• No results found

De komst van schippers uit Emden, 1757-1763

Hoofdstuk 2: De ontwikkeling van de Groninger Oostzeevaart, 1720-1799

2.2 De komst van schippers uit Emden, 1757-1763

Bron: STR-online – www.soundtoll.nl Bron: STR-online – www.soundtoll.nl

Na de aarzelende opstartfase in de eerste helft van de achttiende eeuw werd de Oostzeevaart voor de stad Groningen pas in het jaar 1757 voor het eerst echt belangrijk. Voorheen voer er jaarlijks slechts een tiental Groningse schepen de Oostzee op, maar in één jaar tijd nam dit toe tot een aantal van 35, en binnen drie jaar werd een stabiel jaarlijks gemiddelde bereikt van rond de 60 Baltische reizen. Grafiek 14 en 15 laten zien dat de traditionele Groninger vaart op Amsterdam sterk toenam, maar dat er met de vaart op de havens van Groningen, Delfzijl en Emden nu ook een stevige regionale basis voor de Groninger Oostzeevaart was ontstaan. De schippersgemeenschap van Groningen onderscheidde zich hiermee van de meeste andere Noord-Nederlandse gemeenschappen, die vooral tussen de Oostzee en de Amsterdamse stapelmarkt heen en weer bleven varen. Zowel de opkomst van de Groninger havens als de expansie van de Groninger Oostzeevaart in de tweede helft van de achttiende eeuw zouden in verband kunnen worden gebracht met het aantrekken van de provinciale economie,90 maar de groei van het aantal doorvaarten was te abrupt om enkel hiervan het resultaat te zijn. Het heeft er alle schijn van dat beide ontwikkelingen een direct gevolg zijn geweest van wat er zich gelijktijdig aan de overzijde van de Eemsmonding voltrok, waar Oost-Friesland als onderdeel van Pruisen de Zevenjarige Oorlog (1756-1763) werd ingetrokken.

Wederom vormen gegevens afkomstig uit de Sonttol registers de basis voor deze bevinding. Omdat STR Online het mogelijk maakt om op naam van een schipper te zoeken en daarbij duidelijk wordt welke thuishaven(s) gedurende langere periodes door hem is/zijn opgegeven, is de database een uitermate geschikt instrument om migratiestromen van Sontvaarders te reconstrueren. Voor de Groningse casus is de herkomst

90 Zie voor een voorbeeld van deze gevolgtrekking: Boels en Feenstra, ‘Regentenheerschappij en economische recessie 1660-1749’, 285. 0 10 20 30 40 50 60 70 80

Grafiek 14. Groninger schippers: vertrekhavens ten westen van de Sont,

1750-1769. Hamburg Emden Frankrijk Amsterdam Groningen 0 10 20 30 40 50 60 70 80

Grafiek 15. Groninger schippers: bestemmingen ten westen van de Sont,

1750-1769. Rotterdam/ Schied. Emden Delfzijl Frankrijk Amsterdam Groningen

van de schippers vooral interessant voor wat betreft de jaren tot 1763, omdat deze periode zowel de opstartfase als de expansie van de Groninger Oostzeevaart beslaat als ook het einde van de Zevenjarige Oorlog. Vanwege het arbeidsintensieve karakter van een dergelijk onderzoek is ervoor gekozen om het natrekken van de individuele schippers op dat punt te stoppen.91 Een klein aantal van de Groninger schippers blijkt afkomstig uit de Ommelanden en Friesland, maar tijdens de eerste vijfentwintig jaar van de Groninger Oostzeevaart werd het merendeel van de doorvaarten nog steevast uitgevoerd door lokaal gewortelde schippers. De groei van de Groningse schippersgemeenschap tussen 1757 en 1760 is daarentegen bijna volledig te herleiden tot de instroom van ten minste 37 schippers uit Emden en omstreken die tijdens de oorlog in de neutrale Republiek een geschikte uitwijkplaats vonden.

De Oost-Friese migranten zijn geïdentificeerd door na te gaan welke schippers zowel onder Groningen als onder Emden in de database geregistreerd staan. Het betreft hier niet alleen personen die hun schipperscarrière in Emden zijn begonnen en in 1757 of kort daarna de overstap naar Groningen maakten, zoals bijvoorbeeld Jan Hensman deed (zie tabel 5). Ook de schippers die tijdens de oorlogsjaren onder Groninger vlag hun Oostzeevaart waren gestart, maar na deze periode hun thuishaven naar Oost-Friesland hebben verlegd, worden in dit onderzoek tot de Emder migranten gerekend. De doorvaarten van Jan Pieters Hoen (tabel 6) zijn illustratief voor het migratiepatroon van deze tweede groep. De naar Groningen uitgeweken schippers die in deze zes jaar zowel hun Oostzeevaart begonnen als beëindigden kunnen in de database niet als Oost-Friezen worden herkend. Het genoemde aantal van 37 migrantschippers is daarom mogelijk te laag ingeschaald. Het betreft hier de minimale omvang van de groep die in werkelijkheid een stuk groter kan zijn geweest. Samen namen de Oost-Friese schippers tussen 1756 en 1767 ten minste 365 Groninger doorvaarten voor hun rekening. Dit Emder aandeel in de Groninger Oostzeevaart is weergeven in grafiek 16.

