• No results found

Een typologie van geweldplegers4

Type 1: De machteloze gefrustreerde4.1

Kees is een man van midden vijftig. Hij woont samen met zijn kat in een appartement in de Randstad. Het gaat niet goed met Kees: hij is sinds vijf jaar arbeidsongeschikt, gescheiden, en hij heeft schulden. Kees voelt zich eenzaam en zou graag een vriendin hebben waarmee hij samen leuke dingen kan doen. Ook wil hij graag weer aan het werk als timmerman, maar vanwege een chronische ziekte kan dit niet.

Kees is alcoholist. Hij houdt van een borrel en begint hier al vroeg op de dag mee. Hij heeft hulp gehad om van zijn drankprobleem af te komen, maar dat heeft niet geholpen. Na zijn scheiding is hij weer begonnen met drinken. Zijn schulden werden ook steeds groter en hij heeft er weinig vertrouwen meer in dat iemand hem kan helpen: ‘Ze luisteren toch niet naar

me.’ Hij is nog nooit met politie en justitie in aanraking geweest en eigenlijk hecht hij in zijn leven de meeste waarde aan zijn kat en zijn appartement.

Maar sinds een tijd zijn er bouwplannen voor een project recht tegenover zijn appartement, en dat maakt hem boos: ‘Ze moeten mij steeds hebben.’

Om te laten weten dat hij het niet eens is met de bouwplannen, heeft Kees meermalen contact opgenomen met de gemeente. ‘Ik heb wel 100 keer gebeld maar werd van het kastje naar de muur gestuurd. Ze willen niet naar mij luisteren.’ Kees maakt zich grote zorgen, hij heeft schulden, is eenzaam en nu wordt tot overmaat van ramp zijn uitzicht binnenkort totaal verpest.

Op een avond, na een aantal borrels, besluit Kees de wethouder een mail te sturen om te laten weten dat hij het er niet mee eens is. De e-mail bevat een doodsbedreiging en de wethouder doet hier aangifte van. Kees moet voorkomen bij de rechter. Op de zitting verklaart Kees de e-mail te hebben gestuurd toen hij dronken was. Hij wist hierdoor niet wat hij deed en zag het op dat moment echt niet meer zitten. Hij heeft geprobeerd netjes aan te geven dat hij het niet eens was met de bouwplannen, maar er werd voor zijn gevoel niet naar zijn mening geluisterd: ‘Ik wist niet wat ik deed, ik was boos over de plannen. Ik moest wat doen.’ Hij is erg geschrokken van het feit dat hij een strafbaar feit heeft gepleegd en heeft spijt van zijn daad. ‘Dit was nooit mijn bedoeling’, aldus Kees. Hij heeft een werkstraf opgelegd gekre-gen.

Persoonskenmerken Sociale context Situationele / incidentkenmerken

Ziet geweld als laatste

mogelijkheid Individuele pleger

Persoonskenmerken

Alle bestudeerde geweldplegerds van dit type zijn mannen boven de 25 jaar.

Hoewel deze geweldpleger doorgaans geen psychiatrische stoornis heeft, is hij als mentaal instabiel te beschouwen. Dit type pleger is niet veelvuldig agressief of gewelddadig. Ook een breder strafblad is niet kenmerkend voor dit type.

Het meest kenmerkend voor dit type pleger is een groot gevoel van machte-loosheid: het gevoel de situatie niet meer aan te kunnen.

De oorzaak van het geweld legt de pleger bij de situatie. Het is de situatie die tot geweld heeft geleid. Er is sprake van externe attributie.

Sociale context

In het leven van de machteloze gefrustreerde spelen vaak meerdere problemen, zoals schulden, werkloosheid en eventueel een (alcohol-) verslaving. Er dan ook sprake van meerdere risicofactoren. Over het algemeen is dit type pleger lager opgeleid.

