• No results found

De paradigma’s ‘Teilnahmesystem’ en ‘Einheitstätersystem’

In document Daderschap en deelneming doorgelicht (pagina 66-70)

Hoofdstuk 3 - Daderschap en deelneming in Oostenrijk

2 Het ‘Einheitstätersystem’

2.2 De paradigma’s ‘Teilnahmesystem’ en ‘Einheitstätersystem’

Sinds de formulering van het eenheidsdadersysteem als antwoord op het deelnemingssysteem, worden beide systemen in de literatuur als begrippenpaar uiteengezet. Deze uiteenzettingen hebben vaak een hoge abstractiegraad, omdat het daarbij niet gaat om concrete rechtsstelsels. Het is dus goed mogelijk dat de wijze

71 Mitteilungen der IKV 1896, p. 514; zie Rotsch 2009, p. 19-20 en Van Toorenburg 1998, p. 256.

72 Zie daarover Rotsch 2009, p. 13-33.

73 Kienapfel 1971, p. 15.

74 Schöberl 2006, p. 43.

waarop een systeem wordt gekenschetst, niet geheel overeenkomt met een nationale regeling die wel onder het betreffende systeem wordt gerangschikt. Het gaat om paradigma’s, waarvan nu een korte beschrijving volgt.76

Het paradigma van het deelnemingssysteem (‘Teilnahmesystem’) gaat uit van een restrictief daderschapsbegrip. Dader is hij die zelfstandig en onmiddellijk alle bestanddelen van een delictsomschrijving vervult. Denkbaar is echter dat iemand, hoewel hij niet zelfstandig alle bestanddelen vervult, aan die vervulling wezenlijk bijdraagt (zoals bijvoorbeeld de ons bekende uitlokker en medeplichtige). Omdat dit eveneens strafwaardig wordt geacht, wordt strafrechtelijke aansprakelijkheid uitgebreid tot deze gevallen van bijdragen (deelnemen). Daarmee is de dualiteit gegeven. Het gaat om een ‘daderschap en deelneming’-systeem, een systeem dat bestaat uit twee categorieën met elk een zelfstandig theoretisch fundament. Daderschap is de hoofdcategorie en deelneming is daarvan een afgeleide. De deelnemer is mede aansprakelijk voor het onrecht dat de dader veroorzaakt.77 De gedraging van de deelnemer wordt dus strafrechtelijk gekoppeld aan de gedraging van de dader (de hoofddaad). De strafbaarheid van de deelnemer is van die hoofddaad afhankelijk. Hierin ligt de zogenoemde kwantitatieve accessoriteit van deelneming; er is alleen strafbare deelneming indien de dader een gedraging verricht die zelfstandig strafrechtelijk relevant is. Maar de afhankelijkheid van deelneming gaat verder. Zo kan voor strafbare deelneming worden geëist dat de hoofddaad wederrechtelijk is, en zelfs dat de hoofddaad ook opzettelijk en verwijtbaar is begaan. Deze aanvullende eisen vormen de kwalitatieve accessoriteit. Ook die hoort bij het deelnemingssysteem. In dit systeem komt op enigerlei wijze tot uitdrukking dat de strafbaarheid van de deelnemer afhangt van één of meer kwaliteiten (kenmerken) van de hoofddaad. Doen die kenmerken zich niet voor, dan blijft (ook) de deelneming straffeloos. Ten slotte is voor het deelnemingssysteem typerend dat voor de categorieën daderschap en deelneming afzonderlijke strafbedreigingen worden geformuleerd. Voor daderschap gelden principieel zwaardere strafmaxima dan voor deelneming. Dat vindt zijn oorzaak in de opvatting dat de hoofddaad aan de dader te wijten is en de deelnemers daaraan (slechts) als hulppersonen hebben bijgedragen. Binnen het paradigma van het eenheidsdadersysteem (‘Einheitstätersystem’) geldt een daderschapsbegrip dat zowel extensief als exclusief is. Iedereen die aan de totstandkoming van het strafbare feit bijdraagt, is dader. Dit is bijgevolg een monistisch systeem. De vraag die bij deelneming centraal staat in verband met de kwalitatieve accessoriteit - wie is hoofddader? - doet in het eenheidsdadersysteem niet ter zake. De kwalitatieve accessoriteit wordt principieel afgewezen.78 Voor alle daders geldt bovendien hetzelfde strafmaximum. Het eenheidsdadersysteem beoogt zich vrij te maken van al te dogmatische onderscheidingen en beperkende strafmaxima, opdat de reactie op de concrete bijdrage optimaal kan worden

76 De typeringen zijn ontleend aan Kienapfel & Höpfel 2009, p. 201-213; Rotsch 2009, p. 131-150; Schöberl 2006, p. 37-65; Triffterer 1983, p. 33-47. Hoewel de typeringen breed worden gedragen, leggen sommige auteurs de accenten anders.

