• No results found

De woning van den doekoen lag op een kleine. vlakke ruimte. Alle oneffenheden. alle voorwerpen, die het erf rom-melig konden doen schijnen. waren opgeruimd.

Iets dergelijks had men al meer aangetroffen. vooral bij alleenstaande hutten. Dit moest niet verklaard worden uit de zin voor netheid van den inlander, maar veeleer uit een oog-punt van veiligheid. Daardoor kreeg het veel voorkomend ongedierte, waaronder zelfs slangen, geen gelegenheid zich schuil te houden, om later heel stil de woning binnen te sluipen.

Toen het drietal het lage huisje naderde, was er van den tovenaar niets te bemerken. Zou hij niet thuis zijn? Zou men hem misschien toch nog hier of daar te hulp hebben geroe-pen en zou hij meegegaan zijn? Dr. Stafford wist welk een grote rol een doekoen speelde in 't leven van den Javaan:

medicijnmeester, waarzegger, raadsman, droomuitlegger.

Inderdaad hadden die luitjes een uitgebreide kennis van geneeskrachtige kruiden, maar voor 't overige was al hun doen en laten toch maar poespas.

Ja. voor een blanke, maar voor 'n inlander neemt zo'n hocus-pocusmens met het dessahoofd en den priester een eerste plaats in.

Voor de hut was een veranda. Djawa ging op verzoek van Dr. Stafford voorop, tikte tegen de lage deur en stiet die toen open. Binnen was 't duister. Dit liet zich heel goed ver-klaren, daar de deuropening de enige plaats was waarlangs het daglicht binnen kon dringen.

Wat rook 't onfris. 't Leek wel een brandlucht. De doekoen

blijven. De man leek een zonderling, zoals-ie daar zwijgend.

haast met een grijnslach om de lippen voor hen zat. Maar neen, er scheen beweging in 'm te komen. Z'n handen ont-vouwden zich, z'n ogen gingen iets verder open.

"Ik heb al zoveel van die mensen bij me gehad. Vooral.

toen ik nog in de dessa woonde". begon de oude man het gesprek. ,,'t Waren mee t toeristen of schilders, die mij veelal een bezoek brachten, omdat ze dachten, dat ik be-hoorde tot de bezienswaardigheden van de streek. Waarom!

Ik ben een doekoen en dan, ik ben oud, heel oud; haast hon-derd jaar. Ik ben dat moe geworden en trok me terug uit de dessa. Een enkele keer weet men mij toch te vinden . . . zoals nu."

"Ja maar", haastte Dr. tafford zich, ..wij zijn niet om die reden hier gekomen. Laat ik U vertellen, dat wij werkelijk alleen met wetenschappelijke doeleinden naar Java gekomen zijn. Ons doel is de Boroboedoer te bestuderen. Wij zijn enkele weken geleden uit Brits-Indië naar hier gekomen en ik verzeker U, dat we al met vele moeilijkheden hebben te kampen gehad."

Een gebaar van den doekoen deed den professor zwijgen.

"U behoeft me dit alles niet te vertellen. In mijn lange leven heb ik al met zovele mensen te doen gehad. Ik heb al lang gezien, dat gij beiden geen luitje zijt, die enkel en alleen uit nieuwsgierigheid hier bij mij aankomen. De gehele uitdruk-king van uw gelaat", en bij deze woorden wees de doekoen op Dr. StaHord, "en uw houding wijzen mij uit, dat ik met ernstige mensen te doen heb."

John dacht: "Zou dat waar zijn, of kwam hier de "doekoen"

even om de hoek gluren?"

..Als U meent", vervolgde de grijsaard, "dat ik een Hindoe had zeker een rookvuurtje aangelegd om de muskieten te

verjagen.

.. Hola. is er niemand hiert· riep John de hut binnen.

Een zacht kraken van hout verried, dat er iemand zich ver-hief van de baleh-baleh. Gelukkig, hij was dus thuis!

"Ja. ik kom", zei een oude stem vanuit het donker.

Enige ogenblikken daarna verscheen 'n tamelijk lange inlander in de deuropening.

Wat was-ie oud en mager.

