• No results found

De baring kan opgedeeld worden in verschillende tijdperken:

• Ontsluitingstijdperk

• Uitdrijvingstijdperk

• Nageboortetijdperk

• Vierde tijdperk Ontsluitingstijdperk

Het ontsluitingstijdperk is de fase tot volledige ontsluiting (VO). In deze fase zijn er twee processen die zich moeten voltrekken:

• Verstrijking van de baarmoederhals

Normaal gesproken is de baarmoederhals een soort tuitje onder aan de baarmoeder.

Voor de bevalling is dit tuitje lang, stug en gesloten en wijst wat naar achter. Onder invloed van voorweeën wordt dit tuitje week/zacht en steeds korter. Dit noem je het verstrijken van de baarmoederhals. Ook komt de baarmoederhals steeds meer naar voren te staan.

• Ontsluiting van de baarmoedermond

Normaal gesproken is de baarmoedermond gesloten. Tijdens de bevalling zal onder invloed van weeën de baarmoedermond steeds verder open gaan. Dit noem je

ontsluiten en wordt uitgedrukt in centimeters. Pas als de baarmoedermond helemaal open is kan een baby geboren worden. Dit is bij 10 cm ontsluiting en noem je ook wel volledige ontsluiting of afgekort VO.

Fysiologie en pathologie van de baring

Bij een eerste kind verstrijkt eerst de baarmoederhals helemaal en pas dan gaat de

baarmoedermond ontsluiten. Als een vrouw al eens bevallen is, gaat bij de volgende bevalling dit verstrijken en ontsluiten vaak gelijktijdig.

Het ontsluitingstijdperk duurt het langst. Vaak begint het met onregelmatige weeën of

voorweeën die nog maar kort duren en waarbij nog veel pauze zit tussen de weeën. Sommige vrouwen ervaren dit al als erg pijnlijk en sommige vrouwen merken het amper op. Naarmate de bevalling vordert zullen de weeën steeds frequenter komen en krachtiger worden. Idealiter komen de weeën ongeveer om de 3-5 minuten en duren een minuut.

De verloskundige zal in deze fase middels inwendig onderzoek/vaginaal toucher (VT)

controleren hoe ver de bevalling is gevorderd. Is de baarmoederhals al verweekt? En hoeveel ontsluiting is er? Als geheugensteun gebruiken ze hiervoor vaak POVIAS om een compleet beeld te krijgen:

Sommige verloskundigen rapporteren ook aan de hand van deze POVIAS. Dit kun je in een partusverslag dus wel eens tegenkomen. Middels de doptone zal de verloskundige de hartslag van de baby monitoren.

Gemiddeld vordert de ontsluiting met 1 cm per uur. Hoe beter iemand tijdens de weeën kan ontspannen, hoe sneller over het algemeen de ontsluiting gaat.

De laatste centimeters zijn vaak het meest pijnlijk. Veel vrouwen zien het dan allemaal niet meer zitten en raken soms wat in paniek. Tijdens deze laatste centimeters zie je ook vaak dat vrouwen wat meer bloederig slijm verliezen, dit noem je tekenen.

P Portio Mate van verstrijking, consistentie (stug, half week, week) en lokalisatie (naar achter, midden, naar voor).

O Ontsluiting Hoeveel ontsluiting is er in cm?

V Vliezen Zijn de vliezen nog intact (staand)? Of zijn de vliezen gebroken?

I Indaling Hoe ver is de baby ingedaald in het bekken?

A Aard voorliggend deel Hoofd of stuit?

S Stand voorliggend deel Wat is de stand van het hoofdje? (Aan de hand van de kleine en grote fontanel te voelen)

Fysiologie en pathologie van de baring

Tijdens de laatste centimeters gaat de barende vaak steeds meer druk voelen. Het hoofdje komt steeds dieper. Op een gegeven moment ontstaat reflectoire persdrang: een drang om te persen die niet tegen te houden is. Vaak is dit een teken dat er ook volledige ontsluiting is.

Echter, het kan ook voorkomen dat iemand wel persdrang heeft maar nog geen volledige ontsluiting. Dan mag de barende nog niet gaan persen, maar moet ze de weeën blijven wegzuchten. Dit is ontzettend moeilijk en ervaren mensen over het algemeen als heel vervelend.

Uitdrijvingstijdperk

Het uitdrijvingstijdperk begint als een barende volledige ontsluiting en reflectoire persdrang heeft en duurt totdat de baby geboren is.

Als de barende volledige ontsluiting en reflectoire persdrang heeft, kan het persen beginnen.

De barende hoeft dan de weeën niet meer weg te zuchten, maar mag actief mee gaan persen. Veel vrouwen vinden dit fijn. Soms heeft een vrouw wel volledige ontsluiting, maar nog geen reflectoire persdrang. Dan is het beter om nog even te wachten met persen. Het risico is dan namelijk groot dat de vrouw uitgeput raakt en het een langdurige uitdrijving of zelfs een niet vorderende uitdrijving wordt.

De duur van de uitdrijving wordt bepaald door drie K’s:

Kracht: de uitdrijvende kracht. Deze wordt bepaald door de frequentie en kracht van de weeën en de perskracht van de barende.