77 Hamdorf 2002, p. 18; Kienapfel & Höpfel 2009, p. 206; Van Toorenburg 1998, p. 264-265.

78 Vaak wordt alleen al uit het gegeven dat binnen een systeem de kwalitatieve accessoriteit wordt aangenomen of afgewezen, geconcludeerd dat sprake is van een deelnemingssysteem respectievelijk eenheidsdadersysteem. Zie Kienapfel & Höpfel 2009, p. 210.

geïndividualiseerd bij de straftoemetingsvraag. Daarbij wordt enkel gelet op zelf veroorzaakt onrecht en de mate van eigen schuld.

Er kunnen twee soorten eenheidsdadersystemen worden onderscheiden: het formele en het functionele. Het formele eenheidsdadersysteem houdt zich strikt aan de vooromschreven uitgangspunten. Alle vormen waarin een strafbaar feit kan worden begaan - dat wil zeggen: alle vormen van bijdragen - vloeien samen als ‘Wassertropfen auf einer Glasplatte’.79 Dit komt overeen met de vooromschreven radicale richting, die Von Liszt voorstond. Hij stelde:

‘Die ganze Anstiftung ist intellektuelle Thäterschaft. Sobald das angenommen wird, schwindet der Gegensatz zwischen Anstiftung unt Thäterschaft. Anstiftung ist nur ein besonderer Fall der Thäterschaft. Die ganze Unterscheidung zwischen Thäterschaft, Beihilfe und Anstiftung kann, muß wegfallen (…)’80

Dit houdt verband met zijn opvatting over strafrechtelijke causaliteit:

‘Aus dem Begriff der Ursache folgt, daß jeder, der durch Setzen einer Bedingung zu dem eingetretenen Erfolge an dessen Herbeiführung sich beteiligt, den Erfolg verursacht hat; daß da alle Bedingungen des Erfolges gleichwertig sind, zwischen den einzelnen an der Herbeiführung des Erfolges Beteiligten ein begrifflicher Unterschied nicht besteht; daß mithin nur ihre verschiedene Bestrafung innerhalb desselben Strafrahmens gerechtfertigt ist.’81

Het functionele eenheidsdadersysteem is weliswaar ook monistisch, maar differentieert binnen het daderschapsbegrip (vgl. de ‘gematigde richting’ binnen de IKV). Er bestaan verschillende soorten daders, zoals de aanstonds te bespreken Oostenrijkse daderschapsvormen ‘unmittelbarer Täter’, ‘Bestimmungstäter’ en ‘Beitragstäter’. Het belangrijke verschil met een deelnemingssysteem is dat het gaat om zuiver originaire vormen van daderschap, waarvoor bovendien hetzelfde strafmaximum geldt. De daderschapsvormen drukken geen onderscheid in aansprakelijkstelling uit; zij zijn in wezen en waarde volstrekt gelijk. Het onderscheid dient het legaliteitsbeginsel, in het bijzonder het ‘Bestimmtheitsgebot’. In het functionele eenheidsdadersysteem wordt preciezer dan in het formele eenheidsdadersysteem aangegeven wie dader kan zijn. Daarmee wordt de reikwijdte van daderschap duidelijker én beperkter. Het functionele systeem is zodoende de ‘rechtstaatlichere Schwester des formalen Systems’.82 Tot de kenmerken van het functionele eenheidsdadersysteem wordt ten slotte ook gerekend het bestaan van procesrechtelijke en sanctierechtelijke regelingen die de grondidee van het eenheidsdadersysteem ondersteunen. Zo zal het procesrecht geen groot gewicht mogen toekennen aan de dadertype-kwalificatie van de verweten gedraging, omdat anders de problemen van de deelnemingsregeling nodeloos ook hier ontstaan. Daarnaast zal het sanctierecht de individualisering van de straf moeten toelaten. De mogelijkheid dient te bestaan de straf te verhogen of te verlagen, of zelfs van straf af te zien, indien de concrete bijdrage hiertoe aanleiding geeft.

