• No results found

De despiritualisering van de ascese

5. Wat Sloterdijk wil en wat er aan scheelt

5.2 De despiritualisering van de ascese

Hoe de invoering van een alternatieve taal in zijn werk gaat kan het beste uitgelegd worden aan de hand van een voorbeeld. Als voorbeeld zal een begrip dienen dat centraal staat in de visie van Sloterdijk, en waarmee hij ontwikkeling aanduidt die een fundamenteel onderdeel is in zijn betoog, namelijk de ´despiritualisering van de ascese´.90 Deze ontwikkeling heeft zich volgens Sloterdijk in de laatste dertig jaar van de negentiende eeuw voltrokken, en vormt het sluitstuk van de Europese late renaissance. Sloterdijk hanteert een ongebruikelijke historische periodisering: de Italiaanse renaissance begint bij hem zoals gebruikelijk aan het begin van de vijftiende eeuw, maar hij laat hem tot in de twintigste eeuw doorlopen.91 Aan het einde van de negentiende eeuw kent de late renaissance volgens Sloterdijk een kritiek moment, wanneer ¨het proces van de postchristelijke culturele reconstructie¨, dat rond 1400 als filologische en artistieke renaissance begon, over gaat in

90 Sloterdijk, Je moet je leven veranderen 35, 222.

91 Er worden verschillende renaissances in de Europse geschiedenis erkent, zoals de Karolingische renaissance, de Ottoonse renaissance en de renaissance van de twaalfde eeuw. Sloterdijk doelt hier echter op de Italiaanse renaissance, die in de geschiedschrijving begint rond 1400, en verschillende fasen kent: vroegrenaissance, hoogrenaissance en late renaissance. Gewoonlijk laat men de laatste fase eindigen in de tweede helft van de zestiende eeuw.

zijn massaculturele fase.92 Het pregnantste voorbeeld van deze overgang vormt volgens Sloterdijk de sport. Met de terugkeer van de atleet als sleutelfiguur uit het antieke somatische ideaal is de despiritualisering van de ascese een feit.93 De atleet heeft de monnik vervangen als archetype asceet.94 De sportcultus die de laatste drie decennia van de negentiende eeuw ontstond, en na de eeuwwisseling opbloeide, zou het oefensysteem voor de daaropvolgende eeuw worden.

Willen we nu een antwoord hebben op de vraag hoe de invoering van een alternatieve taal in zijn werk gaat, en kijken we naar het bovenstaande voorbeeld, dan springt het antwoord op de vraag niet in het oog. Op het eerste gezicht lijkt de voorgaande alinea geen beschrijving te bevatten van een een invoering van een alternatieve taal. Uit het feit dat ´despiritualisering´ nog steeds het antoniem is van ´spiritualisering´, kan worden afgeleid dat aan de betekenis van ´spiritueel´ niets is veranderd. Ook aan de betekenis van ´ascese´ is eigenlijk niets veranderd, ookal is het woord in het dagelijks taalgebruik gereserveerd om religieus gemotiveerde, tuchtige onthouding mee aan te duiden. Sloterdijk doet met zijn ascesebegrip niet veel bijzonders, behalve teruggrijpen op de meest oorspronkelijke betekenis, namelijk ´oefening´.95 Dat er met de twee woorden niets gebeurt is opmerkelijk, omdat ´spiritueel´ en ´ascese´ nu juist twee woorden zijn die Sloterdijk expliciet heeft opgenomen in het rijtje woorden waarvoor volgens hemzelf een alternatieve taal moet worden ingevoerd.

De vraag waar we de alternatieve taal kunnen vinden die geïntroduceerd zou worden wordt hiermee des te prangender. Aangezien het antwoord niet te vinden is in de woorden die Sloterdijk vervangen wilde, moet het elders gezocht worden. Het einde van het citaat hierboven geeft een aanwijzing: volgens Sloterdijk is het zaak ¨het toneel negentig graden te draaien, zodat het religieuze, spirituele en ethische materiaal vanuit een andere, verhelderende hoek kan worden bekeken¨. Het concrete, het duidelijk zichtbare, behoudt zijn betekenis, maar moet vanuit een andere hoek worden bekeken: de ¨verzameling fenomenen die in het verleden met uitdrukkingen als ´spiritualiteit´, ´vroomheid´, ´moraal´, ´ethiek´, en ´ascese´ werden aangeduid¨ worden door Sloterdijk in een ander licht gezet. ´Spiritualiteit´, ´vroomheid´, en al die andere termen veranderen niet, en wat ze aanduiden verandert evenmin, maar datgene waarop ze gericht zijn of waaruit ze voortkomen verandert wel na de

