• No results found

Hoofdstuk 3 De canonisering van de Madeliefboeken van Guus Kuijer 3.1 Het begin van een schrijverscarrière

3.3. De literaire kritiek en de bekroningen 1 De journalistieke kritiek in het jaar

3.3.5. De journalistieke kritiek vanaf de jaren tachtig

Met de vijf Madeliefdelen die Kuijer in de periode 1975-1979 geschreven heeft, is de Madeliefreeks voltooid. Doordat Kuijer productief blijft als schrijver blijft hij de belangstelling trekken van de critici. Over zijn nieuwe romans worden recensies geschreven waarin, vooral bij de jeugdboeken, wordt aangehaald dat hij de auteur is van de Madeliefboeken. Zo schrijft Niewold in 1990 in een recensie: ‘hij is de schrijver van de bejubelde serie over het meisje Madelief’.210 Hieruit blijkt dat Kuijer zijn bekendheid verworven heeft met de Madeliefdelen. Uitgever Querido zorgt ervoor dat de

Madeliefboeken herdrukt worden waardoor de boeken worden gelezen door nieuwe generaties. In 1983 worden alle reeksen gebundeld in Het grote boek van Madelief en in 1985 worden de delen Met de poppen gooien en Grote mensen daar kun je beter soep van koken uitgegeven in de salamanderreeks. De herdrukken leveren besprekingen op in dag- en weekbladen. Er zijn zes

recensenten die aandacht besteden aan de verschijning van de bundel Het grote boek van Madelief. Twee critici bespreken de salamanderreeks. Daarnaast blijven de Madeliefboeken in de

belangstelling staan doordat Guus Kuijer het personage Madelief nog een keer laat optreden in Tin Toeval en de kunst van Madelief (1989) samen met het personage Tin Toeval uit de Tin Toevalreeks. Zes critici schrijven een recensie over dit jeugdboek. Ook toneel- en televisiebewerkingen, dragen eraan bij dat er belangstelling blijft bestaan voor de Madeliefboeken. Stichting BZZTôH-theater bracht in 1980 een toneelstuk op de planken dat geïnspireerd is op de Madeliefverhalen. Verder maakt Ineke Houtman in 1993 een serie over Madelief dat werd uitgezonden bij de VPRO en in 1998 maakte Houtman een verfilming van Krassen in het tafelblad. Ook worden de verhalen gebruikt als lesmateriaal in het onderwijs en verschijnen er luisterboeken. De exploitatie naar andere markten draagt eraan bij dat de Madeliefboeken nieuwe lezers trekken, waardoor de reeks steeds bekender wordt. In mijn onderzoek concentreer ik me op de recensies van de Madeliefreeks, omdat de herdrukken niet zoveel recensies opleveren, gebruik ik ook de recensies van Tin Toeval en de kunst van Madelief en enkele artikelen die verschenen zijn naar aanleiding van de Madeliefserie.

In de periode 1975-1979 beoordeelden de critici de Madeliefboeken vooral vanuit de lezersgerichte benadering. Op de tweede plaats kwam de maatschappijgerichte benadering. De critici besteedden minder aandacht aan de literaire aspecten. Pas bij de verschijning van Krassen in het tafelblad in 1978 leek de tekstgerichte benadering in opmars te komen. Gaat deze benadering domineren in de kritiek vanaf de jaren tachtig? Houden de critici nog steeds rekening met de wensen en behoeften van de lezer? Welke argumenten die er gegeven werden vanuit de maatschappijgerichte benadering blijven staan?

210 Niewold, S.’ De man met de lange benen vertelt Carla over de worstenkoning’, in: de Volkskrant, 6 januari 1990.

Vanuit de maatschappijgerichte benadering werden de Madeliefboeken in de periode 1975-1979 om drie redenen geprezen. De eerste reden is dat de personages en gebeurtenissen in de verhalen realistisch gevonden werden. Een tweede argument is dat de Madeliefboeken moderne opvattingen overbrachten. Een derde argument van de critici was dat het boek leerzaam is voor de lezer omdat hij geconfronteerd werd met serieuze thematiek of met problemen. Aan het laatste argument waren wel pedagogische voorwaarden verbonden. Welke argumenten van de maatschappijgerichte

benadering worden na 1980 nog steeds gebruikt?

