• No results found

6. Een alternatief kader

6.4 De koninklijke weg

Voorkomen is beter dan vergoeden. Naast de discussie of het niet bieden van adequate nazorg tot aansprakelijkheid en geldelijke schadevergoeding leidt jegens een second victim zou de koninklijke weg voor zorgwerkgevers natuurlijk moeten zijn om dit in ieder geval van tevoren al te regelen en af te kaderen. In plaats van het (zoals nu het geval is) afwachten en het laten bestaan van risico’s kunnen de te nemen stappen anticiperend op second victims beter geregeld worden in bijvoorbeeld cao’s en overeenkomsten met medisch specialisten. Een werkgever moet zich ervan bewust zijn en intrinsiek willen goed voor zijn werknemers te zorgen en daarvoor de nodige preventieve maatregelen willen nemen. Ook na het worden van second victim zal de zorgwerkgever immers door moeten met de betreffende hulpverlener. Het siert de zorgwerkgever dan als deze in ieder geval zijn best heeft gedaan om te voorkomen een hulpverlener second victim wordt, en als dat onverhoopt toch gebeurt, deze zo goed mogelijke te ondersteunen.

Zoals door Lindenbergh mooi omschreven wordt voor de precontractuele fase in het contracten recht moeten partijen zich naar redelijkheid en billijkheid gedragen, en mag meer in het algemeen in het maatschappelijk verkeer verwacht worden dat men rekening houdt met eenieders gerechtvaardigde belangen, daarbij zeker ieders belang bij veiligheid.169 In de literatuur wordt dit ook wel de ‘schadevoorkomingsplicht’ genoemd, of terwijl: ‘alterum non laedere’ (breng een ander geen schade toe).

6.5

Conclusies

Veel recent onderzoek laat zien dat slachtoffers na verkeersongelukken en medische incidenten naast een financiële compensatie ook behoefte hebben aan een relationele schadevergoeding. Zij willen graag erkenning, een goede relatie met de wederpartij en met name herstel van wat zij kunnen. Ook het feit dat schadeberekeningen vaak uitgaan van een situatie in het verleden in plaats van te kijken naar de situatie vanaf nu doet hieraan af. Het veld van het aansprakelijkheidsrecht lijkt dit langzaam te beseffen en meer en meer te bewegen naar een systeem waarin niet alleen de financiële lasten van slachtoffers worden gecompenseerd, maar tevens de roodstaande emotionele ‘bankrekening’ weer wordt aangevuld.

Voor second victims kan, ook wanneer geen sprake is van aansprakelijkheid, waarschijnlijk tot op zekere hoogte een parallel worden getrokken worden met de situatie van (verkeers)slachtoffers.

169

Zie Lindenbergh 2014, Herstel bij letsel. Over de juridische fundering van verplichtingen in herstel, 2014 en ook de dissertatie van Tjong Tjin Tai, Zorgplichten en zorgethiek, 2006.

Vooral de houding van de werkgever is belangrijk voor een second victim. Het ervaren van steun en vertrouwen vanuit de zorgwerkgever is misschien nog wel van groter belang daar de partijen later weer met elkaar verder zullen moeten samenwerken. Het zou zorgwerkgevers sieren als zij daar eerder al op inspelen door (naast de al te nemen beschermende en steunende maatregelen voor hulpverleners) te anticiperen en het recht op nazorg bijvoorbeeld cao’s en contracten vast te leggen.

Een alternatief stelsel rondom second victims moet zich dan ook vooral focussen op het voorkomen van second victims en, indien dit mislukt, op herstel van de integriteit en autonomie van second victims. Door voorts de focus van het stelsel, bij gebleken aansprakelijkheid, af te halen van het ontvangen van geld en te verplaatsen naar een herstel in functie, mogelijkheden en bekwaamheden kan het systeem menselijker worden met mogelijk betere uitkomsten tot gevolg.

7.

Eindconclusies en aanbevelingen

De situatie en problemen zijn geschetst, de mogelijke oplossingen benoemd. Het doel van dit onderzoek was om inzicht te krijgen in de gevolgen en omstandigheden gerelateerd aan het worden van second victim en deze af te zetten tegen de huidige werkgeversaansprakelijkheid, om vervolgens te kunnen kijken hoe second victims voorkomen kunnen worden en het (juridisch) systeem mogelijk veranderd kan worden om dit te helpen faciliteren.

Hulpverleners in ziekenhuizen lopen het risico om second victim te worden bij het uitvoeren van hun werkzaamheden. Het risico om second victim te worden is inherent aan het beroep van hulpverlener en is een risico dat hulpverleners niet kunnen vermijden. Op grond van de huidige literatuur kan geconcludeerd worden dat er toch een aanzienlijke groep (van minimaal 1 op de 10) hulpverleners is die klachten ervaren na (mogelijk meerdere) medische incidenten, en second victims worden. Deze klachten hoeven niet per se voort te komen uit fouten in het handelen van hulpverleners, maar kunnen ook begonnen zijn na een incident met ernstige gevolgen waar de hulpverlener niets aan kon doen. Dat deze klachten serieus genomen dienen te worden blijkt uit de gevolgen die deze kunnen hebben: van het ontstaan van twijfel over capaciteiten, tot het wisselen van beroep, tot depressies. Dit met alle gevolgen van dien. Waarbij zeker ook niet vergeten mag worden dat dit ook gevolgen kan hebben voor de patiëntenzorg en –veiligheid.

Hulpverleners die second victim geworden zijn hebben een reële kans hun zorgwerkgever waarbij zij in loondienst zijn aansprakelijk te houden als adequate nazorg door deze heeft ontbroken. Artikel 7:658 BW, waarbij er een verzwaarde zorgplicht rust op de zorgwerkgever om voor zover dat redelijk is voor de veiligheid van in dienst zijnde hulpverleners te zorgen, zal daarbij de grondslag zijn. Van een zorgwerkgever mag in ieder geval verwacht worden dat deze hulpverleners in loondienst informeert en instrueert over de risico’s van het worden van second victim en hoe zij dit zoveel mogelijk kunnen voorkomen. Daarnaast moet de zorgwerkgever zorgen voor adequate nazorg voor hulpverleners die toch nog second victim zijn geworden. Voor ambtenaren zal dit niet anders zijn. Hoewel artikel 7:658 BW niet rechtstreeks voor hen geldt, geeft de rechter hen een soortgelijke bescherming.

Voor hulpverleners die niet in loondienst zijn (denk hierbij voornamelijk aan medisch specialisten) hangt de aansprakelijkheid van de zorgwerkgever/-instelling af van de relatie tussen deze en de hulpverlener. Als een hulpverlener samenwerkt met de zorginstelling via een MSB kan deze proberen een beroep te doen op lid 4 van artikel 7:658 BW. Dit lid beoogt bescherming van een persoon die

niet in loondienst werk verricht voor het beroep of bedrijf van een ander gelijk te stellen aan die van een persoon die dezelfdewerkzaamheden in loondienst uitvoert voor dat bedrijf. Of medisch specialisten dat met succes kunnen doen hangt af van de omstandigheden van het geval en de mate waarin het bedrijf waarvoor zij werken zeggenschap heeft over zijn werk en de te nemen veiligheidsmaatregelen. Daarnaast kunnen zij betogen dat sprake is van een leemte in de overeenkomst met de zorginstelling als daarin niet de verplichting van de zorginstelling tot adequate nazorg in is geregeld. Deze leemte zou volgens dit betoog dan met de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid van artikel 6:248 BW dienen te worden ingevuld. De consequentie van deze invulling van de leemte zou zijn dat als geen adequate nazorg wordt geboden de zorginstelling wanprestatie pleegt jegens de specialist.

In het geval dat een medisch specialist mede-eigenaar/-aandeelhouder is geworden van de zorginstelling wordt het (logischerwijs) moeilijk voor deze om eventuele schade te verhalen op de zorginstelling, zeker als deze invloed heeft op het beleid. Dan richt het verwijt zich immers ook tegen hem zelf als geen adequate nazorg wordt geboden.

Wat voor second victims met name van belang lijkt te zijn voor de verwerking van de gebeurtenissen is een veilige omgeving waarin zij kunnen praten over de situatie en daarin erkend worden. Dit komt neer op een veilige cultuur in de zorginstelling waarin niet gelijk gegrepen wordt naar de reflex om te straffen of te corrigeren. Belangrijk is daarbij dat een open cultuur binnen een zorginstelling ook daadwerkelijk (mede) erop gericht is om hulpverleners te ondersteunen en een veilige omgeving te bieden. Te vaak is deze cultuur nog gericht op alleen het verbeteren van de patiëntveiligheid, wat een verwijtende cultuur tot gevolg kan hebben waarbij hulpverleners toch het gevoel houden (onterecht) aangekeken te worden voor incidenten. De belangrijkste steun voor second victims komt van directe collega’s en de directe omgeving. Dit lijkt (naar Amerikaans voorbeeld) langzaam ook door te dringen in het zorgveld waar steeds meer initiatieven lijken te ontstaan tot het instellen van peer-support.

Voor zorgwerkgevers ligt hier dus de taak om de cultuur open en veilig te houden voor hulpverleners, zodat zij veilig hun verhaal kunnen doen zonder bang te zijn hierop aan gekeken te worden. Daarnaast zal de zorgwerkgever het geven van peer-support moeten ondersteunen en helpen realiseren. Het alleen faciliteren van opvang voor second victims via bedrijfsopvangteams is niet voldoende.

Dat het stelsel van werkgeversaansprakelijkheid momenteel bijna alleen geënt is op financiële vergoedingen draagt niet bij aan het stimuleren van zorgwerkgevers om second victims proactief te ondersteunen. Door geld te bieden voor een situatie die men eigenlijk liever voorkomen had en

waarbij geld mogelijk ook niet voldoet, omdat het niet mogelijk is om de eerdere situatie te herstellen doet af aan de problematiek van second victims. Beter is een systeem waarbij wordt gefocust op hoe second victims voorkomen kunnen worden. Als hulpverleners dan toch second victim worden moet worden gekeken naar manieren om deze second victims verder te helpen. Hierbij is de koninklijke weg voor zorgwerkgevers om dit vooraf al te regelen middels cao’s en in contracten.

Literatuurlijst

Aasland, O.G. & Forde, R., Impact of feeling responsible for adverse events on doctors’ personal and

professional lives: the importance of being open to criticism from colleagues. Quality Safety in Health

Care 2005/14(1), p. 13–7.

Akkermans, A.J. & Wees, K.A.P.C., Het letselschadeproces in therapeutisch perspectief, Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade 2007/4, p. 103-118.

Akkersmans, A.J. & Hulst, L., De niet-financiële impact van schadetoebrenging en hoe daaraan

tegemoet te komen, Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade 2014/4, p. 102-4.

Akkermans A.J., Think Rehab!, over de prioriteit van herstel, herstelgerichte dienstverlening, de

knikkers en het spel, p. 11-36. In LSA bundel (Je) geld of je leven (terug). Vergoeding in natura,

Vereniging van Letselschade Advocaten 2015.

Alhafaj, Y., Frederiks, B., Legemaate, J., Ervaringen van klagers en aangeklaagde artsen met het

tuchtrecht, Nederlands-Vlaams tijdschrift voor Mediation en conflictmanagement 2009/4(3), p. 23–7.

Australian Commission on Safety and Quality in Health Care, Australian Open Disclosure Framework, 2013.

Birks, Y. e.a., Being open about unanticipated problems in health care: the challenges of

uncertainties. Journal of Health Services Research & Policy 2015/20(Suppl 1), p. 54-60.

Boom, W.H. van, Waarheen leidt de weg… van werknemersschade. Aansprakelijkheid, Verzekering & Schade 2003/1, p. 33-40.

Boom, W.H. van, Beter schadevergoedingsrecht begint bij beter onderscheid, Nederlands Tijdschrift voor Burgerlijk Recht 2011/22, p. 163-5.

Center for Professionalism and Peer Support , Brigham and Women’s Hospital [online via

http://www.brighamandwomens.org/medical_professionals/career/cpps/PeerSupport.aspx

geraadpleegd op 5 juni 2016].

Dijck, G. van, Emotionele belangen en het aansprakelijkheidsrecht, Nederlands Juristen Blad 2015/1787, p. 2530 e.v.

