• No results found

De nabijheid van het professionele netwerk

3.4 De nabijheid van de omgeving tijdens de nazorgperiode

3.4.2 De nabijheid van het professionele netwerk

3.4.2.1 De onmisbare steun vanuit het ziekenhuis

3.4.2.1.1 Aansluiting vinden bij verpleegkundige specialisten en consulenten

De verpleegkundig specialisten en consulenten kregen een nieuwe betekenis voor AYA’s in hun nazorgperiode. Ze vonden nog meer aansluiting bij hen. De toegankelijkheid om over seksualiteit, relaties, vruchtbaarheid, kinderwens, maar ook over de werkhervatting te praten, werd gewaardeerd:

“P3: Een andere (verpleegkundig specialiste) zou zeggen ik zal eens doorverwijzen, ja dat doet zij niet en ik heb dat ook gezegd dat is echt voor mij belangrijk geweest dat zij er was. Omdat die ook, de dokters die spreken over uw ziekte, over uw behandeling, over uw medicatie, zij kon echt praten over uw relatie, wat kan wel, wat kan niet, op seksueel vlak ook hoe gaat dat lopen, wat zijn uw ideeën, heb je bang? Die kon echt luisteren als ik verdriet had.”

Hun zorgende karakter was een zeer belangrijk aspect voor AYA’s, maar ook de emotionele band die ze opbouwden bracht voor AYA’s rust in hun dagelijks leven.

3.4.2.1.2 De veranderde relatie met artsen

Tijdens de behandeling was de steun van zorgverleners onmisbaar. De deskundigheid van artsen werd bij alle AYA’s als noodzakelijk aanzien. AYA’s gaven aan dat ze deze steun nog steeds belangrijk vonden. De artsen boden dan ook een wetenschappelijke en grondige onderbouwing van eventuele stappen die werden gezet in hun nazorgtraject:

“P1: De nazorggesprekken met de arts die waren meer medisch eigenlijk. Het was wel heel duidelijk, want het gesprek vooraf met de verpleegkundige was meer zorgend en daarna was het meer het wetenschappelijke zeg maar.”

Uit de interviews bleek dat AYA’s zich wel stoorden aan het feit dat artsen enkel bleven stilstaan bij het medische aspect. AYA’s verlangden ook wel eens naar de erkenning dat het een zware periode was. Uit de analyse bleek dat de begeleiding van de verpleegkundig specialisten en consulenten een noodzakelijke aanvulling was op de gesprekken met de arts om toch dit emotionele aspect te kunnen invullen:

“P1: Nee dat nu niet, maar ik vind ze [de nazorggesprekken bij de arts in vergelijking met de gesprekken tijdens follow up met de verpleegkundig specialist] ook niet minder belangrijk. Ik vind ze echt gelijkwaardig. Uhm, hmm (…). Bij de arts is het natuurlijk meer medisch he natuurlijk.”

3.4.2.1.3 Nood aan een psycholoog veranderlijk ten opzichte van de behandeling

Naast de artsen, verpleegkundig specialisten en consulenten, bleken AYA’s ook nood te hebben aan een psycholoog tijdens hun nazorgperiode. Uit de analyse bleek dat er twee verschillende perspectieven waren. Terwijl bepaalde AYA’s hier geen nood aan hadden, moesten anderen hun mening herzien. Ondanks dat ze in het verleden geen nood dachten te hebben aan de psycholoog, durfden ze in de interviews toegeven dat ze dit wel degelijk nodig hadden in hun nazorgperiode:

“P11: Vroeger was ik zo iemand als je tegen mij zei tien jaar geleden ga naar de psycholoog. Ik zou gewoon zeggen: Ik? Bij de psycholoog?

Vergeet dat maar. Maar nu, nu ga ik daar bij en ik schaam mij daar ook niet voor. Ik heb het ook nodig gehad op dat moment, want ik heb echt heel diep gezeten”.

De psycholoog was een externe persoon die geruststelling bood in hun nazorgtraject. Ze hadden veel vragen en wisten niet altijd goed hoe het leven na kanker verder moest:

“P3: Ja, nu ook straks ga ik bij de psycholoog voor de eerste keer, ja, een keer vertellen en misschien kan die mij een beetje meer zeggen. Dat is normaal of, het is ook leuk ze als je hoort allee leuk, als je weet dat anderen dat ook hebben, dat je niet alleen bent.”

Dit gaf AYA’s het gevoel dat er naar hen geluisterd werd, door iemand die geen oordeel vooraf had:

“P9: Daarom ga ik daarmee [problemen, moeilijkheden] ook bij een psycholoog omdat ik gewoon van een neutraal iemand het sneller zal aannemen als ze zal zeggen van *** (naam participant) ja daar zijt je verkeerd in. Dan dat mijn ma of mijn pa zou zijn, want daar allee dat is bij u ook. Daar discussieer je heel uw leven mee van je peist dat je gelijk hebt, dus ja doe ik. Daarom ga ik liever bij een psycholoog, dat helpt mij beter.”

AYA’s raadden anderen zelf aan om naar een psycholoog te gaan. Mentale gezondheid bleek voor AYA’s immers belangrijk. Uit de analyse bleek dat het gesprek bij de psycholoog rust bood. Tevens gaven AYA’s aan dat ze een psycholoog verkozen van buiten het ziekenhuis omdat ze dan niet voortdurend met hun behandeling geconfronteerd werden. Enkele AYA’s gingen alsnog bij de psycholoog van het ziekenhuis na een doorverwijzing, maar anderen vermeden dit bewust:

“P10: Ja van die angsten, ja. Allee ja nee dat doe ik ook al, ik ga naar een psycholoog en dat is belangrijk dat je dat onderhoudt. Want anders kan je dat wel uhm heel ver laten gaan. Ik vind dat wel belangrijk en ik raad dat ook iedereen aan. Ook als je niet ziek bent geweest dat mentale gezondheid dat dat wel belangrijk is.”