Het eerste argument hing samen met de eis dat de werkelijkheid, zoals gepresenteerd in het boek, overeen moest komen met de realiteit buiten het boek. Hiervoor was het van belang dat de personages en de gebeurtenissen realistisch waren. Ook na 1980 noemen verschillende critici de personages en de gebeurtenissen realistisch. Om aan te geven waarom dit van belang is, gebruiken de critici een argument vanuit de lezersgerichte benadering. Ze vinden het namelijk van belang voor de lezers, omdat zij zich hierdoor makkelijk kunnen identificeren met de personages. De Jong-van Gurp schrijft bijvoorbeeld: ‘De kinderen, en trouwens ook de grote mensen, zijn opvallend

levensecht. Iedereen zal er iets in herkennen.’211 In 1993 schrijft een criticus dat Madelief totaal niet lijkt op de superkinderen uit de jeugdliteratuur. Haar wereld is hierdoor herkenbaar voor de meeste kinderen.212 Uit deze beoordelingen blijkt dat de critici het positief vinden dat de personages en de gebeurtenissen realistisch zijn, omdat de lezer zich kan identificeren met de personages. Hiermee lijkt de lezersgerichte benadering, de maatschappijkritische benadering te verdringen.

De tweede reden waardoor de maatschappijgerichte critici positief oordeelden over de

Madeliefboeken, was dat ze van mening waren dat de Madeliefboeken eigentijdse opvattingen overdroegen. De critici herkenden opvattingen, die toentertijd actueel waren, over de emancipatie van de vrouw en over een vrije opvoeding, in de jeugdboeken. Na de jaren tachtig veranderden de opvattingen over de opvoeding. Ook is de positie van de vrouw in de samenleving verbeterd, waardoor het onderwerp zijn actuele waarde verloor. Dit heeft ertoe geleid dat de critici minder aandacht schonken aan deze onderwerpen. Er is na 1980 nog maar een keer een criticus die ideeën over de vrije opvoeding herkende in de Madeliefboeken. De Jong-van Gurp schrijft in 1984:

‘Madelief, zonder vader krijgt een behoorlijk vrije opvoeding’.213 Dit blijkt volgens haar uit de manier waarop Madelief en haar moeder met elkaar omgaan. ‘Madelief en haar moeder zijn trouwens hele beste vriendinnen, evenals de meeste van haar vriendjes en vriendinnetjes en hun ouders.’ Daarbij stelt ze dat de fouten van volwassenen niet verdoezeld worden. Dit is tot 1993 de laatste keer dat de critici opvattingen over de doorbreking van rolpatronen of de vrije opvoeding herkennen. In 1993 schrijft Holtrop dat de Madeliefverhalen kenmerken bevatten die typerend waren voor de

jeugdboeken uit de jaren zeventig. Als voorbeeld noemt ze: ‘Een eenoudergezin, een grootmoeder die ongelukkig was met haar rol in het leven, een grootvader die daar openlijk met Madelief over praat. Emotionele onderwerpen waar grote mensen serieus met Madelief over praatten.’ 214 Deze kenmerken, waardoor Madelief in de jaren zeventig juist erg gewaardeerd werd, worden nu afgedaan als typische jaren-zeventig kenmerken.

211 De Jong-van Gurp, E. ‘Een visje bij de thee en Madelief’, in: Nederlands Dagbad, 11 april 1984. 212 Anoniem, ‘Guus Kuijers Madeliefboeken tot leven gebracht’, in: Telegraaf, 22 maart 1993. 213 De Jong-van Gurp, E. ‘Een visje bij de thee en Madelief’, in: Nederlands Dagblad, 11 april 1984. 214 Holtrop, A. ‘Tin en Madelief. Verzonnen meisjes ontmoeten elkaar’, in: Vrij Nederland, 4 april 1989.