92 Sloterdijk, Je moet je leven veranderen 35. 93 Ibidem 35.

94 Ibidem 35, 222.

95 Via Frans ascète ontleend aan Laatlatijn ascetes < Grieks askēt s: ḗ 'die zich serieus oefent in deugd', een afleiding

van Grieks áskēsis bij het werkwoord askeĩn: 'serieus oefenen, zich met ernst toeleggen op'. In het klassiek Grieks werd áskēsis gebruikt in verband met atletiek en oorlogsvoering. In de vroeg-christelijke tijd werd ascese

invoering van de ¨alternatieve taal¨.

Het is duidelijk dat Sloterdijk met de alternatieve taal die hij wil invoeren niet bedoelt een stel bestaande woorden te vervangen door andere. Het enige waar hij echter op kán doelen is het stel kernwoorden uit de analyse van het vorige hoofdstuk: ´oefensysteem´, ´oefenen´, ´antropotechnieken´, ´verticale spanning´. Niet ´ascese´ wordt van een nieuwe betekenis voorzien, maar datgene waar de ascese op gericht is wordt door Sloterdijk van een diepere betekenis voorzien. Dat geldt voor de monnik, die leeft in contemplatie, maar evengoed voor de atleet, die leeft volgens een streng dieet en dito trainingsprogramma. Voor beiden geldt dat het leven dat zij leven ascetisch kan worden genoemd. De betekenis van ascese wordt door Sloterdijk dan ook niet veranderd; wat echter wel van betekenis verandert is datgene waarop de ascese gericht is. Voor de monnik is dat de verdieping van de comtemplatie, in een leven dat geheel in het teken van God staat; voor de sporter is dat een leven dat erop gericht is beter te worden, tot grotere afstanden, grotere hoogten en kleinere eindtijden te komen. Voor hen lijkt dat zo, maar Sloterdijk laat ons zien dat zij eigenlijk werken aan het derde substraat van hun immuunsysteem, en dat zij zich op hun manier verhouden tot de verticale spanning – dit alles natuurlijk binnen het alomtegenwoordige oefensysteem.

We hebben gezien dat Sloterdijk zijn betoog begint door zich af te zetten tegen de idee van een terugkeer van de religie. We hebben ook gezien dat hij een dergelijke terugkeer uitsluit, omdat religie volgens hem niet bestaat; er bestaan volgens Sloterdijk alleen verkeerd begrepen oefensystemen. Uit het bovenstaande volgt echter dat Sloterdijk evengoed had kunnen betogen dat sport niet bestaat, of dat het oude wijn in nieuwe zakken is. Net als religie, kan ook sport geschaard worden onder wat Sloterdijk verkeerd begrepen oefensystemen noemt, en daarmee zijn het slechts accenten in een nooit onderbroken continuüm.96

In het citaat op pagina 36 stelt Sloterdijk onomwonden dat het hem erom te doen is een alternatieve taal in te voeren, die gepaard zal gaan met een nieuwe optiek. Daarmee suggereert hij een alternatieve taal aan te zullen bieden, maar eigenlijk neemt hij dezelfde woorden in hun oude betekenis gewoon over, zoals we zojuist gezien hebben met ´spiritualiteit´ en ´ascese´. Wat Sloterdijk doet is deze fenomenen plaatsen tegen de achtergrond van een achterliggende werkelijkheid. Dit is de werkelijkheid waarin religie een verkeerd begrepen oefensysteem is en waarin geloofsbeleving een van de antropotechnieken is waarmee de mens zijn immuunsysteem vervolmaakt. De inhoudelijke betekenis van de woorden als ´ascese´ en ´spiritualitiet´ verandert

weliswaar niet, maar de betekenissen van de fenomenen verandert wel door ze tegen de achtergrond te plaatsen van een diepere, achterliggende werkelijkheid – lees: door het toneel negentig graden te draaien, en de zaak vanuit een andere hoek te bekijken. Voor we kunnen concluderen welke betekenis de visie van Sloterdijk heeft voor de geschiedschrijving, moeten we eerst Sloterdijks eigen typering van zijn studie in consideratie moeten nemen: Sloterdijk karakteriseert zijn werk als een antropologische studie, en daarover zullen de laatste paragrafen van dit hoofdstuk gaan.