Kanaal: de weerstand van het baringskanaal. Bij een eerste kind is de weerstand groter dan bij een vrouw die al eens bevallen is.

Kind: de grootte en de ligging van het kind.

Bij een eerste kind kan het uitdrijvingstijdperk wel één tot twee uur duren. Bij een volgend kind gaat deze fase vaak (een stuk) sneller.

Doordat het hoofdje steeds dieper komt, wordt het achterste deel van de bekkenbodem naar onder geduwd en het rectum wordt samengedrukt. Hierdoor verliezen vrouwen soms

ontlasting om de simpele reden dat dit er uit wordt gedrukt. Vrouwen vinden dit vaak heel vervelend, maar het is juist een teken dat de goede kant op wordt geperst. Als de baring

Fysiologie en pathologie van de baring

vordert, wordt de opening van de vagina steeds wijder. Het hoofdje wordt geleidelijk steeds meer zichtbaar tijdens de weeën, maar zakt tussen de weeën vaak nog terug. Dit noemen we het insnijden van de schedel. Als het hoofdje vervolgens tussen de weeën niet meer

terugzakt zeggen we dat het hoofdje ‘staat’. Er is dan maximale rek op de vagina en de

spanning op het perineum is groot. Bij de volgende wee(ën) zal het hoofdje geboren worden:

de schedel snijdt door. De verloskundige laat het hoofdje vaak gedoseerd geboren worden en tevens ondersteunt ze het perineum goed. Dit allebei om inscheuren zoveel mogelijk te

voorkomen. De verloskundige checkt na de geboorte van het hoofd meteen of de navelstreng om het halsje zit. Is dit het geval dan zal de verloskundige deze direct proberen af te halen.

Het hoofd maakt nu de uitwendige spildraai.

Het hoofd wordt vervolgens aan beide zijden omvat door de verloskundige en voorzichtig naar beneden bewogen. De eerste schouder wordt nu onder de symfyse door geboren.

Vervolgens wordt de baby weer naar boven bewogen, waardoor voorzichtig de tweede schouder geboren wordt. Daarna volgt de rest van het lijfje vanzelf.

Na de geboorte van de baby kun je vaak aan het hoofdje zien hoe de baby heeft gelegen in het baringskanaal. Het deel dat het diepst lag krijgt de meeste druk en daardoor is vaak een zwelling op die plek te zien. Bij een achterhoofdsligging zie je daarom een zwelling op het achterhoofd. Dit noem je caput succedaneum en is onschuldig.

Nageboortetijdperk

Het nageboortetijdperk begint als de baby geboren is en duurt totdat de placenta en vliezen zijn geboren.

Na de geboorte van de baby treden er vaak weer weeën op: de baarmoeder trekt weer samen zodat de placenta (die als een platte schijf tegen de baarmoederwand ligt) loslaat. Vaak dient een verloskundige oxytocine toe door middel van een injectie om dit proces te bevorderen.

Dit noem je het actief leiden van het nageboortetijdperk.

De verloskundige zal regelmatig controleren of de placenta al los ligt. Dit doet zij met de handgreep van Küstner: met de ene hand drukt ze net boven de symfyse terwijl ze met de andere hand de navelstreng aanspant. Als de placenta nog vast ligt, dan zal de navelstreng naar binnen trekken. Als de placenta los ligt, dan zal de navelstreng niet naar binnen trekken.

Fysiologie en pathologie van de baring

Indien de verloskundige het vermoeden heeft dat de placenta los ligt, zal ze de barende laten persen terwijl zij met haar hand de buikspieren ondersteunt. De placenta en de vliezen

worden dan geboren.

Meestal wordt de placenta binnen een kwartier geboren. Echter, soms duurt het iets langer.

Indien een barende weinig vloeit kan dit even afgewacht worden. Bij 95% van alle spontane vaginale partussen wordt de placenta binnen een uur geboren. De verloskundige zal bepalen wanneer ze de barende instuurt naar het ziekenhuis.

Vierde tijdperk

Het vierde tijdperk begint als de placenta geboren is en duurt tot twee uur na de geboorte van de placenta.

Het is belangrijk om in deze periode extra alert te blijven, omdat complicaties nog

gemakkelijk kunnen optreden. Hierbij kun je denken aan ruim bloedverlies. Belangrijk is dus om het bloedverlies goed in de gaten te houden en regelmatig te voelen naar de stand en de contractie van de baarmoeder. De baarmoeder zal over het algemeen na de bevalling onder de navel te voelen zijn.

De verloskundige zal in dit vierde tijdperk de placenta nakijken en checken of deze compleet is. Immers, als er een stukje placenta achterblijft kan dit zorgen voor overmatig bloedverlies of een infectie. Ook zal de verloskundige een eventuele episiotomie (knip) of ruptuur (scheur) hechten. Dit wordt altijd gedaan met oplosbare hechtingen. Deze hoeven dus niet verwijderd te worden, tenzij een kraamvrouw er na een aantal dagen heel veel last van heeft. Dan

verwijdert een verloskundige nog wel eens een hechting.