Een derde argument van de maatschappijgerichte critici was dat het boek leerzaam is voor de lezer omdat deze geconfronteerd werd met serieuze thematiek of met problemen. Aan het laatste

argument zaten wel pedagogische voorwaarden vast. Vanuit de maatschappijgerichte kritiek werd er verlangd dat er in jeugdboeken maatschappelijke problemen werden aangekaart. Uit de

beoordelingen van Met de poppen gooien bleek dat de kinderboeken niet geschikt werden gevonden om de lezers te confronteren met actuele problematiek. Alleen kleine, oplosbare problemen die de lezer in zijn eigen omgeving zou kunnen tegenkomen, mochten aan bod komen. Over de

Madeliefdelen die na 1976 verschenen, oordeelden de critici positief omdat Kuijer in staat was om ernstige thema’s met relativering en humor te brengen. Na 1980 wordt er nog maar weinig

geschreven over de serieuze thema’s en probleemsituaties waarmee de lezers van de Madeliefreeks geconfronteerd worden. Alleen Friso schrijft dat er grote thema’s en levensvragen in het werk van Kuijer behandeld worden.215 De Madeliefboeken worden echter vooral gekarakteriseerd als aardige, onschuldige verhaaltjes voor kinderen. De recensent van De Morgen schrijft dat de verhalen kleine anekdotes uit het kinderleven bevatten. Sommige boeken, zoals Krassen in het tafelblad, zijn volgens deze criticus bij momenten ernstig. De recensent meent dat Kuijer in zowel de Pollekeboeken als de Madeliefboeken, laat zien waar jonge meisjes zich mee bezighouden. De criticus noemt als

voorbeelden: ‘Avonturen, en liefdevolle relatie met een oude opa, de verschrikkingen van een verhuizing, de eerste verliefdheid, ruzie met je beste vriendin, grapjes met de meester…’ · Niewold omschrijft de gebeurtenissen van Madelief als ‘alledaags, maar verre van saai’.216 Holtrop vergelijkt de Madeliefboeken met Jip en Janneke. Het zijn volgens haar allebei ‘aardige verhaaltjes rond aardige kinderen’ over het dagelijks leven van lieve, grappige, ondernemende kinderen die het druk hebben met wat er in en vlak om huis gebeurt.217

Hoe komt het dat de jeugdboeken vanaf de jaren tachtig worden getypeerd als aardige, anekdotische verhalen uit het kinderleven, terwijl de critici vóór die tijd serieuze thema’s en problemen in het werk herkenden? Brems stelt dat jeugdboeken waarin problematiek als echtscheiding en de dood behandeld werden, opkwamen in de jaren zeventig.218 In deze tijd waren boeken die serieuzere thematiek behandelden een nieuw fenomeen, daardoor is het logisch dat de critici hier meer aandacht aan schonken. Daarnaast is het kindbeeld veranderd. Ghesquière meent dat de kloof tussen het kind en de volwassenen sinds de jaren tachtig is verkleind. Dit komt onder andere door de komst van de televisie die kinderen al op jonge leeftijd met geweld en seksualiteit confronteert.219 Hierdoor zijn de critici niet meer bang dat de jonge lezers verontrust raken als ze over thema’s als de dood lezen. Het is normaal geworden om over zulke onderwerpen met je kind te communiceren. In de periode 1975-1979 werden de Madeliefdelen vooral vanuit de lezersgerichte benadering besproken. Zo vonden de critici het van belang dat de verhalen leuk en leerzaam zouden zijn. Ook vanaf de jaren tachtig houden de critici rekening met de wensen en behoeften van de lezer. Zoals genoemd is het voor de critici een vereiste dat de lezers zich met de verhaalpersonages kunnen identificeren. Verder geven verschillende critici na 1980 nog steeds aan voor welke leeftijd de Madeliefdelen geschikt zijn. De wens dat de jeugdboeken in de smaak vallen bij de lezer, blijft staan. 215 Friso, J. ‘Polleke is geen Madelief’, in Hervormd Nederland, 30 september 2000.

216 Niewold, S. De man met de lange benen vertelt Carla over de worstenkoning’, in: de Volkskrant, 6 januari 1990.

217 Holtrop, A. ‘Titel onbekend’, in: Vrij Nederland, 27 februari 1993.

218 Brems, H. ’Altijd weer vogels die nesten beginnen’. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1945-2005. 2009, p. 278.

De critici proberen zich in de jonge lezer te verplaatsen om te beoordelen of ze de Madeliefboeken leuk zouden vinden. In het Algemeen Dagblad schrijft de recensent: ‘Als ik kind was zou ik het prachtig vinden om aan het begin van een lange vakantie Het grote boek van Madelief cadeau te krijgen.’220 In De Morgen staat: ‘deze bundel heeft alles wat lezende kinderen (en hun gelukkige ouders) wensen kunnen.’221 Hiervoor is het belang dat de boeken grappig zijn. Volgens Adam kenmerken de jeugdboeken zich door de ‘hilarische, perfect getimede humor’. Andere kenmerken die Adam toeschrijft aan de jeugdboeken van Kuijer zijn: ‘zijn vermogen om te ontroeren’ en ‘de spitse dialogen die drama’s relativeren’.222 De dialogen werden ook al in de periode 1976-1979 geprezen.

