestaan uit 57 ‘milieuperrons’ in de wijken. Deze perrons bestaan uit zes containers, twee voor papier en karton, twee voor glas, waarvan één voor wit glas en één voor gekleurd glas en twee voor pmd. Twee naast elkaar vanwege het volume en het minder snel volraken van de containers. Het restafval en gft wordt bij de laagbouw tweewekelijks ingezameld huis-aan-huis en bij de hoogbouw elke week. Voor het restafval hanteert de gemeente Maastricht ‘rode zakken’. In de hoogbouw hebben de inwoners een minicontainertje. Daarnaast zijn er enkele ondergrondse containers bij appartementencomplexen die als uitzondering zijn meegenomen in het uitvoeringsbesluit van het afvalstoffenbesluit. De gemeeente Maastricht heeft vier milieuparken.

In april 2016 is het Beleidsplan Huishoudelijk Afval 2016-2020 vastgesteld. De gemeente Maastricht heeft voorafgaand aan dit plan al aangegeven dat zij afvalloos moet zijn in 2030. “De rode draad in het plan is

‘circulaire economie: een economisch systeem dat de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen centraal stelt en zo het afval minimaliseert”. Afvalloos is het doel. Hoe zij dit wil bereiken wordt voornamelijk beschreven als het

centraal stellen van de burger: Het halen van de doelstelling vereist ingrepen in inzamelsystemen en gedragsbeïnvloeding van de burgers. Via burgerparticipatie wordt gestreefd naar maatwerk. Verschillende pilots zijn opgestart waarbij burgers moeten meedenken over het verbeteren van de afvalinzameling almede deelnemen aan verschillende proeven. Het woord ‘co-creatie’ komt in dit beleidsplan uitdrukkelijk naar voren. Het interviewtranscript toont sterke overeenkomsten met het beleid. “Service is bij ons heel

belangrijk. In ons nieuwe beleid gaan we een aantal pilots draaien, waarbij we bij de burgers telkens gaan kijken wat voor hen wenselijk is”.

In de onderstaande tabel zie je dat het aantal kilo's restafval huis-aan-huis nagenoeg gelijk is gebleven aan het beginpunt (2001 en 2016). Dit is te verklaren omdat in 2000/2001 Diftar is ingevoerd. In 2001 had de gemeente Maastricht één van de laagste hoeveelheden restafval, maar het aantal kilo’s is anno 2016 niet minder geworden. Cijfers voor 2001 zijn niet bekend, waardoor de daling niet is vast te stellen die het effect van Diftar inzichtelijk zou kunnen maken. Een aanzienlijke daling is echter zeer aannemelijk en ook in het interview is naar voren gekomen dat de gemeente Maastricht in 2001 een ‘hele grote sprong’ heeft gemaakt. In tegenstelling tot het huishoudelijk afval is het grofvuil (tweede rij) gedaald van 72 kilo naar ruim veertien kilo. Dit heeft te maken met meer en efficiëntere milieuparken, waar het afval beter gescheiden wordt.

Tabel 6.5.1: Huishoudelijk afval (kg) per gemeente (Maastricht) per inwoner (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2017).

De eigen aangegeven barrières en kansen bij de gemeente Maastricht zijn: