• No results found

Daarnaast moet er volgens de geïnterviewden ook op de kansrijkheid van ruimtelijke maatregelen worden gelet. Preventie wordt door Kok (2012, p.c.) goedkoper en efficiënter gezien dan ruimtelijke maatregelen. Ook Kolen (2012, p.c.) vraagt zich af of de laag duurzame ruimtelijke inrichting zich qua kostenefficiëntie kan meten met de laag preventie: ‘ruimtelijke ordening kan ook zo worden gezien als we kiezen voor een grote lijn die het hele land beschermt, waardoor men van de grote bedreigingen af is, in plaats van allemaal maatregelen te verzinnen over hoe men in een huis kan blijven wonen bij een overstroming, terwijl deze overstroming bijna nooit voorkomt. Dan wordt er adaptief gebouwd om te overleven, niet om te wonen; alle voorzieningen zijn dan toch uitgeschakeld’. Locatiekeuze,

waterproof bouwen, compartimentering en andere ruimtelijke maatregelen voor waterveiligheid, worden door Kok (2012, p.c.) dan ook niet kansrijk geschat. ‘Het is namelijk de maatschappelijke ontwikkeling, dat er gebouwd wordt, waar er gebouwd wordt. Als je dat vanuit

waterveiligheidsoogpunt niet zou willen, dan zou je daar criteria voor locatiekeuze moeten maken’.

Preventie van een locatie wordt door Kok (2012, p.c.) goedkoper en effectiever geschat. Kok (2012, p.c.) ziet wel kansen in de ruimtelijke inrichting voor uitzonderingen, zoals de bescherming van vitale objecten (zoals de kerncentrale in Borsselen, red.) en wanneer het echt kostenefficiënter is om in de ruimtelijke inrichting te investeren ten opzichte van preventie. Kolen (2012, p.c.) vult dit aan door te stellen dat in de laag duurzame ruimtelijke inrichting vooral naar maatregelen wordt gezocht die geen extra kosten meebrengen. ‘Er moet worden gezocht naar goedkope maatregelen, met

kosteneffectiviteit, geen dure maatregelen die geen enkel soelaas bieden’. Kolen (2012, p.c.) geeft echter ook aan dat ruimtelijke maatregelen andere waarden creëren, deze kunnen bijvoorbeeld zitten in ruimtelijke kwaliteit. ‘De ruimtelijke ordening moet laten zien dat er een extra dimensie is om op in te zetten. […] Maar het belangrijkste is dat maatregelen uit de ruimtelijke ordening bijdragen aan het reduceren van het acceptabel risico. Er zijn namelijk spelregels en daarbinnen mag men

onderhandelen. Het moet in de toekomst niet iets worden van: nu vinden we waterveiligheid even niet belangrijk.’ Vlak (2012, p.c.) geeft aan dat ‘laag 2’ er met name voor kan zorgen dat de groei van het overstromingsrisico niet verder oploopt, maar dat deze misschien wel afloopt door bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen, vanuit waterveiligheid te doen. Daarnaast is het belangrijk te weten dat investeringen in de ruimtelijke ordening ‘postzegelgewijs’ (Kolen, 2012, p.c.) van aard zijn en in verschillende tijdsschalen (Vlak, 2012, p.c.) baten opleveren, waardoor het resultaat veel groter wordt (zie paragraaf 7.1).