Wanneer de Baltische handel en scheepvaart van Emden nader worden bekeken, wordt de migratiegolf wederom duidelijk zichtbaar en blijkt bovendien dat dat de Oost-Friezen tijdens de oorlogsjaren behalve in Groningen, ook in Delfzijl, Appingedam en Dokkum neerstreken. Het was overigens niet ongebruikelijk voor deze schippers om trapsgewijs, bijvoorbeeld via Delfzijl, alsnog in Groningen terecht te komen. Omgekeerd kon Groningen ook voor Dokkum worden ingeruild, zoals de passages van Jan Hensman laten zien. In Grafiek 17 zijn behalve de oostwaartse én westwaartse Sontpassages van de Emder schippersgemeenschap (scheepvaart) ook het aantal schepen weergegeven dat vanuit de haven van Emden de Oostzee opvoer (handel). De scheepvaart verdween na 1757 volledig, terwijl de export van de stad zonder belemmering door lijkt te zijn gegaan. Grafiek 18 laat zien dat de handel van Emden tot dan toe geheel in

91 Het is onmogelijk om een dergelijk onderzoek met honderd procent nauwkeurigheid uit te voeren. Sommige namen van schippers konden op tientallen verschillende manieren worden opgeschreven, waarvan niet alle variaties even gemakkelijk zijn te voorzien. Ook werd er door de schippers wisselend gebruik gemaakt van patroniemen, achternamen, of combinaties van de twee. De identificatie kan nog verder worden bemoeilijkt door transcriptie en/of invoerfouten gemaakt tijdens het verwerken van de originele Deense bronnen. Dit betekent dat het onmogelijk is om alle doorvaarten van iedere individuele Groningse schipper te achterhalen. Het onderzoeksresultaat moet daarom vooral worden gezien als een benadering van de historische werkelijkheid. Desondanks zijn de grote lijnen zeer duidelijk waarneembaar. Zeker in het geval van een relatief kleine en dus overzichtelijke schippersgemeenschap als die van de stad Groningen.

Bron: STR-online – www.soundtoll.nl 0 50 100 150 200 250

Grafiek 16. Het Emder aandeel in de Groninger Oostzeevaart.

Doorvaarten uitgevoerd door Groningers en overigen Doorvaarten uitgevoerd door Emdenaren

Tabel 6. Sontpassages van Jan P. Hoen, 1761-1773.

Datum Thuishaven Route

28-9-1761 Groningen Riga - Delfziel

6-4-1762 Groningen Bourneuff - Konigsberg

10-6-1762 Groningen Kønigsberg - Delfzyl

16-5-1763 Groningen Bourneuf - Kønigsberg

6-7-1763 Groningen Konigsberg - Embden

5-9-1763 Grøningen Embden - Østersøen

5-6-1765 Grøningen Dantzig - Embden

10-8-1765 Grøningen Emden - Østersøen

11-10-1765 Grøningen Kiønigsberg - Amsterdam

5-4-1766 Grønningen Grønningen - Dantzig

1-5-1766 Grøningen Dantzig - Amsterdam

22-8-1766 Grøningen Pillauw - Embden

10-4-1767 Grøningen Grøningen - Østersøen

15-5-1767 Groningen Kønigsberg - Embden

27-6-1767 Gronningen Embden - Østersøen

22-7-1767 Groningen Pillau - Embden

3-9-1767 Gronningen Embden - Østersøen

25-11-1767 Groningen Pillau - Amsterdam

5-6-1769 Embden Embden - Østersøen

1-7-1769 Embden Pillau - Embden

7-7-1770 Embden Embden - Dantzig

31-5-1771 Embden Pilau - Embden

4-7-1772 Embden Kønigsberg - Embden

7-9-1773 Embden Kønigsberg - Embden

Bron: STR-online – www.soundtoll.nl

Tabel 5. Sontpassages Jan Hensman, 1757-1766.

Datum Thuishaven Route

2-5-1757 Embden Kønigsberg - Embden

5-6-1757 Embden Embden - Østersøen

13-8-1757 Embden Dantzig - Ams.