Dijk, C.H. van & Veendrick, L.L., Zorgplichtschending bij beroepsziekten; bewijsproblemen bij het

causaal verband: de arbeidsrechtelijke omkeringsregel en het leerstuk van proportionele aansprakelijkheid. Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade 2013/4.

Edmondson, A. Psychological safety and learning behavior in work teams, Administrative Science Quarterly 1999/44(2), p. 350-83.

Edmondson, A., Teaming: How organizations learn, innovate and compete in the knowledge

economy, Wiley 2012.

Effectory, Sociale Veiligheid, in gesprek met ziekenhuizen, Effectory 2015.

Evenblij, M, Als je zelf het slechte nieuwd bent, Medisch Contact 2009/64(48), p3.

Faure, M., & Hartlief, T., Schade door Arbeidsongevallen en nieuwe beroepsziekten. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2001, p. 8.

Federatie Medische Specialisten, Handreiking overeenkomst medische staf – raad van bestuur, 2015.

Fiske, A.P. & Tetlock, P.E., Taboo-trade offs: Reactions to Transactions That Transgress the Spheres of

Justice, Political Psychology 1997/18, p. 255-297.

Gerven, E. van, Zorgverleners als second victims van patiëntveiligheidsincidenten: impact op

functioneren en welzijn, Katholieke Universiteit Leuven 2016.

Hall, L.W. & Scott, S.D., The second victim of adverse health care events. Nursing Clinics of North America 2012/47(3), p. 383–93.

Hartkamp, A.S., & Sieburgh, C.H., Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het Nederlands

Burgerlijk Recht. Verbintenissenrecht. Deel 6-III*. Algemeen overeenkomstenrecht, Kluwer 2010 (13e

dr.).

Hartlief, T., Rechtsvorming door de Hoge Raad: het dossier ‘werkgeversaansprakelijkheid’. Aansprakelijkheid, Verzekering & Schade 2009/29.

Hartlief, T., Vergoeding van arbeidsgerelateerde schade anno 2013. Aansprakelijkheid, Verzekering & Schade 2013/5, p. 2.

Hartlief, T., Waar ligt de toekomst van het personenschaderecht? Nederlands Juristen Blad 2015/2003,

Hendriks, A.C., En toen was er de Wkkgz, niewe wet met vergaande gevolgen voor artsen. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 2015/159.

Heuver, G. e.a., ‘Just culture’: inzicht in calamiteiten beleid in Nederlandse zorginstellingen. Kwaliteit in Zorg 2015/3, p. 24-7.

Hu Y.Y. e.a., Physicians' needs in coping with emotional stressors: the case for peer support, Archives

of Surgery 2012/147(3), p. 212-7.

Hulst, J.E., Akkermans, A.J. & Buschbach, S. van, Excuses aan verkeersslachtoffers, Boom 2014.

Huver e.a., Slachtoffers en aansprakelijkheid. Deel I: Terreinverkenning, WODC 2007.

Kenniscentrum Impact & Trimbos, Richtlijn psychosociale ondersteuning geüniformeerden, 2011, p. 3-4.

Kolder, A. & Zwols, R.K.R, De zelfstandige betekenis van lid 4 van art. 7:658 BW. Maandblad voor Vermogensrecht 2013/6, p. 155-64.

Kroll L. e.a., Learning not to take it seriously: junior doctors’ accounts of error. Medical Education, 2008/42(10), p. 982–90.

Kübler-Ross E, On Grief and Grieving: Finding the Meaning of Grief Through the Five Stages of Loss,

Barnes & Noble 2005.

Laarman, B.S, “Ik zweer dat ik de geneeskunde zo goed als ik kan zal uitoefenen.”: Art. 7:658 BW en

de zorg voor de medisch specialist, Verkeersrecht ANWB 2015/23, p. 1-11.

Laarman, B.S. e.a., OPEN: open en eerlijke omgang na klachten en incidenten in het ziekenhuis, NIVEL 2016.

Legemaate, J. (in opdracht van ZonMw), e.a., Melden van incidenten in de gezondheidszorg, onderzoek, 2006 p. 18.

Legemaate, J., Akkermans, A.J. & Friele, R.D., Openheid over medische fouten: waar staan we?, Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 2015/159

Leistikow, I. e.a. Dit nooit meer. Utrecht CBO Kwaliteitsinstituut voor Gezondheidszorg 2009.

