• No results found

De Nederlandse boer als actor binnen de mestsector

4. De praktijk binnen de Nederlandse mestsector In dit hoofdstuk wordt verder ingegaan op de praktijk binnen de Nederlandse mestsector,

4.3 De Nederlandse boer als actor binnen de mestsector

Zoals genoemd in § 2.3 wordt het ‘boerenregime’ gedeeltelijk gevormd door bepaalde interne normen en omgangsvormen (sociaal-cultureel regime) maar ook door externe wetten en regels (gebruikers/markt regime). Individuele boeren kunnen ook (sociale of technische) niches vormen wanneer zij op een bepaalde manier innovatief zijn en buiten het bestaande systeem om handelen. Om transitiepotentieel te kunnen beoordelen zal daarom in § 4.3.1- 4.3.3 worden geanalyseerd hoe Nederlandse boeren als regime- en/of niche actoren handelen, zich ontwikkelen, veranderen, of juist stabiel blijven.

4.3.1 Stabiliteit binnen het ‘boerenregime’

Het huidige boerenregime lijkt meer stabiel dan dynamisch te zijn. Dit blijkt uit een zekere geslotenheid en defensiviteit ten opzichte van innovatie en overige actoren. Ook is de boer op een bepaalde manier afwachtend, waarbij vertrouwen in externe actoren een rol speelt. De stabiliteit van het boerenregime kent verschillende oorzaken die hieronder verder worden toegelicht.

‘’ We moeten ons beter verweren tegen politiek en andere partijen die niet landbouw minded zijn ‘’ (Melkveehouder 7 2018: 15).

Boeren ervaren een kloof tussen hun eigen kennis over de praktijk en de kennis die door actoren buiten de keten wordt opgedaan en verspreid. Dit blijkt uit de kritische houding van boeren met betrekking tot de kwaliteit, actualiteit en objectiviteit van onderzoeken uitgevoerd

door bijvoorbeeld de Universiteit van Wageningen (Interview 10 2018, Melkveehouder 1 en 7 2018). Een voorbeeld van deze kloof volgt uit de opvatting dat mineraalwaarden in het oppervlakte- en grondwater worden berekend op landelijk bodemniveau in plaats van specifieke gewasmetingen (Interview 4 2018, Melkveehouder 1 2018). Onderzoeken zouden daardoor een vertekend beeld opleveren, waardoor landgebruikers afgerekend worden op landelijke berekenen die niet per definitie aansluiten op praktijksituaties. Dit staat haaks op de vraag naar ‘maatwerk’ van boeren, bijvoorbeeld in de vorm van bedrijfsderogatie (Melkveehouders 1 en 7 2018).

Dit zorgt voor defensiviteit ten opzichte van actoren die deze berekeningen vaststellen (wetenschapsregimes) en actoren die beleid maken (beleidsregimes) op basis van deze berekeningen. In tegenstelling tot dergelijke onderzoeken en berekeningen heerst een sterker geloof in het eigen boeren vakmanschap. De opvatting bestaat dan ook dat gebruik van ‘gezond boerenverstand’, zonder emotionele bemoeienis van partijen met weinig kennis over de praktijk, perspectief biedt voor de sector (ibid.).

Daarnaast zorgt ook het gebrek aan vertrouwen in politieke actoren voor defensiviteit binnen het boerenregime. Door de jaren heen is een zekere ‘beleidsmoeheid’ ontstaan onder boeren (Interview 4 2018). Veranderingen in het landbouwbeleid hebben voor veel onduidelijkheid gezorgd binnen de veehouderijsector, waardoor ondernemers steeds vastlopen op nieuwe wetgeving met grote onzekerheid als gevolg. Boeren verlangen naar duidelijkheid over wat politieke actoren voor ogen hebben betreffende de toekomst van de veehouderijsector. (Varkenshouder 4 2018, Melkveehouders 3 en 7 2018, Interview 4 2018) Daarnaast willen boeren als (gelijkwaardige) gesprekspartner worden uitgenodigd om met politieke-actoren in debat te gaan over hoe de veehouderijsector er in de toekomst uit moet zien (Melkveehouder 1 2018 en Interview 7 2018).

Daarnaast bestaat het idee dat regelgeving innovatie in de weg staat, waardoor duurzame investeringen te hoge financiële risico’s met zich meebrengen (Varkenshouder 4 2018 en Melkveehouder 3 2018). Onzekerheid over de omvang van de veestapel belemmert veehouders om zich voor lange tijd te binden (Interview 10 2018). De bewegingsruimte om te investeren en innoveren is voor veel boerenbedrijven minimaal. Veel boeren hebben spreekwoordelijk gezien weinig vet op de botten; ze hangen qua economische mogelijkheden op het randje en staan hierdoor in de overlevingsstand. (Interview 4 en 10 2018)

Deze situatieschets verklaart een zekere mate van defensiviteit en ‘boosheid’ binnen het boerenregime. Boeren zijn er de afgelopen jaren flink op achteruit gegaan, terwijl andere actoren in de keten erop vooruit zijn gegaan. Daarnaast maken veel boeren zich zorgen over de opvolging van hun bedrijf. (Interview 4 2018) Hoewel een zekere mate van crisis binnen

een regime zorgt voor druk- en daardoor dan resulteren in verandering, belemmeren (noodzakelijke) geslotenheid en afwachtendheid binnen het boerenregime een transitieproces.

