De politie in Amsterdam deed wel eens invallen in provokelders. Ze dacht aan
alles wat ze in de krant en in de illustratie over provo-kelders had gelezen. Daar
werden verdovende middelen gebruikt en al die jongens en meisjes liepen maar door
elkaar en je hoefde niet te vragen wat er dan allemaal gebeurde. Ze wasten zich niet
en het krioelde er van ongedierte. Mia zuchtte. Waarom had Frans dat gedaan? Als
hij thuis niet gelukkig was, waarom had hij dan niet eens gepraat? Hij hoefde toch
niet weg te lopen? Zo slecht had hij het bij hun toch niet gehad?
De bus stopte bij de halte en zij stapte uit. Het was bij vieren en Reineke Mostard,
die al een uur geleden uit school was gekomen, stapte met armen vol boodschappen
uit de winkel van Olivier en stak de straat over.
‘Dag mevrouw Vasterman!’
Mia knikte. ‘Dag Reineke.’
‘Wat verschrikkelijk van Frans, he?’ Zij zag de verwondering op Mia's gezicht.
‘Sie vertelde me wat er gebeurd is. Ik had er nog niks van gehoord.’ Zij haalde haar
schouders op. ‘Ik begrijp het niet goed... Gistermiddag kwam hij nog vragen of ik
met hem naar de stad wilde gaan.’
Mia kreeg een schok. ‘Hoe laat was dat?’
‘'n Uur of een, denk ik... Vader was net met de auto weg.’
‘Zei hij nog iets bijzonders?’
‘Frans?’ Zij dacht na, schudde toen haar hoofd. ‘Niet dat ik weet. Hij vroeg of ik
mee wilde gaan. Naar de bioscoop of zo. Hij had geld.’
‘Geld?’
‘Mmmm.’ Zij knikte. ‘'n Paar tientjes. Van Cleophas gekregen omdat hij hem had
geholpen. U weet wel, die schilder.’
‘En ben je niet meegegaan?’
Zij schudde haar hoofd. ‘Ik moest huiswerk maken. We hadden vandaag 'n
proefwerk.’
‘En is Frans toen alleen naar de stad gegaan?’
‘Dat denk ik.’ Zij haalde haar schouders op. ‘Hij was kwaad omdat ik niet mee
ging, geloof ik.’
Mia knikte. Ze begreep er nog niet veel van. Waarom was Frans toen naar
Amsterdam gegaan? Alleen maar omdat hij kwaad was op Reineke omdat die niet
mee naar de bioscoop
wilde? Ze zuchtte. ‘Hij zal wel gauw terugkomen. Ginds ontdekt hij wel hoe goed
hij het thuis had. Hij zal niet in zeven sloten tegelijk lopen. Dat zei de politie ook.’
Reineke luisterde beleefd, maar antwoordde niet. Mia begreep, dat zo'n kind daarop
niets kon zeggen. Ze had trouwens genoeg aan haar eigen moeilijkheden. Dries was
de vorige avond zonder resultaat uit Maaseik teruggekomen.
Het meisje glimlachte onzeker. ‘Ik moet gaan, mevrouw Vasterman. Als vader
straks thuis komt, moet het eten klaar zijn.’
Mia knikte, nam afscheid en ging haar huis binnen. Bonnie was al thuis van de
bewaarschool en zat in een hoek van de kamer te tekenen. Boven in huis speelde
Nico's radio.
‘Zijn Greet en Ria al uit school?’
Bonnie schudde haar hoofd en werkte zwijgend verder aan haar tekening.
Mia legde het telegram in een la van het buffet en ging naar de keuken. Terwijl
zij aardappelen schilde, was zij met haar gedachten bij wat Reineke had verteld.
Frans had dus geld van die kunstenaar, die Cleophas, gekregen. Ze wist helemaal
niet, dat die twee elkaar kenden. Dat geld had hij natuurlijk gebruikt om een
treinkaartje te kopen. Opeens besefte ze, dat zij met iemand over Frans moest praten.
Maar met wie? Het moest iemand zijn, die de jongen goed kende en die niet, net als
Pierre, alleen maar zijn fouten zag. Pastoor Waterman? Dat was niks. Die had Frans
niet meer gesproken sinds hij misdienaar was en dat was zeker vijf jaar geleden. De
dokter? Dokter Tijsen had al met haar over Toke gepraat, ze kon nu niet weer met
iets anders bij hem aankomen. Hij moest wel een slechte indruk van het gezin krijgen.
Ze zuchtte. Meneer De Wever? Die was altijd erg op Frans gesteld geweest en scheen
hem te begrijpen. Misschien was het verstandig eens met hem te praten. Maar dan
was het beter naar hem toe te gaan. Als hij hier kwam, ging Pierre natuurlijk weer
op de jongen zitten afgeven. Ze schilde verder en de aardappelen plompten een voor
een in de pan met water, die voor haar op tafel stond. Het mandje op haar knieën
was bijna leeg toen ze zich opeens afvroeg waarom Greet en Ria nog niet uit school
waren. Juist op
dat moment ging de keukendeur open en stoven de twee meisjes opgewonden binnen.
‘Mamma!’ hijgde Ria. ‘Gauw! Kom mee! Dan kunt u het nog net zien!’
‘Vlug!’ riep Greet, terwijl zij het mandje van Mia's knieën nam en op tafel zette.
‘Gauw naar de voordeur! Misschien zijn ze nog niet weg!’ Ze pakte haar moeder bij
de hand en trok haar de gang in.
‘Wat... wat...’ stotterde Mia, maar de meisjes luisterden niet en namen haar snel
mee naar de voordeur.
‘Kijk!’ zei Greet, terwijl ze de deur opentrok. ‘De politie komt Pie Olivier ophalen!
Ze houden 'm vast, ziet u? Ze stoppen 'm in 'n politiewagen!’
Elf
Diezelfde avond nog wist iedereen wat er met Pie gebeurd was en ook waarom ze
hem waren komen halen. Het had iets te maken met die handel in oude auto's. In de
straat vertelden ze, dat hij met de kilometerstand van de wagens had geknoeid. Iemand
had een wagentje, dat hij van Pie kocht, laten keuren en zo was het allemaal
uitgekomen.
‘Er zal nog wel meer achter zitten,’ werd duister verondersteld. ‘Maar het fijne
hoor je toch nooit.’
‘Behalve natuurlijk als Pie voor de rechter komt,’ zei de vrouw van Staretz.
Het was een zachte zomeravond en ze stonden in groepjes voor hun huisdeuren
om het gebeurde te bepraten. Achter de open ramen van de slaapkamers lagen de
kleintjes al in bed. Soms hoorde je 'n stemmetje - ‘Mammaaa! Driiiiinken!’ - en vanaf
de straat werd dan geroepen, dat er geslapen moest worden en dat anders pappa eens
naar boven zou komen. De pappa's van de Berenkuil waren geen boemannen, maar
de meesten hadden er wel de wind onder.
Van het geknoei met de kilometerstand en de oude wagens van Pie ging het gesprek
In document
Noud van den Eerenbeemt, De berenkuil · dbnl
(pagina 139-143)