• No results found

De organisatie van sport binnen de Europese Unie

Nederland kent geen speciale sportwet en sport valt dus onder het algemene nationale recht.

Zodra een sporter lid wordt van een vereniging, krijgt hij te maken met het verenigingsrecht.

Zijn vereniging is op haar beurt lid van een bond. Wanneer een sporter de spelregels

overtreedt, kan hij te maken krijgen met het tuchtrecht. Daarnaast kan zelfs het civiel recht of het strafrecht op hem van toepassing zijn.3 Wanneer een sporter geld verdient met zijn sport en de sport dus beroepsmatig uitoefent, is ook het arbeidsrecht op hem van toepassing.

Doordat sport op een gegeven moment steeds meer beroepsmatig werd uitgeoefend en niet enkel op amateurniveau, kon het worden aangemerkt als een economische activiteit. Hierdoor werden ook de Europese regels van belang. De sporter heeft dus te maken met nationaal recht, maar ook met regels afkomstig van zijn vereniging die weer worden beïnvloed door de regels afkomstig van de bond waarvan de vereniging lid is. Door deze hoeveelheid regels die toepasselijk zijn op sport en op de sportbeoefenaar, ontstond de behoefte aan structuur in de regelgeving.

2.1 Sport in EU-regels

Op het moment van het ontstaan van het Europese institutionalisme4 stond sport nog niet hoog op de politieke agenda gezien het feit dat er op dat moment geen bevoegdheid voor de, nu Europese Unie (EU),5 was om sport verder te ontwikkelen en omdat de commercialisering van sport nog in haar kinderschoenen stond.6 Ondanks dat sport niet op de agenda van de EU stond, zijn er met het Verdrag van Rome beginselen als non-discriminatie en vrij verkeer van werknemers ingevoerd, die nu nog steeds van kracht zijn onder het huidige Verdrag

betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), die dusdanig invloed uitoefenen op de sportregels dat het HvJ-EU zich over sportaangelegenheden heeft moeten buigen.

Sinds het arrest Walraven/Koch in 1974 is sport onderworpen aan de toepassing van het EU-recht. "Voor zover het een economische activiteit betreft" en "wanneer deze activiteit het karakter van betaald werk of bezoldigd werk of dienst heeft", valt het binnen het

toepassingsgebied van het vrije verkeer van personen, diensten en kapitaal.7 Waar de sportautoriteiten voorheen geheel zelf de regels konden bepalen, hadden zij zich nu deels te

3 Jellinghaus & Hahn (2018), p. 19.

4 Het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap van 25 maart 1957.

5 Naar de Europese Unie en haar voorgangers wordt verwezen als “EU”.

6 De Vlieger (2016).

7 HvJ EG 12 december 1974, nr. 36-74, ECLI:EU:C:1974:140 (Walrave en Koch).

10 conformeren aan het Europees recht. Hierdoor werd de autonomie van de sportautoriteiten ingeperkt. Die inperking was vooral voelbaar met betrekking tot het mededingingsrecht en het vrije verkeer van werknemers. Sindsdien hebben de sportautoriteiten gezocht naar bescherming tegen te veel invloed van de toepassing van EU-recht op de sportsector. Sinds de jaren ’80 hebben ze getracht te lobbyen bij de Europese instellingen om erkenning te krijgen voor het specifieke karakter van sport om zo de toepassing van EU-recht in te perken en verdere uitholling van hun autonomie tegen te gaan.8 De gedachte was dat wanneer sport een plek zou krijgen binnen het EU-recht, de grenzen voor de gevallen wanneer EU-recht van toepassing is op sport duidelijker zouden worden.9 Het zou bevorderlijk zijn voor de

rechtszekerheid en zo ook voor de autonomie van de sportautoriteiten indien het EU-recht niet volledig toepasbaar is, maar slechts binnen die gestelde grenzen.10

In het Verdrag van Lissabon, dat in werking trad in 2009, is voor het eerst de rol van de EU in sport vastgelegd in een EU-verdrag. Met de introductie van artikel 165 VWEU kreeg sport de status van EU-beleidsdomein en werd de EU bevoegd om ondersteunend, aanvullend of coördinerend op te treden. Volgens het artikel draagt de EU bij tot de bevordering van de Europese inzet op sportgebied, rekening houdend met haar specifieke kenmerken, haar op vrijwilligerswerk berustende structuren en haar sociale en educatieve functie.11 Het specifieke karakter van sport werd hiermee niet vastgelegd. Indien dit wel het geval was geweest, werd de autonomie deels weer teruggegeven aan de sportautoriteiten, maar sport gerelateerde activiteiten werden met de invoering van art. 165 VWEU nog steeds per geval beoordeeld. Hierdoor is er met de invoering van art. 165 VWEU geen extra

rechtszekerheid geschept.

Naast de gevallen waarin sport als een economische activiteit bestempeld kan worden, oordeelde het HvJ-EU in Walraven/Koch dat er voor gevallen die zuiver sportief zijn een vrijstelling van de toepassing van het EU-recht is. Ten aanzien van deze gevallen zijn de sportorganen nog steeds autonoom in het bepalen van de regels. Later werd hieraan toegevoegd dat hierbij rekening moet worden gehouden met de voorwaarden die in Meca-Medina zijn gesteld.12 Er is dus sprake van een specifieke toepassing van het EU-recht op sport. Of het EU-recht van toepassing is, wordt per geval beoordeeld.