Z'n haar was lang en grijs, z'n aangezicht hoekig. Lange rimpels tekenden het voorhoofd. De ogen waren haast toe-geknepen. 'n Diepe plooi liep aan weerszijden van de neuS tot bijna bij de kin, De lippen leken op elkander geklemd en

waren dun. .

Hij droeg een kort broekje. dat hem veel te wijd wes. Voor 't overige waren lichaam, armen en benen onbedekt.

Met een gebaar werd 't drietal uitgenodigd zich neer te zetten op de bamboevloer van de veranda. Daarna nam de doekoen zelf plaats; de benen als een Boeddha over elkaar gekruist, dicht naar zich opgetrokken.

"U neemt 't ons toch niet kwalijk", begon professor StaHord. "dat wij U gestoord hebben in uw rust?"

De Doekoen keek de bezoekers eens aan en zei geen woord.

"U moet weten", bracht John in 't midden, dat wij een oudheidkundige studiereis aan 't maken zijn. We hoorden van uw grote kennis van deze streek en zijn historische en godsdienstige bijzonderheden, daarom hebben we 't ge·

waagd . . . ."

De doekoen nam het drietal eens goed op. Zei wéér niet en schudde toen het hoofd.

Zouden ze toch beter gedaan hebben hier maar weg tI'

Weer later kwam nog een andere leer, die van Mo·

hammed ... ,

Er was in die tijd onrust in het land. De vorsten, die deze eilanden bestuurden, beoorloogden elkaar. De leenmannen werden hun ontrouw en waren volgelingen van Mohammed geworden.

Overal werden de Hindoe's verjaagd en vaak gedwongen tot de Islam over te gaan. Gedwongen . . . .

Toen kwam 't Christendom. Dat kwam niet met geweld.

maar met liefde .. , Maar zijn weg is lang ... omdat het de weg is van het geduld .. ..

Geduld .... en liefde , , .. liefde .... en geduld."

Toen zweeg de doekoen, Hij staarde voor zich uit naar de verte, . , ,

Hij zei niets meer '"

of een Mohammedaan ben, dan vergist u zich. Vroeger ben ik dit wel geweest, maar m'n overpeinzingen en erva-ringen hebben me geleerd. dat deze godsdiensten onmogelijk de ware kunnen zijn. Boeddha meende, dat de mens 't geluk in zichzelf zou kunnen vinden. Dat gaat niet. De mens moet zijn geluk vinden in 't dienen van een God."

Zoiets hadden Dr. Stafford en John hier niet verwacht.

Inderdaad een bijzondere figuur, waarmee ze nu kennis maakten.

John vroeg: "Van welke godsdienst is U dan een belijder?"

..Eigenlijk voel ik 't meest voor 't Christendom. Ik praat vee! met een pater uit Moentilan."

..Met de godsdienst hier is het maar treurig., Allerlei rich-tingen zijn er geweest en van alles is er wat blijven hangen.

Er is geen aanhanger van de zuivere leer van Brahma of Boeddha of Mohammed hier in ons land. De Javaan is Christen of hij heeft een mengelmoes van drie, vier leren tot zijn godsdienst gemaakt. .. Hij noemt zich dan Mohammedaan.

In overoude tijden kwamen hier lieden uit Achter-Indië.

Ze brachten ons de rijst en de karbouw, maar óók hun gods-dienst, die leerde, dat mensen, dieren, planten en dode dingen een ziel bezaten ....

Later kwamen de Hindoe's uit Vóór-Indië. Ze werden aan, gelokt door de vruchtbaarheid van ons land. Veel beschaaf.

der waren ze dan onze voorouders. Ze konden lezen en schrijven. Hun komst is in veel opzichten gelukkig geweest.

De landbouw, de veeteelt, de nijverheid gingen vooruit.

Hun godsdienst werd door vele bewoners van deze landen overgenomen. De leer van Brahma is niet in de oorspronke-lijke vorm' naar hier gekomen. maar zoals ze door Boeddha gewijzigd was,

rugzak, waarin enkele toestellen zaten opgeborgen, benevens een paar flessen slappe thee,

Hoe meer ze 't doel van de tocht van deze morgen nader-den, hoe meer de bodem opliep. tot ze na een poos. plotseling haast, in de verte de grote, massale. donkere klomp van de Boroboedoer zich zagen aftekenen tegen de strakke blauwe lucht.

