• No results found

Zoals bij de fysiologie is besproken, is de meest gangbare ligging van een baby bij de

geboorte een Achterhoofdsligging met het achterhoofd voor (Aav). Het achterhoofd is dan het diepste punt in het baringskanaal. De baby ligt dus met de kin naar de borst

(flexiehouding).

Afwijkende liggingen kunnen een baring bemoeilijken of zelfs een vaginale baring onmogelijk maken. De volgende afwijkende liggingen kunnen voorkomen:

• Afwijkende hoofdligging: Aaa (Achterhoofdsligging met achterhoofd achter ofwel sterrenkijker), kruinligging, voorhoofdsligging, aangezichtsligging.

• Dwarsligging: de baby ligt letterlijk dwars voor de uitgang.

• Stuitligging: voorliggende deel is de stuit of zijn de voeten.

Om sommige liggingen beter te begrijpen is het goed het volgende te onthouden:

• Flexie: kin op de borst.

• Deflexie: achterhoofd in de nek.

Fysiologie en pathologie van de baring

Afwijkende hoofdligging

Bij een afwijkende hoofdligging ligt de baby wel met het hoofdje beneden, maar hij/zij ligt niet goed voor de uitgang. Er zijn verschillende afwijkende hoofdliggingen:

• Aaa (Achterhoofdsligging met het achterhoofd achter): De baby ligt keurig met zijn kin op de borst (flexiehouding) en het achterhoofd staat het diepst in het baringskanaal.

Maar bij een Aaa is de inwendige spildraai niet goed gegaan. Het achterhoofd van de baby is gedraaid richting de rug van de moeder in plaats van richting de buik. De baby kijkt dus omhoog, het is een sterrenkijker. De baring zal hierdoor moeilijker gaan, maar is niet direct onmogelijk. Doordat het diepste punt (het achterhoofd) aan de rugkant van de moeder ligt, drukt dit eerder op het rectum en hebben vrouwen vaak eerder persdrang. Dit terwijl er dan nog geen volledige ontsluiting is.

• Kruinligging: In deze ligging is de kruin het diepste punt in het baringskanaal. Het is een stand van het hoofdje tussen flexie en deflexie in. Het hoofdje is zo vaak te groot voor het baringskanaal en dus kan de baring hierdoor stagneren.

• Voorhoofdsligging: In deze ligging is het voorhoofd het diepste punt in het

baringskanaal. De verloskundige voelt bij vaginaal toucher dan vaak randen van de oogkas. Meestal is een vaginale baring dan niet mogelijk en zal een sectio gedaan moeten worden.

• Aangezichtsligging: Bij een aangezichtsligging ligt het aangezicht als diepste punt in het baringskanaal. De baby ligt in deflexiehouding, dus met het achterhoofd in de nek.

Een vaginale baring is mogelijk als de baby met de kin naar voren draait. Vaak duurt de uitdrijving wel langer. Draait de kin naar achter, dan is een vaginale baring niet mogelijk.

Dwarsligging

Bij een dwarsligging ligt de baby letterlijk dwars in de buik. In deze ligging is een vaginale baring niet mogelijk. Als een dwarsligging wordt geconstateerd zal men proberen de baby uitwendig te draaien naar een hoofdligging. Lukt dit niet, dan zal er een sectio gedaan moeten worden.

Fysiologie en pathologie van de baring

Stuitligging

Bij een stuitligging ligt een baby met de stuit/de billen beneden en het hoofdje boven in de baarmoeder. Er zijn verschillende soorten stuitliggingen:

• Onvolkomen stuitligging: de beentjes liggen recht langs het lichaam omhoog.

• Volkomen stuitligging: de voetjes liggen naast de stuit (kleermakerszit).

• Half onvolkomen stuitligging: één been ligt recht omhoog langs het lichaam en het andere been ligt gebogen naar beneden met een voetje naast de stuit.

• Voetligging: de voetjes liggen naar beneden waarbij één of beide voeten lager liggen dan de billen.

Een verloskundige controleert in de zwangerschap altijd de ligging van de baby. Ligt de baby rond de 36 weken in stuitligging, dan zal overwogen worden om de baby te draaien

(uitwendige versie). Hiervoor wordt een zwangere verwezen naar de gynaecoloog.

Lukt het niet om een baby met een versie te draaien naar hoofdligging, dan zal de zwangere samen met de gynaecoloog bespreken of zij een vaginale stuitbevalling wil of een sectio. Een vaginale stuitbevalling vindt altijd plaats in het ziekenhuis onder verantwoordelijkheid van de gynaecoloog.

Een stuitligging is dus in principe altijd voor de baring bekend en is een reden om te bevallen bij de gynaecoloog. Als kraamverzorgende zul je thuis (of poliklinisch) dus geen

stuitbevalling tegenkomen.

Echter, het kan voorkomen dat tijdens de baring ineens onverwacht blijkt dat de baby in stuitligging ligt in plaats van in hoofdligging. Dat is altijd een reden om de barende alsnog in te sturen naar de gynaecoloog en dat zal de verloskundige dan ook altijd doen. Maar het kan natuurlijk zo zijn dat de baring al dusdanig ver gevorderd is dat vervoer naar het ziekenhuis niet meer mogelijk is. Dan zal een verloskundige thuis een stuitbevalling moeten doen en is het als kraamverzorgende goed om te weten hoe je moet handelen.

Fysiologie en pathologie van de baring

Taken en verantwoordelijkheden van de kraamverzorgende

• Taken en verantwoordelijkheden van de kraamverzorgende zoals beschreven bij de fysiologische baring.

• Draag met verloskundige zorg voor het informeren van de barende en haar partner en bereid hen zo mogelijk voor op wat er gaat gebeuren.

• Wees alert op een uitgezakte navelstreng. Dit komt bij stuitliggingen iets vaker voor.

We gaan hier op in tijdens les 4.3.

• Als de baby met het onderlijf geboren wordt mag het onder geen beding worden aangeraakt. Dit om het opslaan van de armpjes te voorkomen. De verloskundige bepaalt wanneer de baby mag worden aangeraakt.

• Zorg voor warme doeken die de verloskundige kan gebruiken om de stuit te omvatten als zij de baby geboren laat worden.

• Geef op instructie van de verloskundige suprapubische impressie op het achterhoofd van de baby. Duw het hoofd onder de symfyse door.

• Assisteer de verloskundige waar nodig.

Bij ziekenhuisopname:

• Zorg dat de tas/koffer klaarstaat volgens de ‘Handeling Inpakken en klaarzetten van tas/koffer bij ziekenhuisopname’ (zie bijlage 1) en zorg dat die meegaat naar het ziekenhuis

• Bel, als de verloskundige dit wenst, 112 voor de ambulance volgens de ‘Handeling Ambulance bellen’ van het KCKZ (zie bijlage 3) en de ISBARR (zie bijlage 4). Vervoer met eigen auto is in veel gevallen ook nog goed mogelijk.

• Begeleid de barende en partner bij een ziekenhuisopname.

• Standaard handelingen bij ziekenhuisopname (zie bijlage 2).

Fysiologie en pathologie van de baring