Meneer Janssen is eind veertig en werkloos. Hij ontvangt al geruime tijd een uitkering. Hij woont alleen en heeft weinig sociale contacten. Een medewerk-ster van de sociale dienst heeft contact met meneer opgenomen omdat hij een geldbedrag moet terugbetalen dat hij ten onrechte heeft ontvangen. Meneer Janssen geeft aan dit niet terug te kunnen betalen. Hoewel de medewerk-ster zegt mee te willen denken over een oplossing, ontvangt zij enkele dagen later een brief van meneer Janssen met daarin haar naam tussen twee kruizen geschreven

Situationele kenmerken

De machteloze gefrustreerde heeft het gevoel de situatie niet meer aan te kunnen en raakt hierdoor gefrustreerd. De afhankelijkheidsrelatie tussen pleger en slachtoffer speelt hierbij een belangrijke rol. De agressie is enkel gericht tegen werknemers met een publieke taak waarvan de dader op één of andere wijze afhankelijk is. Het gaat bijvoorbeeld om een medewerker van de sociale dienst, een reclasseringswerker, een gemeenteambtenaar die een vergunning moet verstrekken of om een arts die moet beslissen of een patiënt naar huis mag.

Het is niet aannemelijk dat de dader zich agressief tegen andere burgers gedraagt, omdat er dan geen afhankelijkheidsrelatie is. De machteloze gefrustreerde pleegt het geweld alleen en de agressie of het geweld is gericht tegen één andere persoon. Eventuele omstanders hebben maar beperkt invloed op het gedrag van de pleger en kunnen de pleger niet weerhouden van geweld.

De pleger voelt zich voorafgaand aan het incident machteloos en gefrustreerd, bijvoorbeeld omdat hij wordt gekort op een uitkering, een brief van een instantie niet begrijpt, een afwijzing voor een vergunning

krijgt of een schuld moet aflossen. De pleger voelt zich hierdoor machteloos en gefrustreerd. Voor de machteloze gefrustreerde staan in zijn ogen vaak grote belangen op het spel. De pleger ziet geweld als een laatste mogelijk-heid.

Incidentkenmerken

De machteloze gefrustreerde pleegt vooral verbaal geweld. (Doods)bedrei-gingen komen het meest voor: ‘Als ik je op straat tegenkom dan prik ik je neer’; ‘Als je aan mij komt, maak ik je af’; ‘Ik vermoord je, je gaat eraan.’

Binnen het onderzoek is dit het enige type pleger dat bedreigingen en verbaal geweld ook telefonisch of per e-mail uit.

Het blijft doorgaans bij verbaal geweld. Slechts in twee gevallen is de pleger overgegaan tot fysiek geweld. Het gaat om het gooien van een computer naar een medewerker van de sociale dienst en het hardhandig duwen van een ambtenaar. In geen van de gevallen is een wapen gebruikt.

De machteloze gefrustreerde vertoont na afloop van het incident, voor zover bekend, in een aantal gevallen berouw.

[Een bedreiging op de voicemail van een medewerker van de sociale dienst]

‘Meneer, ik moet terugbetalen. Ik kan helemaal niks begrijpen. Ik wil dat ze mij met rust laten. Zo niet…. Zo niet… Ik heb niks meer te vrezen. Eindelijk was ik even blij dat ik een huisje, eventjes een dakje boven mijn kop heb. Maar ik houd het echt niet meer vol. Kom ik even bij u. Dan laat ik u en ook mijzelf branden. Ik heb tien liter benzine. Vijf liter voor u en vijf liter voor mij. Ik heb niets meer te verliezen. Dank u wel. Ik hoop dat u mij zult begrijpen. Zo niet, dan zijn ze erger dan een beest voor mij. Ik die dat beest geworden was door jullie schuld. Maar jullie zijn erger dan mij. Ik houd het echt niet meer vol, zat, zat zat, of kunt u mij misschien even terugbellen hierover. Ik wil echt even met u praten hierover. Dank u wel.’

Type 2: Het korte lontje