Is er vanaf de jaren tachtig een toename van literaire argumenten? De critici noemen de stijl, net als in de periode 1976-1979, helder en direct. De Jong-van Gurp schrijft bijvoorbeeld: ‘het taalgebruik en de stijl zijn zeer direct en natuurlijk.’223 Friso noemt het taalgebruik helder en onomwonden. Hij is van mening dat Kuijers zinnen iets dichterlijks hebben. Daarbij meent hij dat Kuijer elk personage een eigen vocabulaire meegeeft.224 De recensenten besteden meer aandacht aan de literaire aspecten, zoals de stijl. Dit duidt erop dat de tekstgerichte benadering een groter aandeel krijgt. Uit de recensie blijkt echter dat de critici bij het beoordelen van de stijl rekening houden met de lezer. Ze menen bijvoorbeeld dat Kuijers stijl door de helderheid en eenvoudige woordkeuze aantrekkelijk is voor het kind. Adam schrijft dat Kuijers toon nooit belerend of betuttelend is: ‘Zonder opgeheven vingertje, zonder masker, en niet betuttelend.’225 Dit sluit aan bij de tijdsgebonden opvatting dat kinderen serieus genomen moeten worden.

Uit de recensies blijkt dat Kuijers Madeliefboeken steeds bekender worden. In 1986 wordt de term klassieker voorzichtig geïntroduceerd door Casper Markesteijn. Hij schrijft in Het Vrije Volk: ‘Na zijn romans voor volwassenen volgde in 1975 zijn kinderdebuut Met de poppen spelen, het zo zachtjes aan klassiek geworden eerste deel van de vijf Madelief-boeken.’226 In 2000 wordt de term zonder aarzeling gebruikt. Friso schrijft: ‘De hoofdpersoon Madelief is een klassiek personage geworden binnen de Nederlandse (jeugd)literatuur.’227 Nu het etiket klassieker aan de Madeliefverhalen verbonden is, lijken er minder argumenten gegeven te hoeven worden om de kwaliteit van het werk aan te duiden. Belle Kuijken schrijft in een recensie van een herdruk van Het grote boek van

Madelief: ‘Dit móet je gewoon lezen.’228 Ze merkt wel op dat de verhalen uit de Madeliefbundel ‘een tikkeltje ouderwets zijn, toch zijn ze zeer zeker de moeite waard’. In 1993 plaatst Aukje Holtrop Madelief in één lijn met andere beroemde, Nederlandse personages uit de jeugdliteratuur, namelijk met Jip en Janneke en Ot en Sien. Holtrop noemt dat Jip en Janneke in de jaren vijftig de moderne voortzettingen zijn van Ot en Sien. In de jaren zeventig kwam Kuijer daarop weer met een soort gevolg met zijn Madeliefboeken.229

220 Groen, E. ‘de, Ik verveel me niet’, in: Algemeen Dagblad, 7 juli 1984. 221 Kuijken, B. ‘Luiletterland. Moeders en dochters’, in: De Morgen, 12 juli 2000.

222 Adam, F. ‘Een lied over verdriet piedewiedewiet: god is dood maar gelukkig bestaat Guus Kuijer’, in: De

Morgen, 2001.

223 De Jong-van Gurp, E. ‘Een visje bij de thee en Madelief’, in: Nederlands Dagbad, 11 april 1984. 224 Friso, J. ‘Polleke is geen Madelief’, in Hervormd Nederland, 30 september 2000.

225 Adam, F. ‘Een lied over verdriet piedewiedewiet: god is dood maar gelukkig bestaat Guus Kuijer’, in: De

Morgen, 2001.

226 Markesteijn, C. ‘Wat er ook verandert niet het wezenlijke’, in: Het vrije volk, 20 december 1986. 227 Friso, J. ‘Polleke is geen Madelief’, in Hervormd Nederland, 30 september 2000.

228 Kuijken, B. ‘Titel ontbreekt’, in: De Morgen, 2001. 229 Holtrop, A. ‘Titel onbekend’, in: Vrij Nederland, 1993.