18-10-1757 Grøningen Amsterdam - Østersøen

21-11-1757 Grøningen Dantzig - Nye Schants

3-5-1758 Embden Embden - Østersøen

3-6-1758 Grøningen Dantzig - Amsterdam

15-10-1758 Embden Embden - Dantzig

6-11-1758 Grøningen Dantzig - Grøningen

9-6-1759 Grøningen Embden - Østersøen

6-9-1759 Grøningen Amsterdam - Østersøen

4-10-1759 Grøningen Stettin - Amsterdam

4-6-1760 Dockum Embden - Øster Søen

4-7-1760 Dockum Dantzig - Ams.

4-10-1760 Dockum Croisie - Memel

18-3-1761 Dockum Kønigsberg - Niewendam

11-7-1761 Dockum Croisicq - Øster Søen

31-8-1761 Dockum Riga - Delfziel

26-3-1762 Dockum Embden - Liebau

27-4-1762 Dockum Libau - Delfzyl

17-7-1762 Dockum Croisic - Riga

8-9-1762 Dockum Riga - Hollesloot

24-6-1763 Dockum Amsterd. - Østersøen

3-8-1763 Dockum Konigsberg - Embden

27-3-1764 Emden Emden - Østersøen

18-10-1764 Emden Konigsberg - Amsterdam

29-4-1766 Embden Kønigsberg - Amsterdam

28-6-1766 Embden Embden - Østersøen

21-8-1766 Embden Kønigsberg - Amsterdam

2-10-1766 Embden Amsterdam - Østersøen

Bron: STR-online – www.soundtoll.nl Bron: STR-online – www.soundtoll.nl

handen was geweest van de eigen schippersgemeenschap. In de Oost-Friese Oostzeehandel was op dat moment duidelijk geen plek voor schippers van buiten de regio. Dat de gehele export van Emden in de oorlogsjaren volgens de Sonttol registers door Nederlandse schippers zou zijn uitgevoerd, zou het resultaat kunnen zijn van een ‘virtuele migratie’, maar hoe vallen een tijdelijk verworven vlag en burgerrecht te rijmen met het gegeven dat schippers woonachtig in Groningen, Dokkum en Delfzijl ook ná de Zevenjarige Oorlog een aanzienlijk aandeel behielden in de handel tussen Emden en de Oostzee? Het nut van een louter administratieve aanpassing was op dat moment komen te vervallen en het is onwaarschijnlijk dat schippers uit Noord-Nederland na 1763 op eigen kracht een marktaandeel zouden hebben bemachtigd in de tot dan toe door hun Emder collega’s gemonopoliseerde handel van de Oost-Friese stad. Dit versterkt het vermoeden dat de Sonttol registers de sporen van een daadwerkelijke migratie bevatten, al valt niet uit te sluiten dat een deel van de doorvaarten slechts virtueel vanuit Groningen werd verzorgd. Maar waarom week dan in ieder geval een groot aantal van de bij de Oostzeevaart betrokken Emdenaren uit naar de Republiek?

Na het overlijden van rijksvorst Karel Edzard van Oost-Friesland, de laatste telg uit het geslacht Cirksena, had de erfopvolgingspolitiek van de Hohenzollern in 1744 tot gevolg dat het voorheen onafhankelijke graafschap in de Pruisische staat werd opgenomen.92 Met het uitbreken van de Zevenjarige Oorlog in 1756 belandden Oost-Friesland en de stad Emden hierdoor in een Engels-Pruisische coalitie die het opnam tegen Frankrijk, Oostenrijk, Saksen, Rusland en Zweden. Pruisen was tegen deze overmacht niet bestand en moest al in het eerste oorlogsjaar zijn westelijke gebieden opgeven.93 In de Oost-Friese historiografie valt te vernemen dat er tijdens de Zevenjarige Oorlog inderdaad een aantal schippers uit

92 Sonntag, Die preussische Wirtschaftspolitik in Ostfriesland, 20-25.

93 Ernst Siebert, Walter Deeters en Bernard Schröer, Geschichte der Stadt Emden (Leer 1980) 10-11.

0 20 40 60 80 100 120

Grafiek 17. Handel en scheepvaart van Emden, 1750-1769. Handel Scheepvaart 0 20 40 60 80 100 120

Grafiek 18. Schippers vetrekkend uit de de haven van Emden, gespecificeerd naar opgegeven thuishaven, 1750-1769.

