• No results found

Hoofdstuk 3 De canonisering van de Madeliefboeken van Guus Kuijer 3.1 Het begin van een schrijverscarrière

3.3. De literaire kritiek en de bekroningen 1 De journalistieke kritiek in het jaar

3.3.3. De journalistieke kritiek in de periode 1976-

In de periode 1976-1979 publiceert Kuijer de andere Madeliefdelen. Over Grote mensen daar kun je beter soep van koken (1976) verschenen elf recensies. In de recensies wijzen de critici erop dat dit het vervolg is op het bekroonde boek Met de poppen gooien. De kritiek oordeelt positief over dit tweede Madeliefdeel. De criticus van het Nieuwsblad van het Noorden schrijft bijvoorbeeld: ‘Grote mensen daar kun je beter soep van koken is een boek dat alleen al door de titel de leeslust

169 Faber, H. e.a. Collectieve propaganda van het Nederlandse boek. Gouden Griffel voor het beste

opwekt’.170 De criticus van Literama noemt het een ‘vlot geschreven boek’. 171 Acht critici schonken aandacht aan Op je kop in de prullenbak (1977). Ook dit derde deel is positief beoordeeld. ‘Weer een klein ‘meesterwerkje’ van deze Gouden Griffel-winnaar’ schrijft een recensent van De Helderse Courant 172 Over Krassen in het tafelblad (1978) verschenen zeventien recensies. Dit werk is zeer enthousiast ontvangen. ‘Hiep hoi, hoor ik jullie al roepen: een nieuw boek van Guus Kuijer’, staat er bijvoorbeeld in de Winschoter Courant. Uit de recensies blijkt dat het personage Madelief inmiddels zo bekend is, dat ze niet meer geïntroduceerd hoeft te worden. De critici veronderstellen dat de lezers bekend zijn met Madelief: ‘Hoofdpersoon is de inmiddels al welbekende Madelief.’173 Ook over het laatste deel Een hoofd vol macaroni (1979) oordelen de critici positief. Hiervan heb ik vijf

recensies teruggevonden. Het is opvallend dat er beduidend minder recensies terug te vinden zijn over het laatstgenoemde boek. Naar alle waarschijnlijkheid zijn er meer recensies over Een hoofd vol macaroni geschreven, maar deze heb ik, ondanks dat Het Letterkundig Museum, Delphon en

JeugdLiteRom gezamenlijk over een grote collectie recensies beschikken, helaas niet kunnen achterhalen. De Vreede en Goeman-Van Randen, die eerder een recensie schreven over Met de poppen gooien schreven, blijven Kuijer volgen en beoordelen ook de andere Madeliefdelen. Nieuwe recensenten die aandacht aan het werk van Kuijer zijn gaan besteden, zijn onder andere Van den Hoven, Gomes, Bresser en Huisman.

De Madeliefdelen worden gedeeltelijk vanuit de maatschappijgerichte benadering beoordeeld. Ze toetsen, net zoals de recensenten bij Met de poppen gooien deden, of de werkelijkheid zoals die wordt weergegeven in de verhalen, overeenkomt met de realiteit. Net als bij Met de poppen gooien menen bijna alle critici dat de gebeurtenissen en vooral de personages zeer realistisch zijn. Hiervoor is het van belang dat de kinderpersonages een karakter hebben. Van den Hoven schrijft bijvoorbeeld: ‘De psychologische tekening van de kinderen is vaak erg raak.’174 De recensent van de Veluwse Post schrijft: ‘De kinderen zijn levensecht. Zij beleven ook geen uiterst onmogelijke avonturen’. 175 Er wordt kritiek geuit op gebeurtenissen die in de ogen van de critici niet overeenstemmen met de werkelijkheid. Zo vindt De Vreede het merkwaardig dat Madelief geen vuurwerk afsteekt in Een hoofd vol macaroni dat in de kerstvakantie afspeelt. ‘Ik miste overigens het geknal dat in die tijd kinderen in de leeftijd van Madelief zo bezig houdt!’176 De Madeliefboeken worden niet alleen realistisch, maar ook eigentijds en modern genoemd. Het kopje van de recensie in de Elsevier is bijvoorbeeld: ‘De actueelste schrijver voor de jeugd’. 177 De critici vinden dat de romans eigentijds zijn, omdat ze moderne denkbeelden over bijvoorbeeld de vrouwenemancipatie en opvoeding, kunnen herkennen in de Madeliefdelen. Bij de recensie van Met de poppen spelen waren er slechts twee recensenten, namelijk Goeman-van Randen en Luiks-Kramer, die aanstipten dat ze

denkbeelden over de emancipatie herkenden in het boek. Goeman-van Randen zat ook in de jury van de Gouden Griffel die werd toegekend aan Met de poppen gooien. In dit juryrapport werd vastgesteld dat Kuijer de traditionele rolpatronen in het gedrag tussen jongens en meisjes, heeft doorbroken. Zo wordt er in het juryrapport op gewezen dat een meisje een leidersfiguur is. Door het

170 Anoniem, ‘Avonturen’, in: Nieuwsblad van het Noorden, 9 oktober 1976. 171 Anoniem, ‘geen titel’, in: Literama. juli 1976.

172 Anoniem, ‘Op je kop in de prullenbak’, in: Helderse Courant, 9 juli 1977. 173 Anoniem, ‘geen titel’, in: Winschoter Courant, 8 april 1978.

174 Hoven, P. van den, ‘Op zoek naar oma’, in: De groene Amsterdammer, 12 juli 1978.

175 Anoniem, ‘Grote mensen, daar kan je beter soep van koken’, in: Veluwse Post. 12 oktober 1977. 176 Vreede, M. de, ‘geen titel’, in: NRC Handelsblad, 23 oktober 1979.

juryrapport, waarin de vrouwenemancipatie als argument is gebruikt voor het toekennen van de prijs, treedt het orkestratieproces in werking. Dit proces komt op gang doordat de critici zich in hun oordeelsvorming laten leiden door de oordelen van collega’s. Zo kan er consensus ontstaat over de kwaliteiten van een literair werk. In dit geval ontstaat er consensus over het idee dat er in de Madeliefboeken traditionele rolpatronen over mannen en vrouwen worden doorbroken.

Verschillende maatschappijgerichte critici menen nu ideeën over de emancipatie te herkennen in de Madeliefdelen. Ze menen dat de jeugdboeken tonen dat er verschillende gezinssamenstellingen mogelijk zijn. Zo wordt er aandacht besteed aan het feit dat Madelief door een ongehuwde,

werkende moeder wordt opgevoed. Ook besteden de critici aandacht aan het karakter van Madelief. De criticus van Literama schrijft dat Madelief een meisje is dat van wilde spelletjes houdt, gedrag dat meestal aan het gedragspatroon van een jongen toegeschreven. De criticus beklaagt zich erover dat zulk gedrag nog steeds niet door iedereen van een meisje verwacht wordt.178 De jeugdboeken illustreren dat meisjes niet onder hoeven te doen voor jongens. Maarten ’t Hart wijst op een toename van meisjes-hoofdpersonen in kinderboeken. ‘Moeten we eruit opmaken dat het

feminisme zelfs doordringt in de katernen van de kinderboeken, iets dat ik overigens zou toejuichen want als kind hinderde het mij altijd dat jongens steeds hoofdpersoon waren behalve in de boeken van Enid Blyton en in echte meisjesboeken.’ 179

In interviews reageerde Kuijer verbaasd op de opmerkingen van de critici die menen deze ideeën over de emancipatie van de vrouw te herkennen in zijn werk. Kuijer stelt uitdrukkelijk dat hij niet bewust ideeën over de vrouwenemancipatie in zijn jeugdboeken heeft verwerkt. In een interview, naar aanleiding van het winnen van de Gouden Griffel in 1976, zegt hij: Eén ding, dat doorbreken van dat rollenpatroon heb ik niet bedacht.’ Hij stelt dat het stoere personage Madelief geïnspireerd is op een meisje dat hij kende. Dit meisje had toevallig ook een alleenstaande, werkende moeder. 180 Ondanks dat Kuijer stelt dat hij niet doelbewust over vrouwenemancipatie schreef, blijft het etiket ‘vrouwenemancipatie’ ‘doorbreking van rolpatronen’ in deze periode hardnekkig aan Kuijers werk vastzitten. Vanuit de maatschappijgerichte benadering blijven de critici bij hun oordeel dat de stereotyperolverdeling in de Madeliefboeken doorbroken wordt.