Aerts (2012, p.c.) ziet de woonwaarde als een voorbeeld van een extra dimensie die Kolen (vorige pagina) noemt. Hij stelt dat door de aanwezigheid van water (door middel van eb en vloed) in een

Figuur 41: argumenten om te kiezen voor maatregelen uit de laag ‘duurzame ruimtelijke inrichting’ volgens de ‘waterveiligheidsexperts’ (bron: Rademaker, 2012)

Investeren in maatregelen uit de laag ‘duurzame ruimtelijke inrichting’ van meerlaagsveiligheid, indien:

- het overstromingsrisico niet verder oploopt

- het overstromingsrisico wordt gereduceerd naar een acceptabel risico (in termen van slachtoffers en schade)

- het kosteneffectief is ten opzichte van andere maatregelen

woonwijk de woonwaarde verbetert. ‘Mensen willen veel meer geld neertellen om aan het water te wonen’. Ook Asselman (2012, p.c.) geeft aan dat uit onderzoek de interactie tussen water en wonen, bijvoorbeeld in drijvende woningen, als nuttig wordt beschouwd en dit een extra dimensie geeft. Hoger wonen ten opzichte van je tuin wordt dan weer niet geapprecieerd, doordat de kans dat deze tuin (eens in de x aantal jaar) overstroomd relatief klein is. Kolen (2012, p.c.) geeft aan dat deze er inderdaad andere waarden kunnen bestaan in de ruimtelijke ordening, zoals de creatie van

woonomgeving, recreatie of werkomgeving. Groos en Veltrop (2012, p.c.) zien vooral extra baten door meekoppelkansen (zie paragraaf 7.2).

Kok (2012, p.c.) vindt dit argument onzin. Hij vindt dat mee-koppelmogelijkheden en ruimtelijke kwaliteit niks met waterveiligheid van doen hebben. Hij stelt de vraag dan ook: ‘doen we deze

investeringen ten behoeve van de waterveiligheid of om Nederland mooier te maken. Elke investering in het kader van Ruimte voor de Rivier projecten, die in het totaal maar 1 cm waterdaling

bewerkstelligen, mag niet van worden gezegd dat men daar Nederland veiliger mee maakt.’ Maar ook de verbetering van de woonwaarde trekt Kok (2012, p.c.) in twijfel: ‘ Als iedereen het prettig zou vinden om drijvend te wonen, dan woonden we wel allemaal drijvend. Maar de Vereniging Eigen Huis weet dat we allemaal liever wonen in een huis met een tuintje en zijn van de 1.000.000 woningen er maar 6000 á 7000 drijvend.’

Andere geïnterviewden zien de koppeling met laag 3 ‘rampenbeheersing’ ook als een extra baat van een ruimtelijke investering in de waterveiligheid. ‘Laag 3 is deels laag 2. Een bijvoorbeeld, hoe kan men zo inrichten dat men ervoor kan zorgen dat het gemakkelijker is om weg te komen, door vluchtroutes aan te leggen of rotondes plat te maken’ (Groos en Veltrop, 2012, p.c.). Voor Asselman (2012, p.c.) en Kolen (2012, p.c.) zit de grootste winst in de meerlaagsveiligheid discussie dat er wordt gezien dat er veel meer gedaan kan worden aan de reductie van overstromingsrisico’s dan preventie alleen. ‘Waar ga je bouwen, en als je daar gaat bouwen, wat moet je extra doen?’ De bewustwording van de risico’s bij verschillende professionals wordt belangrijk.

Figuur 42: Kosteneffectieve ruimtelijke maatregelen volgens de ‘waterveiligheidsexperts’ (bron: Rademaker, 2012)

Figuur 43: extra baten om te kiezen voor maatregelen uit de laag ‘duurzame ruimtelijke inrichting’ volgens de ‘waterveiligheidsexperts’ (bron: Rademaker, 2012)

Ruimtelijke maatregelen kunnen alleen kosteneffectiever zijn, indien:

- zij minder kosten meebrengen dan maatregelen in de preventielaag - zij meer baten verschaffen dan maatregelen in de preventielaag

- er wordt onderkend dat lagen zelfstandig werken op verschillende soorten tijdsschalen en zo op verschillende manieren kosten en baten genereren

Deze extra baten, naast het direct reduceren van het overstromingsrisico naar een acceptabel risico van ruimtelijke maatregelen, kunnen worden gezien als:

- de ruimtelijke kwaliteit

- de samenwerking met de laag 3: ‘zelfredzaamheid’ - meekoppel kansen met andere ontwikkelingen/ thema’s

Als het gaat om duurzame ruimtelijke maatregelen denken de geïnterviewden dat er een verschil in kansrijkheid is van de maatregelen om het overstromingsrisico te reduceren. Zo zijn er gebieden in Nederland, die heel diep onder water komen te staan, bijvoorbeeld de benedenkant van de Waal. Aangepast bouwen heeft geen nut in gebieden die meer dan 1,5 meter diep komen te staan blijkt uit onderzoek, en lijkt in dit soort gebieden niet kansrijk te zijn (Aerts, 2012, p.c.; Asselman, 2012, p.c. en Groos en Veltrop, 2012, p.c.). Hetzelfde geldt volgens Asselman (2012, p.c.) met het begrip

‘zelfredzaamheid’ uit de derde laag., omdat overleving in deze diepe gebieden lastig wordt.

Asselman (2012, p.c.) is dan ook voorstander van de ruimtelijke maatregel ‘locatiekeuze’. Een overheid kan volgens haar veel doen door basiskaarten aan te leveren en een risicozonering toe te passen. Hierdoor kan volgens haar een betere locatiekeuze worden gemaakt en kan worden voorkomen dat er op plekken wordt gebouwd waar men later spijt van krijgt. Aerts (2012, p.c.) vindt het ook prima om te kijken waar er beter wel en niet gebouwd kan worden. Hij stelt dat er meer creativiteit is dan alleen ‘laag 1’. Zo kan volgens Aerts (2012, p.c.) inderdaad locatiekeuze als ruimtelijke maatregel worden gebruikt om het overstromingsrisico te verminderen, al dan niet in combinatie met een verzekering, kansen bieden. Compartimentering als ruimtelijke maatregel ter reducering van het

overstromingsrisico, kan volgens Aerts (2012, p.c.); Asselman (2012, p.c.) en Groos en Veltrop (2012, p.c.) kansrijk zijn als het gaat om de bescherming van een belangrijke locatie binnen een dijkring, waardoor deze dijkring niet in zijn geheel overstroomt. Aerts (2012, p.c.) en Groos en Veltrop (2012, p.c.) denken dat de multifunctionele deltadijk ook een kansrijke ruimtelijke kant meebrengt: door in te zetten op de stevigheid van een dijk, in plaats van de hoogte van de dijk kan achter de dijk een situatie ontstaan die ruimtelijk opgelost kan worden. Daarnaast kan deze dijk misschien ook nog bebouwd worden (Aerts, 2012, p.c.).

Vitale objecten zijn een andere reden om met extra ruimtelijke beschermingsmaatregelen te komen volgens Aerts (2012, p.c.) en Asselman (2012, p.c.). Daarnaast worden makkelijke ‘no-regret’

maatregelen genoemd als kansrijke maatregelen. Zo noemen Aerts (2012, p.c.); Groos en Veltrop (2012, p.c.) en Vlak (2012, p.c.) het verhogen van de bouwgrond als dit toch al moet gebeuren voor een ruimtelijke ontwikkeling als een voorbeeld van een kleine no-regret maatregel. Groos en Veltrop (2012) geven het voorbeeld om rotondes ‘plat’ te laten, zodat in geval van een evacuatie er gewoon recht overheen kan worden gereden. Noodoverloopgebieden als ruimtelijke maatregel zijn politiek nogal gevoelig (Groos en Veltrop, 2012, p.c.) en worden hierdoor, door de verschillende

geïnterviewden minder kansrijk geacht.

Aerts (2012) stelt dat verschillende ruimtelijke maatregelen op een creatieve manier het risico kunnen verminderen en dat op het moment dat het beter is om het overstromingsrisico te verminderen door te werken in ‘laag 2’ dat ook gewoon moet gebeuren. ‘Als er regelgeving voor laag 2 en 3 wordt ontwikkeld zit er veel meer moois in dan er wordt gedacht’.