4.3.2 Verschuivingen tussen gangbaar- en biologisch boeren

Hoewel het boerenregime zich aan de ene kant kenmerkt door een zekere stug- en afwachtendheid, is binnen het regime aan de andere kant een verschuiving van actoren te zien. Er lijkt een beweging op gang te komen waarbinnen het gangbare boeren en het biologische natuurinclusieve boeren meer naar elkaar toe verschuiven. Binnen de gangbare landbouw wordt meer gefocust op natuurlijke processen zoals dat in biologische sectoren wordt gedaan. (NAJK 2018: 1, Interview 6 2018) Veel reguliere boeren staan positief tegenover het gebruik van dierlijk mest en plantaardige mineralen als vervanger van kunstmest (Melkveehouders 1,2,3 en 5 2018). Daarnaast zijn woorden als duurzaamheid, energieneutraal, kringloopdenken, CO2 reductie en het gebruik van zonnepanelen genoemd door gangbare boeren bij het schetsen van een toekomstperspectief voor het bedrijf voor de komende 15 jaar (Veehouders 4,5 en 7 2018)

Daartegenover staat dat biologische bedrijven steeds efficiënter te werk gaan, wat binnen de reguliere landbouw veelal het belangrijkste uitgangspunt is (NAJK 2018: 1). Met betrekking tot mestverwerking hebben biologische boeren het voordeel dat zij hun overschot mogen afzetten bij een biologische boer met de juiste certificaten (SKAL 2018 5-7), en op die manier hun mestverwerkingsplicht niet hoeven in te vullen (RVO 2018g). Ecologisch duurzame mestverwerking wordt op die manier toegepast en (gedeeltelijk) opgelost binnen de biologische landbouw, maar vormt binnen de reguliere landbouw nog een groter probleem. Gezien biologische landbouw tot op heden slechts 3% van het totale marktaandeel bezit (NAJK 2018: 1) is deze verschuiving noemenswaardig, maar biedt het nog niet daadwerkelijk transitiepotentieel voor de sector als geheel.

4.3.3. Observaties en deelconclusie

Afwachtendheid, onzekerheid, en een zekere vorm van defensiviteit onder boeren gelden als blokkades voor innovatie. ‘De innovatieve boer’ als nichespeler die zelf met een nieuw idee of oplossing voor het mestprobleem komt bestaat, maar tot op heden nog op te beperkte schaal. Innoveren kost veel geld en de financiële risico’s zijn te groot. Als het er op aankomt is de boer een kleine, kwetsbare speler in de keten die zelf geen waarde kan creëren uit mest, en in het huidige systeem daardoor erg afhankelijk van andere spelers. (Interview 8

2018) Hoewel Nederlandse boeren zich kunnen verenigen binnen belangenorganisaties als LTO of NAJK, bestaat het idee dat er te weinig sprake is van collectiviteit of samenwerking binnen de sector (Interview 3,5 en 10 2018). Hierdoor leidt sociale nicheontwikkeling binnen de boerengemeenschap zelf ook niet tot een doorbraak in het boerenregime.

‘’ Ze zijn geen collectief, ze krijgen het niet bij elkaar ‘’ (Interview 3).

In plaats van bottom-up nicheontwikkeling, worden veranderingen in de sector meer top- down gestuurd vanuit het beleidsregime. Een echte transitie kan echter niet van bovenaf gestuurd worden. Top-down moet een bepaalde visie op de toekomst worden geformuleerd en ontwikkelingsrichting worden gegeven, om de uitvoering hiervan vervolgens over te laten aan bottom-up initiatieven vanuit de sector zelf. (Loorbach & Rotmans 2006: 5-9) Om daadwerkelijk te kunnen spreken van transitiepotentieel zal allereerst sociale- en technische nicheontwikkeling vanuit de boerengemeenschap zelf op gang moeten komen, wat kan resulteren in een verschuiving van het boerenregime.

Zoals toegelicht in § 4.2.1 zet de Rijksoverheid reeds instrumenten in die met name innovatieve, ondernemende en ook jonge boeren moeten stimuleren. Dergelijke stimulansen zijn belangrijk met oog de huidige stabiliteit binnen het boerenregime. Voor een daadwerkelijke regimeverschuiving zal echter moeten worden gestreefd naar een situatie waarin het nationale beleidsregime en het boerenregime meer naar elkaar toe groeien. Meer- en intensievere samenwerking tussen politieke actoren en boeren kan ervoor zorgen dat defensiviteit binnen het boerenregime afneemt, en het vertrouwen in de politiek toeneemt.

‘’ Er ligt een grote gezamenlijke uitdaging voor sector, maatschappij en politiek. Om te komen van wantrouwen en angst [...] naar vertrouwen, steun en stimulering ‘’ (Melkveehouder 3 2018).