"Daar is-ie", zeiden de professor en John haast tegelijk.

"Als je er van hieruit tegenaan kijkt. zou je niet zeggen. dat

't zo'n kostbare herinnering is aan de kunst- en godsdienstzin der Boeddha-vereerders van zoveel eeuwen terug."

"Ja, uit de verte", ging John voort. ..lijkt 't een bovenstuk van een bal met middenop 'n verhevenheid."

Hoe dichter ze het kolossale monument naderden, hoe meer de rand. die in de verte bijna strak leek. zich uitrafelde. Het srootste gedeelte van de bovenkant was bezet met punten, kleine zuiltjes, die elk weer bovenop een soort vingerhoed leken te staan.

In 't midden stond schijncaar een koepel met als topstuk en zuil. die bijna in een punt eindigde,

..Zie je. dat er zich hier en daar lichtere vlekken op afteke-nen?", vroeg Dr. Stafford.

..Wat een gevaarte lijkt me dat. U moet die palmen daar-naast zien,"

..Ja, John, 't is het grootste Boeddhistische heiligdom, dat in Nederl nds-Indië voorkomt. Het heeft een omtrek van irca 500 Dl. en het is bijna 50 Dl. hoog. Die verhevenheid, daar middenop. is een koepel met een middellijn van plus minus 1701,"

"Wat een werk zal men daaraan gehad hebben, want in de tijd, toen men het bouwde, beschikte men natuurlijk bij DE BOROBOEDOER

De ondervinding had onze reizigers reeds lang geleerd. dat ze het vruchtbaarst hun werk konden verrichten in de tropen, als ze dit deden in de voormiddag.

Dat wil zeggen. minstens een paar uur vóór de zon haar hoogste stand had bereikt.

Ze hadden zich in menig opzicht in acht te nemen, want in Indië was de kans001 ziek te worden groter dan in hun land.

Malaria, typhus, cholera, beri-beri!

't Was om te rillen, als ze er aan dachten.

In de moerassige streken. die ze doortrokken, hadden ze al héél goede voorzorgen moeten nemen. Immers daar ontwik-kelden zich zeer veel schadelijke gassen. miasmen, en er kwam veel malaria voor, Opvallend was ·t. dat de blanken vaak deze streken als woonplaats ontweken.

Twee zaken, die van groot belang zijn voor de gezond-heid. onverschillig waar men woont. hadden ze goed in acht genomen. In de eerste plaats hadden ze gezorgd voor reinheid en verder voor matigheid in spijs en drank,

Tegen de zon konden ze zich wapenen, door zich op 't heetst van de dag voor haar te verbergen.

Zo waren Dr. Stafford en John dus vroeg in de morgen op weg getogen.

Vanuit Djogjokarta waren ze met de tram weer tot Moen-tilan gereden en vandaar opgetrokken naar het Diëng-plateau.

't Was tamelijk koel. Dat was te zeggen. voor deze streken.

Stevig stapte het tweetal voort; achter zich Djawa met de

lange nog niet over de technische hulpmiddelen. welke wij kennen."

..Hoe ze 't voor elkander gekregen hebben, zal voor ons wel een vraag blijven. maar 't allervoornaamste is, dat het er staat."

"Van de Romeinen", luchtte John zijn kennis. "is 't bekend, hoe ze hun paleizen en tempels opbouwden. Dat waren ook stukken steen! Ze vulden telkens de afgebouwde ruimte met zand op en kregen zó weer een platform. waarop 't gemak-kelijk voortbouwen was. Zou dat hier ook misschien zo ge~

gaan zijn?"

..Ik durf 't niet te zeggen", antwoordde de professor. "Maar vast staat, dat het geheel van binnen niet hol is. Het is ge~

bouwd op en om de top van een heuvel."

Al pratende waren onze vrienden dichter het bouwwerk genaderd en was de omtrek ervan steeds scherper geworden.

Het geheel scheen een reusachtige, bewerkte pyramide, be-zaaid met nissen, beelden en beeldhouwwerk.

De beide heren raakten er geweldig van onder de indruk en stonden in zwijgende bewondering.

Hoe lang stond het hier al?

Ongeveer 1100 jaar geleden was men met de bouw ervan begonnen.