Om te bereiken dat waterveiligheid als belang in de ruimtelijke ordening van te voren, in plaats van na de planvorming, wordt meegenomen, kunnen er volgens de geïnterviewden een aantal dingen worden gedaan aan de planvorming. Zo stelt Kok (2012, p.c.) dat op dit moment sprake is van een vrijblijvende watertoets als sturingsinstrument in de ruimtelijke ordening en er iets zal moeten veranderen aan die sterkte van dit instrument.

Figuur 44: kansrijke ruimtelijke maatregelen om het overstromingsrisico te reduceren volgens de ‘waterveiligheidsexperts’ (bron: Rademaker, 2012)

Vlak (2012, p.c.) vindt zo’n dwingende watertoets geen goed idee, maar kunnen er beter outcome- eisen worden meegegeven (net zoals bij brandveiligheid, red.) waar een ruimtelijke ontwikkeling aan moet voldoen. ‘Als er een bestuurlijk onevenwichtigheid ontstaat, doordat een partij meer

zeggenschap heeft dan de ander in een bestemmingsplan, wordt het spanningsveld voor de gemeente te groot. Dan kan men beter outcome eisen geven waardoor gebouwen bijvoorbeeld waterrobuuster worden. Deze generieke instrumenten zijn veel makkelijker dan te schuiven met de verhoudingen tussen partijen en dit creëert misschien ook wel minder weerstand. Dit betekent dat er met een watertoets en een waterschap wel over wordt nagedacht (Vlak, 2012, p.c.). Aerts (2012, p.c.) vindt dat het waterschap meer te zeggen moet krijgen in de ruimtelijke ordening. Volgens hem kan bij een ruimtelijke ontwikkeling het waterschap worden betrokken als het gaat om overstromingsrisico’s. Het waterschap kan dan samen met andere partijen, zoals een milieupartij, tot een soort

beoordelingskader voor de ruimtelijke ontwikkeling komen.

Kolen (2012) meent dat er een verschil is tussen het ontwerp en de toets in het ruimtelijk beleid. In een ontwerp kan men de kaders van het ontwerp definiëren, waaraan een ruimtelijke ontwikkeling aan zou kunnen voldoen. Een toets ligt lastiger, daarbij zou men al moeten nadenken of men hier eisen aan zou willen stellen.

Figuur 45: instrumentaria om maatregelen uit de laag duurzame ruimtelijke inrichting te ontwikkelen (bron: Rademaker, 2012)

Ruimtelijke maatregelen die kansrijk kunnen zijn om het overstromingsrisico te reduceren, zijn:

- het waterproof bouwen in gebieden die minder diep dan 1,5 meter zijn - locatiekeuzen, die op basis van een risicozonering worden gemaakt

- compartimentering, om een belangrijk locatie binnen een dijkringdeel extra te beschermen - extra aandacht besteden aan vitale, belangrijke objecten

- de creatie van noodoverloop gebieden, om andere gebieden te ontzien - makkelijke ‘no-regret’ maatregelen

- multifunctionele deltadijk

Het ruimtelijke belang waterveiligheid binnen de ruimtelijke ordening een plaats te geven, kan door:

- een handreiking over overstromingsrisico’s ruimtelijke ontwikkelingen, de mogelijkheid te geven om over overstromingsrisico’s na te denken (informeren over overstromingsrisico’s in de ruimtelijke ordening)

- bepaalde outcome-eisen mee te geven bij ruimtelijke ontwikkelingen, waarmee het resultaat van een ruimtelijke ingreep gebonden is aan bepaalde eisen

- een dwingende watertoets, die keuzen binnen de ruimtelijke ontwikkeling op basis van overstromingsrisico’s noodzakelijk maakt

8| Beelden en ideeën van provincie, gemeente, waterschap en

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN