HANNEKEN-UIT, TRIJN
HANNEKEN-UIT
't Is nu bijkans drie uren,
De dageraad breekt aan; mijn taken zijn gedaan,
'k Ben hees en droog geschreeuwd, ik mag naar huis toe gaan 970
En slapen een goed gat in deze dag. Wa's dit? Het lijkt wel of een spook (God zegen ons) daar zit! Wat is het? - 't Is een mens. - Het is een vent die krijt Of is 't een hond die huilt? - Ik hoop dat hij niet bijt. Wat voor een beest ben ik! Het is een knaap die 'k zag. 975
Wat is er, vent? Kom spreek, of hedde geen ontzag? Wanneer een officier u aanspreekt, zwijgde dan? Hedde gij geen fatsoen? Gedraag u als een man. Zie daar eens, bij mijn ziel, het is een jonge knakker, Met een heel lief gezicht. Zeg, vriend, waar is uw makker? 980
Wat zitte hier alleen? Het lijkt mij een lakei Te zijn, of zoiets als een page of allebei, Van ene kale Don. Ik zie het aan zijn kleren: Aan zo'n livrei herkent men dat soort arme heren. Hedde uw geld verspeeld, met kous en schoenen toe? 985
TRIJN
Ja, 'k ben berooid en kaal, maar, vriend, ik weet niet hoe. Weet jij 't niet?
HANNEKEN-UIT
Wat een spraak! Zeg eens, wat is uw natie?
Laat zien, het was geen Spaans, dat heeft een ander gratie. 't Was ook geen Italiaans. Waarschijnlijk 't Luikse Waals! Een wonderlijke taal, dat valse koeterwaals.
990
Parlez, je parle à vous.
TRIJN
Ik wil niet meer ‘à vous-en’. Ik dank je voor je bier.
HANNEKEN-UIT
Hij zegt iets over kroezen, Als ik het goed begrijp. Het lijkt zo ongeveer Op Nederlands, maar op het Engels nog iets meer. Zou het een Staartman zijn? Sir, can you Engels spreken? 995
[naar editie]
TRIJNWat zeg je?
HANNEKEN-UIT
Dat is Diets, bij Gods heilige weken,
't Is Hollands, 'k had het wel gedacht. Zeg, goede man, Hoe kom je hier terecht? (Zoveel ken 'k er nog van.)
TRIJN
Ik heb een goede man, Klaas Gerritse bij name, Maar zelf ben ik dat niet. Zij die mijn kleren namen 1000
En me daarvoor dit plunje hingen aan mijn gat, Betoveren je oog.
HANNEKEN-UIT
Monsieur, hoe zegde dat?
TRIJN
Ik ben Monsieur noch man. Of mijn broek groen of geel is, Dat zegt helemaal niets, want ik ben Trijn Kernelis.
HANNEKEN-UIT
Wat zijde? 1005
TRIJN
Een man, zoals je zuster en je moer.
HANNEKEN-UIT
Een vrouwmens! Laat eens zien.
TRIJN
Ga weg, ik ben geen hoer; Zo eentje ben ik niet. - Ik zeg: laat me met vrede, Of ik zal j' op mijn dood onder mijn voeten treden. Wat is dat hier toch?
HANNEKEN-UIT
Ja, zijde zo boos van aard?
Dat kon ik toch niet weten, da' g' een vrouwmens waart. 1010
Ik mag toch zeker weleens naar die boezem gluren: Da's 't Antwerpen gewoon. Kom, wat een zotte kuren, Ik wil uw borst eens zien, dat staat een mens toch vrij?
TRIJN
Ga weg, jij malle gek, al is er niemand bij,
'k Wil niet. - Maar als je denkt dat ik hier sta te liegen, 1015
Kom, voel dan maar van buiten, 'k wil je niet bedriegen.
(Ze laat hem aan haar borst op haar wambuis voelen)
Waar lijkt dit 't meeste op, je vaars spul of je moers?
HANNEKEN-UIT
't Is, zo waar als ik leef, een vrouwke! Mes amours! Mijn lieveke, mijn kind, 'k wil u mijn lichaam lenen En uwe dienaar zijn.