8 Garcia & Weatherill (2012).

9 Garcia (2007).

10 Branco Martins (2014).

11 Art. 165 VWEU.

12 HvJ EG 18 juli 2006, C-519/04, ECLI:EU:C:2006:492 (Meca-Medina).

11 In de jaren ’90 werden de televisierechten van sport gecommercialiseerd. Die

commercialisering heeft bijgedragen aan de juridisering van sport.13 Daarnaast oordeelde het HvJ-EU in 1995 in de zaak van Jean-Marc Bosman. De Bosman-zaak bleek uiteindelijk een baanbrekend arrest. Bosman was een professionele voetballer met de Belgische nationaliteit die bij de club RC Luik speelde. Zijn contract liep af aan het einde van het seizoen 1989-1990. In die tijd mochten voetbalclubs een transfervergoeding eisen voor spelers wiens contract afgelopen was, maar niet verlengd werd. RC Luik plaatste Bosman op de transferlijst en vroeg een transfersom voor hem. Uiteindelijk ging een transfer voor Bosman van RC Luik naar een Franse club niet door, omdat zijn club geen transfercertificaat wilde uitgeven. 14 Bosman stelde dat de transferregels die toentertijd golden in strijd waren met de EU-regels inzake vrij verkeer van werknemers en non-discriminatie.15 Het HvJ-EU oordeelde dat art. 45 VWEU, waarin het vrij verkeer van werknemers is verankerd, zich verzet tegen regels

volgens welke een EU-beroepsvoetballer bij het verstrijken van zijn arbeidscontract, slechts door een club van een andere lidstaat in dienst kan worden genomen mits deze club een transfervergoeding aan de club van herkomst betaalt.16 De Bosman-zaak heeft veel impact gehad op het huidige transfersysteem. Doordat er na afloop van de spelerscontracten geen transfersom meer betaald hoefde te worden, plukten de spelers hier de vruchten van. Door deze gunstige onderhandelingspositie konden zij hogere salarissen bedingen dan voorheen.

De arbeidskosten groeiden en hierdoor werd de concurrentie tussen clubs steeds groter. Zij gingen dan ook op zoek naar spelers buiten Europa omdat deze ‘goedkoper’ waren, waardoor de transfermarkt steeds internationaler werd. Daarnaast werd er na de Bosman-zaak steeds meer gebruik gemaakt van het ongelimiteerd aangaan van langlopende contracten voor bepaalde tijd. Hiermee wilden clubs voorkomen dat een contract zou aflopen waardoor een speler gratis kon vertrekken. De clubs wilden er zo voor zorgen dat een contract ‘afgekocht’

werd in de vorm van een schadevergoeding wegens het vroegtijdig verbreken van het contract.

2.2 Organisatiestructuur van de voetbalwereld

Naast dat de Europese- en nationale regelgeving op een voetballer van toepassing is, heeft hij ook te maken met het recht van zijn vereniging. De club waarbij de speler is aangesloten, is

13 De Vlieger (2016).

14 HvJ, 15 december 1995, zaak nr. C-415/93, ECLI:EU:C:1995:463 (URBSFA/Jean-Marc Bosman).

15 De Vlieger (2016).

16 Hendrikckx (2015).

12 lid van de nationale bond. De nationale bond is lid van de Europese bond. De Europese bond is op haar beurt lid van de internationale bond. De bestuursstructuur van voetbal is dus piramidaal gestructureerd waarbij bij elke laag verantwoordelijkheden liggen met een verschillende geografische reikwijdte.17

De top van de piramide wordt gevormd door de Fédération Internationale de Football Association (FIFA), gevolgd door het Europese voetbalbestuur Union Européenne de Football Association (UEFA). Daaronder komen de nationale voetbalbonden (in Nederland:

KNVB) en de onderste laag van de piramide wordt gevormd door de clubs en hun

leden/spelers. De voetbalpiramide is een hiërarchische structuur; de hoogste organen hebben gezag over de lagere organen en de regels sijpelen van boven naar beneden door (top-down).

Zo moet de UEFA zich conformeren aan de regels van FIFA, de nationale bonden aan de UEFA en zijn de clubs en hun spelers onderworpen aan de regels van de bond waarbij zij aangesloten zijn.

Figuur 1: De Europese voetbalpiramide

2.2.1 FIFA

De FIFA is gevestigd in Zürich (Zwitserland) en vormt de top van de voetbalpiramide. FIFA vormt de overkoepelende internationale voetbalbond en is aangesloten bij de International Football Association Board (IFAB), de organisatie die de regels in het voetbal bepaalt waarna deze worden ingevoerd door FIFA. De doelstellingen van FIFA zijn onder andere het voetbalspel voortdurend verbeteren en wereldwijd promoten in het licht van de verenigende, educatieve, culturele en humanitaire waarden en het organiseren van eigen internationale wedstrijden. Een ander doel is het bevorderen van integriteit, ethiek en fair play. Een

voorbeeld hiervan is het voorkomen van matchfixing, corruptie of het gebruik van doping.18

17 B. Garcia, JCER 2007/3, p. 204.

18 FIFA Statuten p. 10.

13 De FIFA telt zes leden, gevormd door de confederaties van ieder continent. De UEFA is daar een van. De regels van de FIFA hebben grote impact op de actoren die onder haar staan in de piramide. Zo heeft FIFA bijvoorbeeld regelgevende bevoegdheden ten aanzien van spelers:

“Players The Council shall regulate the status of players and the provisions for their transfer, as well as questions relating to these matters, in particular the encouragement of player training by clubs and the protection of representative teams, in the form of special regulations from time to time.”19

19 Art. 6 FIFA Statuten p. 12.

14

3. De plaats van de voetbalspeler in het arbeidsrechtelijke kader en de