..Een tempel was 't niet". dacht John. "want 't was om een heuvel gebouwd. Men kon er dus niet in, En toch kon men er op .of liever er langs. over gaanderijen,"

Zoals hij gelezen had in een van zijn boeken was 't opge~

bouwd uit lavasteen en bestond het uit negen omgangen.

waarvan er zes een vierkante grondvorm en drie. de boven~

ste. een ronde vorm hadden.

Op de buitenmuren boven de terrassen zouden zich in de

... klimmen tot de volgende omgang ...

gezamenlijke nissen meer dun 400 Boeddhabeelden moeten beyinden.

En dan te denken. dat dit bouwwerk nog slechts een onder-deel was van een verbazend groot opgezet geheel. waarvan de plannen erloren zijn gegaan. maai' de reeds begonnen funderingen nog aanwezig zijn.

Midden in zijn overpeizingen verbrak Dr. Stafford de stilte. die zich van hen meester dreigde te maken .

..We zullen er toch aan moeten denken onze tocht langs de omgangen te beginnen. Als ik me niet vergis (hier bla-derde de professor in enkele papieren, die hij uit zijn zak had opgediept). moeten we aan cle Oostzijde beginnen."

Hij keek even op zijn horloge. toen naar de zon. die al een aardig stukje omhoog was geklommen .

.. Dus langs hier moeten we naar boven."

Voor hen uit verhief zich een schijnbaar uit een stuk be-staande trap. die rechtstreeks naar de bovenste stoepa voerde.

John keek eens naar boven.

.. ou. 't wordt een hele klim!"

.. Dat is de bedoeling niet". lichtte Dr. Stafford toe. "we moeten klimmen tot de eerste omgang. dan gaan we die hele-maal rond. Ver algen k.limmen we tot de twee e omloop en gaan weer rond. We moeten clit net zo dikwijls doen. tot 't niet meer kan en dan zijn we op de top van het monument aangekomen. "

.. Maar is dit bepaald noodzakelijk. dat we het zo doen?"

vroeg John .

..Zeer zeker". zei de professor.

..We zullen zo dadelijk zien. dat links en rechts in de wan-den van de gaanderijen beeldhouwwerk is aangebracht. dat bij nauwlettende beschouwing. ja, wat zal ik zeggen. zo goed

als het gehele leven van Boeddha uitbeeldt. Ik weet het niet precies. maar ik meen. dat er een 14 à 1500 van die taferelen zijn aangebracht."

"Zijn die groepen willekeurige grepen uit het leven van Boeddha?" informeerde John .

..Neen. neen, er zit een zekere groei. 'n zekere voortgang in. In hoofdzaak is het zijn gang naar het geluk, naar de vol-maaktheid." .

"Dat wil natuurlijk zeggen", viel John Or .Stafford in de rede, "volgens de mening van Boeddha en zijn aanhangers."

"Natuurlijk."

"Het is hier een mooie hoek. om even een foto te maken."

"Kom eens hier, Ojawa''', riep John, "en geef me de rug-zak eens aan."

Gewillig was de knecht-gids opgestaan uit het beschaduwde plekje van 'n uitspringend muurgedeelte. Hij vond 't wel fijn, na die flinke wandeling eens lekker te kunnen rusten. En wat die heren deden, daar begreep hij toch niets van.

T oen hij de haak van een der schouderriemen had losge-gespt, gleed de zak van zijn rug naar beneden. Met een han-dige greep bracht hij hem naar voren en bood hem toen John aan. In een-twee-drie had deze de veter losgeknoopt en haalde 'n kleine camera te voorschijn.

Even confereerde John met Or, Stafford, of Ojawa mis-schien beneden kon blijven. De aantekenpapieren, 't foto-toestel en de kijkers hadden ze nu bij zich. Meer was er voorlopig niet nodig.

De uitslag was, dat de gids beneden op de rugzak zou passen.

Daar gingen de beide heren, achter elkaar lopend, de eerste trap op van de ..tempel",

Toen ze op de eerste galerij waren aangekomen. bleek het.

dat de gangen aan de buitenzijde door muren waren afge-sloten. De binnenmuur van de omgang was hoger. Op zijn beurt was deze weer buitenmuur van een daarboven gelegen galerij. Het hoge deel was bedekt met tweeërlei versieringen.