Letselschaderaad, Gedragscode Openheid medische incidenten; betere afwikkeling Medische

Aansprakelijkheid, 2012.

Lindenbergh, S.D. & Mascini, P., Schurende dilemma’s in het aansprakelijkheidsrecht, in: W.H. van Boom, I. Giesen & A.J. Verweij (red.), Capita civilologie: Handboek empirie en privaatrecht (Civilology Series), Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2013, p. 437-457.

Lindenbergh, S.D., ‘Herstel bij letsel. Over de juridische fundering van verplichtingen in herstel‘, in: G.R. de Groot e.a., Kritiek op recht – Liber Amoricum Gerrit van Maanen, Deventer: Kluwer 2014, p. 239-252.

Linthorst, G.E. e.a., Een klacht bij het tuchtcollege tegen een aios. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 2014/158.

Loth, M.A. & Stegerhoek, L., ‘Achter het stuur in de bus’, Aansprakelijkheid, Verzekering & Sschade 2016/18, p. 1-12.

Loth M.A., Beumers, M.T. & Boom, W.H. van, Aansprakelijkheidsrecht en de maatmens, Vereniging voor Schadevergoedings- en Aansprakelijkheidsrecht 2016.

MacLeod, L., “Second victim” casualties and how physician leaders can help. Physician Executive, 2014/40, p. 8–12.

National Patient Safety Agency, Being Open, 2009.

Nationale Politie, Blauwdruk Mentale Zorglijn, 2013.

Nieuwenhuis, J.H., Zorgverplichting werkgever/aansprakelijkheid, artikel 7:658, in: Tekst en Commentaar Burgerlijk Wetboek: Boeken 6, 7 en 8, Nieuwenhuis J.H., Stolker, C.J.J.M., Valk, W.L. (red.), Wolters Kluwer 2011 (9e dr.).

Noord, I., Zwijnenberg, N., Wagner, C., Patiëntveiligheidscultuur in Nederlandse Ziekenhuizen, NIVEL 2013.

Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen, Passend Model: over de relatie tussen ziekenhuizen en medisch specialisten na 2015, 2013.

Pinto, A., e.a. Surgical complications and their implications for surgeons’ well-being. British Journal of Surgery 2013/100(13), p. 1748–55.

Reerink, A., Doktertje bashen op internet, NRC Handelsblad 31 augustus 2011.

Reitsma-van Rooyen, M. e.a., Zorggebruikers denken minder positief dan artsen over de afhandeling van klachten binnen de gezondheidszorg, NIVEL 2012.

Relis T. Perceptions in Litigation and Meditation, Lawyers, Defendants, Plaintiffs and Gendered Parties, Cambridge University Press 2011.

Robbennolt, J.K., Apologies and Settlement Levers, Journal of Emperical Legal Studies 2006, p. 333- 373.

Seys, D. e.a., Health Care Professionals as Second Victims after Adverse Events: A Systematic Review, Evaluation & Health Professions 2012/36, p. 135-62.

Singer, S.J. e.a., Identifying organizational cultures that promote patient safety, Health Care Management Review 2009/34(4), p. 300-11.

Scott, S.D. e.a., The natural history of recovery fort he healthcare provider “second victim” after adverse patient events. Quality & Safety in Health Care 2009/18, p. 325-30.

Sirriyeh, R. e.a., Coping with medical error: a systematic review of papers to assess the effects of involvement in medical errors on healthcare professionals’psychological well-being, Quality & Safety in Health Care 2010/19.

Scott, S.D. e.a., Caring for Our Own: Deploying a Systemwide Second Victim Rapid Response Team, Joint Commission Journal on Quality and Patient Safety, 2010/36(5), p.233-40.

Smeehuijzen J.L. e.a., Opvang en schadeafwikkeling bij onbedoelde gevolgen van medisch handelen, Vrije Universiteit Amsterdam 2013.

Spronken, T., Voorzittersrede NVJ vergadering: De menselijke maat, uitgesproken op 10 juni 2016, Nederlands Juristen Blad 2016/1399.

Steenbergen, E. van, Het verborgen verdriet van de dokter, NRC Handelsblad 24 november 2015.