79 Nowakowski 1982, p. 125.

80 Mitteilungen der IKV 1896, p. 515; zie hierover ook Rotsch 2009, p. 20 en Van Toorenburg 1998, p. 257.

81 Von Liszt, Lehrbuch des deutschen Strafrechts, p. 204, geciteerd in Rotsch 2009, p. 43.

Deelnemingssysteem (‘Teilnahmesystem’) Eenheidsdadersysteem (‘Einheitstätersystem’) algemene kenmerken

- strikt onderscheid tussen daderschap en deelneming - verschillende strafbedreiging

voor daders (strenger) en deelnemers (milder)

- zwaartepunt op dogmatische begripsvorming en

onderscheidingen

- afwijzing van het onderscheid tussen

daderschap en deelneming - opwaardering van

deelnemers tot daders - gelijke strafbedreiging voor

allen die aan het strafbare feit meewerken als

vertrekpunt

- zwaartepunt op een gedifferentieerde straftoemetingsregeling dragend beginsel - alleen de dader is

verantwoordelijk voor zelf veroorzaakt onrecht en de eigen schuld;

- deelnemers worden gestraft vanwege de bijdrage aan dat onrecht (accessoriteit van de deelneming)

- iedere dader is

verantwoordelijk voor zelf veroorzaakt onrecht en de eigen schuld

praktische uitwerking

- begripsmatige

onderscheidingen van grote betekenis; elke daderschaps- en deelnemingsvorm dient van alle andere vormen te worden onderscheiden - verkeerde kwalificaties

hebben zware processuele gevolgen

- begripsmatige

onderscheidingen van geringe betekenis - verkeerde kwalificaties

hebben weinig tot geen processuele gevolgen

Tabel 2.1 Overzicht van de verschillen tussen het paradigma ‘deelnemingssysteem’ en het paradigma ‘eenheidsdadersysteem’’83

De verschillen tussen beide systemen zijn hierboven schematisch weergegeven (tabel 2.1).84 Vanuit Nederlands oogpunt valt bij de typering van ‘het’ deelnemingssysteem direct op, dat ons nationale systeem daaraan niet helemaal voldoet. Sterker nog, men zou in art. 47 Sr zelfs het bewijs van een gedeeltelijk functioneel

83 Gebaseerd op Kienapfel & Höpfel 2009, p. 213.

84 Overigens kan men zich afvragen of de systemen hier niet te sterk worden gepolariseerd. Die polarisatie zou kunnen worden toegeschreven aan de auteurs waaraan het paradigma is ontleend; deze hebben een bijzondere (positieve) interesse in het eenheidsdadersysteem. Aan de functie van de paradigma’s in deze studie doen deze omstandigheden echter niet af.

systeem kunnen ontwaren. In dat artikel wordt verwoord dat ‘als daders’ worden gestraft zij die het feit plegen, doen plegen, medeplegen of uitlokken. De Hoge Raad ziet dit evenwel niet als gelijkwaardige daderschapstypen.85 Wat hier ook van zij, het volgende is duidelijk. Bij de vergelijking van een concreet rechtsstelsel met de beide systeem-paradigma’s zal dat rechtsstelsel zelden aan één volledig beantwoorden. Vooral het paradigma ‘deelnemingssysteem’ is dermate strikt, dat van een rechtsstelsel dat wordt getypeerd als deelnemingssysteem, al snel kan worden gezegd dat het eerder een gemengd systeem betreft. Dat wil zeggen: het bezit kenmerken van beide paradigma’s.86 De intrede van bijvoorbeeld het medeplegen-daderschap en het functioneel daderschap - ontwikkeling in veel landen met een deelnemingssysteem heeft plaatsgevonden - kan worden gezien als correctie op het restrictieve daderbegrip in het deelnemingssysteem en aldus als stap in de richting van het eenheidsdadersysteem.87 De kwalificatie van een rechtsstelsel (als deelnemingssysteem of als eenheidsdadersysteem) zegt derhalve doorgaans alleen iets over het saldo van de kenmerken of over de belangrijkste kenmerken. Al met al komt het aan op het beschouwen van de verschillende kenmerken afzonderlijk.

In document Daderschap en deelneming doorgelicht (pagina 66-70)