... het hoge deel was bedekt met tweeërlei versieringen ...

het lage bezat maar één reeks beeldhouwwerk. Men kon zien, dat 't oud was. Weer en wind hadden het oorspronkelijk vlakke der beeldengroepen op verschillende plaatsen danig afgeschilferd en verbrokkeld.

Aandachtig bestudeerde de professor de reliefs. Af en toe raakte hij ze aan.

"Zeg. John. wat denk jij er van? Kom 'ns hier!"

leek het. of hier en daar stukjes harde kalk aan de blokken vastzaten.

,,'t Schijnt me toe, dat de bouwers 'n zeker bindmiddel heb-ben gebruikt, om de onderdelen aan elkaar te zetten. Voor een groot deel moet dit in de loop der tijden vergaan en ver-weerd zijn,"

,.Ik geloof inderdaad. dat ti een ontdekking gedaan hebt.

Die oude heren zouden dus gemetseld hebben. Voor onze studie is dit wel niet van belang, maar wel1icht heeft Dr. Tsji Loeng Wang er iets aan. Zullen we 't even vast leggen op de gevoelige plaat? Het licht valt hier juist mooi."

Terwijl de professor een aantekening van de vondst maakte.

telde John zijn toestel in. Een zacht klikje verried, dat de foto genomen was.

Weer drentelden de beide reisgenoten verder.

Het bovenstuk van de binnenmuur was prachtig versierd.

"Dit deel moest vanaf de voet van het bouwwerk goed te zien zijn", meende John.

Er waren verschillende nissen in; elk bevatte een groot beeld 'van Boeddha.

Hoe eenvoudig waren ze. En toch mooi. Vooral de rust sprak er uit. Het moesten grootmeesters in de beeldhouw-kunst geweest zijn, die Javaan e voorvaderen.

De camera deed goed dienst. De professor zei geen woord.

't Leek wel, of hij aan het mediteren was geslagen. Af en toe stond-ie stil, liep iets achteruit, dan weer vooruit tot dicht bij leen relief en streek er met de vingers langs.

Op één plaats bleef hij tamelijk lang staan. Het viel Joh!' 'zelfs op en daarom was hij óók eens gaan kijken.

"Heeft U wéér een ontdekking gedaan?", durfde de jong~

reiziger zijn leermeester te storen.

_ op verschillende plaalsen zalen die vrij ver uil elkander.

.. Heeft U iets bijzonders gevonden, professor?"

..lets bijzonders en iets bijzonders is twee. Ik zit hier met een moeilijkheid. Mijn aantekeningen, die ik :huis maakte.

zeggen me, dat ne steneil los op elkander gezet zijn, maar hier vind ik iets, wat me die bewer:ng in twijfel doet trekken,"

Samen stonden r.le beide heren voorovergebogen en tuurden tussen de blokken beeldhouwwerk. Op versch:Jl::nde plaatsen z ten die vrij ver u;t elkander. Bij goed toezien in de ruimte:l

"Zie je daar niets bijzonders? Kijk. hier ongeveer; in dit gedeelte."

John keek. liep eens naar links, dan weer naar rechts, maar kon niets bijzonders bemerken.

"Kunt U me misschien een paar nadere aanwijzingen ge ven, mogelijk zie ik 't dan ook?"

Dr. Stafford ging op de grond zitten, terwijl z'n metgezt'1 diep vooroverboog .

."Let eens op", begon de professor.

"Zie je deze liggende figuur? Die rust met het hoofd op dit stuk steen. Dáár zit het geval."

"Ja, dat zie ik, maar dat deel hoort hier niet in, zou ik zeggen. Het is een vreemd brokstuk. Als ik goed zie, staan er letters of iets dergelijks ingegrifd."

"Nou ben je er achter", verheugde de professor zich.

"Die steen is er zeker ingezet bij de restauratie van dt' Boroboedoer."

"Best mogelijk. Wat zou het voor schrift zijn?"

"Dat weet ik niet, maar daar kunnen we wel achter komen.

als we er een foto van opzenden naar Japan. Morgen moet ik toch aan Dr. Tsji Loeng Wang schrijven. Kan er dan al

als we er een foto van opzenden naar Japan. Morgen moet ik toch aan Dr. Tsji Loeng Wang schrijven. Kan er dan al