Stichting Arbo Flexbranche, Protocol Bedrijfsopvangteam, 2014.

Tjong Tjin Tai, T.F.E., Zorgplichten en zorgethiek, Universiteit van Amsterdam 2006.

Fiske, P. & Tetlock, P.E., Taboo trade-offs: Reactions to transactions that transgress the spheres of

justice, Political Psychology (18) 1997, p. 255-297.

Ulström, S. e.a., Suffering in silence: a qualitative study of second victims of adverse events, British Medical Journal Quality and Safety 2014/23, p. 325-31.

Universiteit van Missouri, forYou [online via http://www.muhealth.org/about/quality-of-care/office- of-clinical-effectiveness/foryou-team/, geraadpleegd op 5 juni 2016].

Wal van der, G. e.a., Invoering veiligheidsmanagementsysteem in ziekenhuizen komt op gang, NIVEL 2009.

Waterman, A.D. e.a. The emotional impact of medical errors on practicing physicians in the United States and Canada. Joint Commission Journal on Quality Patient Safety 2007/33(8), p. 467–476.

Waterman, Y., Handboek Personenschade 2020.6, Psychische schade. Wolters Kluwer 2014

White, A.A. e.a., Supporting health care workers after medical error: considerations for health care leaders, Journal of Clinical Outcomes Management 2008/15(5), p. 240-7.

White, A.A. & Gallagher, T.H.. After the apology–coping and recovery after errors. Virtual Mentor, Virtual Mentor, 2011/13(9), p. 593-600.

Wu, A.W. e.a., Do houseofficers learn from their mistakes?, Journal of the American Medical Association 1991/265(16), p. 2089-94

Wu, A.W., Medical error: the second victim, British Medical Journal, 2000/320, p.726-7.

Wu, A.W. e.a., Disclosing Adverse Events to Patients: International Norms and Trends. Journal of Patient Safety 2014/0(0), p. 1–7.

Kamerstukken

Kamerstukken II 1997/98, 25263, nr. 14, p. 6.

Jurisprudentielijst

Centrale Raad van Beroep 28 januari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:350, AB2016/147 met noot van Blanken.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 23 juni 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:4552.

Gerechtshof Den Bosch 6 mei 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:1270.

Hoge Raad 5 november 1965, ECLI:NL:HR:1965:AB7079 (Kelderluikarrest).

Hoge Raad 9 oktober 1992, ECLI:NL:HR:1992:AC0706 (DES-dochters).

Hoge Raad 20 september 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2142 (Pollemans/Hoondert-arrest).

Hoge Raad 2 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5356 (Taxibus).

Hoge Raad 4 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4090 (Laudy/Fair Play).

Hoge Raad 11 maart 2005, ECLI:HR:2005:AR6657.

Hoge Raad 18 maart 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR5214 (Baby Kelly).

Hoge Raad 11 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU3313 (Bayar/Wijnen).

Hoge Raad 31 maart 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU6092 (Nafalit/Karamus).

Hoge Raad 17 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH1996.

Hoge Raad 5 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1508 met conclusie van Advocaat-Generaal Verkade.

Hoge Raad 1 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB6175 (Maasman/Akzo).

Hoge Raad 8 oktober 2010, ECLI:NL:HR:BM6095 (Hangmat-arrest), NJ2011/465 met noot Hartlief.

Hoge Raad 11 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR5215, NJ2011/597 met noot Hartlief.

Hoge Raad 11 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR5223 (De Rooyse Wissel), NJ2011/598, met noot Hartlief.

Hoge Raad 23 maart 2012, ECLI:HR:2012:BV0616 (Davelaar/Allspan) met conclusie van Advocaat- Generaal Hammerstein.

Hoge Raad 7 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1721 (Lansink/Ritsma)

Hoge Raad 7 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1717 (SVB/Van de Wege).

Rechtbank Midden-Nederland, 13 juli 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:3838.

Rechtbank ’s-Gravenhage 11 november 2005, ECLI:NL:RBSGR:2005:AU6006.

Rechtbank Utrecht 4 september 2002, ECLI:NL:RBUTR:2002:AE7348.

Rechtbank Utrecht 2 mei 2007, ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4348.