• No results found

Antropologie en de geschiedschrijving

5. Wat Sloterdijk wil en wat er aan scheelt

5.3 Antropologie en de geschiedschrijving

We hebben in het vorige hoofdstuk gezien dat de positie van Sloterdijk zich moeilijk verhoudt tot de gangbare antropologische opvattingen, omdat deze de religie als een vaststaand reëel gegeven accepteren, in tegenstelling tot Sloterdijk. We hebben ook gezien dat hij de antropologen een veeg uit de pan geeft, omdat ze de verticale spanning als kracht in het menselijk leven hebben genegeerd. Op zichzelf is er geen bezwaar om binnen de antropologie het bestaan van religie te ontkennen, omdat er altijd ruimte moet zijn voor nieuwe invalshoeken. Sloterdijk karakteriseert zijn werk als een ¨antropologische studie¨ en lijkt zijn werk dus te zien als opvulling van de lacune waar de antropologie zo lang van heeft weggekeken.97

´Antropologisch´ betekent betrekking hebbend of behorend tot de antropologie, dat op zijn beurt de leer van de menselijke leefwijze aanduidt. Zoals inmiddels duidelijk mag zijn is het inzicht waarmee Sloterdijk de mensheid verrijkt het inzicht dat de mens altijd en overal oefent, ten behoeve van het psycho-immunologische substraat van het menselijk immuunsysteem en in verhouding tot de verticale spanning. De antropologie behoort tot de gedragswetenschapen, en houdt zich met alle dimensies van de menselijkheid bezig. In het algemeen probeert het vak antwoord te geven op de vraag welke betekenissen verschillende cultrurele elementen hebben voor een collectief. De geschiedbeoefening heeft meer dan eens gebruik gemaakt van de methoden en resultaten van de antropologie. Ter illustratie zullen hier drie antropologen worden geïntroduceerd, wier onderzoeken hebben bijgedragen aan historisch onderzoek.

5.3.1 Marcel Mauss

Een vroeg voorbeeld van de antropologische wending in de geschiedschrijving komt uit de voormalige Sovjet Unie. De Russische mediëvist Aaron Gurevich was gespecialiseerd in Scandinavië en raakte geïnteresseerd in het concept van eigendom, zoals dat bestond in

middeleeuws Noorwegen en IJsland. Hier bestond een systeem dat gebaseerd was op een voortdurende overdracht van roerende goederen. Om hierin inzicht te krijgen ging Gurevich te rade bij de antropologie. Hij vergeleek de Scandinavische feesten waarmee de overdrachten vergezeld gingen met de zogenaamde potlatch van de indianen uit het noordwesten van Noord-Amerika. Antropoloog Marcel Mauss had onderzoek gedaan naar de potlatch van indianenstammen uit Brits Columbia. In deze niet op expansie gerichte samenlevingen was de potlatch een fenomeen met een economische functie. Het behelsde een feestelijke uitwisseling van goederen, die een leidden tot prestigeslagen tussen leiders: de ene leider probeerde de andere te vernederen door veel meer terug te geven dan hij had ontvangen, waardoor de tegenstander tot een nog grotere tegenprestatie verplicht was.

Gurevich heeft dankbaar gebruik gemaakt van Mauss´ observaties bij zijn analyse van schenkingen in middeleeuws Noorwegen en IJsland, met name ten aanzien van de verplichtingen waarmee het schenken en ontvangen omgeven was. Gurevich verklaarde hiermee het grote aantal verwijzingen naar het schenken in IJslandse saga´s, en het hielp hem conclusies te trekken over de betekenis van schenken en ontvangen in middeleeuws Scandinavië.98

5.3.2 Mary Douglas

Mary Douglas bracht de aandacht van historici op zich met haar studie naar reinheid: Purity and

danger: an analysis of concepts of pollution and taboo (1966). In het boek legt Douglas de

preoccupatie met reinheid bloot als een fundamenteel thema binnen elke samenleving. Wat echter de belangstelling van veel historici wekte was haar stelling dat de dichotomie ´rein - onrein´ een fundamenteel concept is, dat binnen elke samenleving functioneert als een maatstaf voor maatschappelijke ordening.

Voor historica Natalie Davies vormde deze gedachte het uitgangspunt in een artikel dat zij schreef over rellen in Frankrijk ten tijde van de godsdienstoorlogen in de zestiende eeuw. Vanuit een antropologische benadering analyseerde Davies het in die tijd voorkomende geweld binnen de gemeenschappen – het lynchen van katholieken door protestanten en andersom.99 Daarbij beschouwde ze de gewelddadige oprispingen als zeer intense voorbeelden van een een verder gebruikelijk fenomeen, waarbij deze oprispingen de ordenende functie hebben om de gemeenschap te verschonen van ketterij en bijgeloof.100

98 Peter Burke, What is cultural history? (2e druk, Cambridge en Malden 2005) 33, 34. 99 Burke, What is cultural history? 35.

5.3.3 Clifford Geertz

Gedurende de jaren zestig bracht antropoloog Clifford Geertz verschillende essays uit, waarin hij een heel ander cultuurbegrip hanteerde dan tot dien gebruikelijk was. Volgens zijn eigen definitie was het een historisch overgeleverd patroon van betekenissen in symbolische vorm, waarmee mensen zich weten te verhouden tot de wereld om hen heen.101 De manier waarop hij zijn vak bedreef was niet zozeer verklarend, maar vooral interpretatief en gericht op betekenis. Geertz gebruikte hierbij een methode die hij overnam van de hermeneutiek, in het bijzonder van de litiraire kritiek. Geertz beschouwde cultuur als ware het een tekst, die hij in staat was te ´lezen´, door mee te kijken over de schouder van een inboorling.102 Geertz noemde deze methode thick description. Een voorbeeld van zijn methode is zijn studie naar Balinese hanengevechten. Hierin beschouwde hij de hanengevechten als een drama, met allerlei elementen – de haan als symbool voor de man, weddenschappen, et cetera.

Deze methode is door meerdere cultuurhistorici overgenomen; een goed voorbeeld vormt de studie van Robert Darnton naar een schijnbaar onbeduidende gebeurtenis in een Parijse winkel in de jaren dertig van de achttiende eeuw. Een voortdurend kattengejank had hun ergernis gewekt, waarop de medewerkers van de winkel een kattenjacht hielden. De katten kwamen in een gespeeld proces terecht, waarna de katten werden opgehangen – dit alles tot groot plezier van de medewerkers. Darnton begint zijn analyse met de hilariteit die het gebeuren veroorzaakte, wat volgens hem al duidt op de kloof tussen hen toen, en ons nu. Om deze kloof te overbruggen plaatst hij de gebeurtenis in een serie van contexten, bijvoorbeeld in de context van arbeidsrelaties, de manier waarop er naar katten en naar geweld gekeken werd enzovoorts. Op deze manier ´leest´ Darnton de gebeurtenis en de context waarin die plaatshad als een sociaal drama, dat ons veel kan vertellen over de deelnemers en hun wereld.103

Overzien we de drie hierboven besproken voorbeelden van antropologische studies, waar historici gebruik van hebben gemaakt, dan zien we dat dit kan gebeuren op ten minste drie manieren. In het voorbeeld van Gurevich hebben we gezien dat hij de betekenis van een bekend fenomeen bij een specifieke groep uit het nabije verleden gebruikt om een onbegrepen fenomeen bij een specifieke groep uit een ver verleden mee te duiden. In het voorbeeld van Davies hebben we gezien dat zij religieus geweld een ordenende functie toekent, nadat de dichotomie ´rein - onrein´ door Douglas

(1973) 90.

101 Burke, What is cultural history? 36.

102 Frederick Barth e.a., One discipline, four ways: British, German, French and American anthropology (Chicago en Londen 2005) 288.

geïntroduceerd was als een maatstaf voor maatschappelijke ordening. Uit het laatste voorbeeld van Darnton blijkt dat historici bij hun onderzoek ook de antropologische methode kunnen overnemen. Toch lijkt hier een probleem zichtbaar te worden, omdat geen van de hierboven beschreven antropologische studies lijkt op die van Sloterdijk. In tegenstelling tot de hier beschreven studies geeft Sloterdijk in zijn boek een filosofische beschouwing op het menselijk wezen. We zullen in de volgende paragraaf zien dat dit Sloterdijks studie niet op voorhand diskwalificeert als een antropologische studie.