1020
TRIJN
Ik vraag alleen je benen:
Leen me die voor een poos en help me hiervandaan, Eer dat de zon opkomt (ze lijkt al op te gaan). Het volk is naarstig hier, ze lopen vroeg ter kerke. En als men mij zou zien, de slimsten zouden 't merken, En dan kreeg ik een troep met jongens aan mijn staart. 1025
HANNEKEN-UIT
Zeg me, mijn harteke, waar dat ge gaarne waart;
'k Zal uwe leidsman zijn, al moest ik naar mijn dood gaan. Och arme, moete zo met die fraai voetjes bloot gaan? Is 't ver? Waar moete zijn?
TRIJN
'k Ken hier geen ene straat
't Is ergens bij een poort, ik weet niet waar die staat. 1030
[naar editie]
HANNEKEN-UIT Sint-Joris? Keizerspoort? TRIJN Nee. HANNEKEN-UIT Kipdorp? TRIJNGeen van alle.
HANNEKEN-UIT
Is 't aan de waterkant?
TRIJN
Dat 's klaar, sta niet te kallen!
Klaas Gerrits heet mijn man, en 't is een schipper, baas, Die ligt hier met ons schip; 't is een goed man, mijn Klaas, Als je hem kende.
1035
HANNEKEN-UIT
Zo. We zullen het wel vinden.
TRIJN
Ja, al is 't volop dag, ik wandel als een blinde. 'k Vertrouw je en ik hoop dat ik 't mij niet beklaag; Toch spijt het mij van al de moeite die 'k je vraag. Heb j' ook een vrouw?
HANNEKEN-UIT
Och ja, een heel galante moeier,
Fraai en bizar gekleed en met haar haar vol poeier. 1040
TRIJN
HANNEKEN-UIT
Da's hier zo de manier, 't Is hier al Jonkvrouw, hoog en laag.
TRIJN
Wel, was ze hier,
Dan gaf ik haar een les; nu zal ik jou die leren: Ziet ze er wat goed uit en draagt ze mooie kleren, Laat haar dan niet alleen door vreemde straten gaan. 1045
Maar hou haar in 't vizier. Want hoe 't mij is vergaan, Vertel dat maar aan haar: je ziet het voor je ogen. O beste klapperman, 'k ben schandelijk bedrogen! Hier woont een boos geslacht van vrouwvolk.
HANNEKEN-UIT
Da's wel waar.
Ik zou meer rust genieten, als het zo niet waar. 1050
Elk huiske heeft zijn kruiske.
TRIJN
Ja, dat 's 't ouwe spreekwoord
Maar als je hier of daar een klucht van deze week hoort, Of in de kranten leest, hou over mij je mond.
'k Wil zorgen dat mijn man dit nooit te weten komt. Dan weet jij het alleen. En één is geen, nietwaar. 1055
En als ik gauw vertrek en weer naar huis toe vaar, Dan is 't uit. Mag ik je vertrouwen?
HANNEKEN-UIT
Ja, dat mag.
Ik ben de klapperman bij nacht, en niet bij dag; Daar kunde staat op maken. Kind, als ik zou melden Al wat ik in de nacht gezien heb, ik vertelde 1060
Van hier tot Brussel en dan kwam 'k er nog niet door: Maar 'k klap alleen maar 's nachts, daar krijg ik gage voor.
[naar editie]
TRIJN'k Krijg blaren op mijn voet; ik kan bijna niet meer.
HANNEKEN-UIT
Dat dacht ik al. Courage!
TRIJN
Is het nog ver, meneer?
HANNEKEN-UIT
Nee, nog een boogscheut ver, een honderd passen. Zie, 1065
Daar ziede reeds van ver de masten. Wete niet Hoe dat uw vlag is?
TRIJN
Ja, ik zal die wel herkennen:
Daar ligt ons schip. Goddank, dat we tot hier al bennen. Nou, goeie dag, meneer, en grote, grote dank.
HANNEKEN-UIT
't Is graag gedaan, mijn kind. Maar hedde nu een plank 1070
Om hier aan boord te gaan?
TRIJN
Ik kan er zo op stappen,
De schippersvrouwen doen het zonder plank of trappen. Adieu.
HANNEKEN-UIT
'k Wens u goei rust!