Emden/Oost-Friesland Groningen

Dokkum

Delfzijl/Appingedam Republiek overig

Emden naar ‘Holland’ vertrok om de handel met Frankrijk te kunnen voortzetten,94 maar behalve dat de daadwerkelijke bestemming (Noord-Nederland) hiermee geen recht wordt gedaan is ook de opgegeven beweegreden waarschijnlijk niet correct. De Oost-Friezen hadden doormiddel van slechts een virtuele migratie met ingang van 1756 hun vaart op de Franse havens al kunnen veiligstellen. Dit gebeurde echter niet. Zij bleven in het eerste oorlogsjaar, tot en met mei 1757, nog steeds vanuit hun eigen thuishaven de Oostzee bevaren en komen pas als Groningers in de Sonttol registers tevoorschijn nadat de Franse bezettingsmacht in juni van dat jaar in Oost-Friesland arriveerde.95 In dit laatste gegeven lijkt de daadwerkelijke aanleiding voor de migratiegolf te moeten worden gevonden.

Alhoewel Emden binnen een jaar alweer werd ontzet, had de korte aanwezigheid van de Fransen een zware last op Oost-Friesland gelegd. De kosten van de bezetting, zo’n 800.000 Reichstaler, werden op de inwoners verhaald.96 Oorlogsbelastingen en goederenconfiscaties zorgden ervoor dat lokale ondernemers de grootste moeite hadden het hoofd boven water houden. Zo schrijft de in Oost-Friesland gevestigde Groningse ondernemer P. Sijlman in een brief uit 1757 dat de vorderingen op degenen die ‘in Oostfrieslant begoedt sijn … bijna niet te dragen’ waren.97 Dit lijkt een meer aannemelijke reden voor het vertrek van de schippers uit Emden. Ook nadat de bezetters in 1758 weer uit Oost-Friesland waren verdreven nodigde de oorlogssituatie de Emdenaren niet uit naar huis terug te keren. De lokale economie had te lijden onder hevige inflatie en de militaire dreiging bleef gedurende de gehele oorlog aanwezig. In 1761 werden de Oost-Friezen hieraan nogmaals herinnerd toen de provincie en ook de stad Emden tien dagen lang te kampen had met plunderingen, brandschatting en moordpartijen door Franse soldaten.98 De schippers uit Emden hadden dus alle reden om hun zaken daadwerkelijk naar Groningen te verplaatsen.

De cruciale vraag die dit alles oproept is in hoeverre de migratie van de Oost-Friese schippers heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van het inheemse deel van de Groningse maritieme gemeenschap, zowel tijdens de Zevenjarige Oorlog als in de periode erna. Waren de Emdenaren slechts verantwoordelijk voor een tijdelijk verhoogd aantal Groninger Sontpassages, of is hun migratie één van de redenen geweest voor de bloei van de Groningse Oostzeevaart in de tweede helft van de achttiende eeuw? Dit laatste lijkt geen onwaarschijnlijk scenario, althans, de Emdenaren waren hier met hun ervaring en connecties zeker toe in staat. De 37 Emder schippers die verantwoordelijk waren voor ten minste 365 Groninger Sontpassages waren duidelijk uit een ander hout gesneden dan de typische Groninger Oostzeevaarder uit de periode 1720-1756. De Oost-Friese migranten voeren gedurende hun gehele carrière gezamenlijk ten minste 1440 keer (wederom een voorzichtige schatting) door de Sont, oftewel, 39 keer per schipper. Dit aantal lag vijf keer hoger dan het gemiddelde van de eerste lichting Groninger Oostzeeschippers en twee keer hoger dan het gemiddelde van de Groningse ‘specialisten’. De schippersgemeenschap van Emden was dus halverwege de

94 Ibidem, 88.

95 STR-online – www.soundtoll.nl.

96 Siebert, Deeters en Schröer, Geschichte der Stadt Emden, 11.

97 Regionaal Historisch Centrum Groninger Archieven (RHC GrA), toegangsnr. 612, J. Schott en L. Sijlman, 1605-1782, inv.nr. 168, Brief van P. Sijlman over de onzekere positie van Oost-Friesland in de Zevenjarige oorlog en de voortdurende bezetting door Franse troepen uit naam van de Oostenrijkse keizer. Minuut, 1757.

achttiende eeuw aanzienlijk steviger in de Oostzeehandel verankert dan de schippersgemeenschap van Groningen. Zij waren meer gespecialiseerd dan de Groningse ‘specialisten’ tot dan toe waren geweest. Daar komt bij dat Emden sinds het begin van de achttiende eeuw op structurele basis goederen met het Oostzeegebied uitwisselde, waarbij de export niet onder deed voor de import. De Emdenaren beschikten over een eigen handelsnetwerk en waren zeer bedreven in Oostzeevaart. Daarom zou, enerzijds volgens het principe van goed voorbeeld doet goed volgen en anderzijds door het delen van de economische infrastructuur, hun jarenlange aanwezigheid in Groningen een katalyserend effect kunnen hebben gehad op de ontwikkeling scheepvaart van de stad. Vooral met betrekking tot de Groningse vaart tussen het Baltisch gebied en de eigen thuishaven bevatten de Sonttolregisters aanwijzingen die deze optie ondersteunen.