De jeugdboeken worden ook modern en eigentijds genoemd, omdat de critici nieuwe ideeën over een antiautoritaire opvoeding menen te herkennen in de Madeliefboeken. Volgens de antiautoritaire opvoeding gaan opvoeders en kinderen op een gelijkwaardige manier met elkaar om, daarbij is er veel ruimte is voor dialoog tussen opvoeders en kinderen. In de recensies wordt aandacht besteed aan de gelijkwaardige relatie tussen Madelief en haar moeder. De criticus van OBM Le Maire spreekt over ‘de goede kameraadschappelijke verhouding van Madelief met haar moeder’181 Verder wordt er veel aandacht geschonken aan de verhoudingen tussen de leerkracht en de leerlingen. Daarbij wordt het personage van de leerkracht (meester Cowboy) uitvoerig besproken. De critici beschrijven hem als een antiautoritaire meester die gelijkwaardig manier omgaat met zijn leerlingen. De recensent van Turbantia beschrijft de meester als volgt: ‘beslist geen autoriteit, maar gewoon een mens, soms kribbig, soms vrolijk, een beetje ironisch, erg speels’.182 In de Helderse Courant staat: ‘De onderwijzer, gezellig ‘de meester’ genoemd, staat er met hart en ziel in, en het hele verhaal straalt warmte,

178 Anoniem, ‘geen titel’, in: Literama. juli 1976.

179 Hart, M. ‘t, ‘De terugtocht naar het sprookje’, in: Vrij Nederland boekennummer, 22 oktober 1977. 180 Bromberg, F. ‘Guus Kuijer is eindelijk erkend’, in: Algmeen Dagblad, 24 augustus, 1976.

181 Anoniem, ‘geen titel’, in: O.B.M. Le Maire, N.B.L.C. 1976.

solidariteit en acceptance uit.’ 183 Volgens Maarten ’t Hart is Op je kop in de prullenbak haast een symbolische titel want alles staat, volgens hem, in dit boek op zijn kop. ’t Hart lijkt de ideeën over de vrije opvoeding te omarmen. Hij is van mening dat de meester een goede band heeft met de klas. ‘De gewone, normale verhoudingen in klasseverband worden doorbroken, de meester gedraagt zich als een kind te midden van andere kinderen en heeft daardoor meer vat op hen.’184 Eisman schrijft in Hervormd Nederland dat hij het gedachtegoed van Lea Dasberg in Krassen in het tafelblad herkent. Volgens Eisman betoogt Dasberg dat kinderen klein gehouden worden. De jeugd vormt een apart eiland en de ontwikkeling van kind naar volwassene is hierdoor erg moeilijk. Dasberg pleit daarom voor een ontwikkeling waarin het kind weer opgevoed wordt in en voor de volle maatschappij. Eisman meent deze ontwikkeling te herkennen in de boeken van Kuijer. ‘Madelief is een kind te midden van volwassenen, die haar vaak als gelijkwaardige gesprekspartner beschouwen.’ 185 De critici staan niet onwelwillend tegenover de ideeën over de moderne, vrije opvoeding die ze herkennen in de Madeliefboeken. Uit de recensies blijkt dat communicatie gezien wordt als een belangrijk aspect binnen de opvoeding. Verschillende recensenten wijzen erop dat de

Madeliefboeken veel aanknopingspunten bevatten voor een gesprek. Als voorbeeld van

gespreksonderwerpen waar je met kinderen naar aanleiding van Grote mensen daar kun je beter soep van koken kunt praten, noemt de criticus van OBM Le Maire: ‘eenzame kinderen, werkende moeders, onvolledige gezinnen, met negen jaar in de tweede klas zitten omdat je niet lezen kunt, het gezellige, sociaal minder bedeelde gezin’.186 Dit zijn actuele onderwerpen waarvan sommige ook betrekking hebben de wereld van de volwassenen. Door met kinderen over zulke onderwerpen te praten, creëer je maatschappelijk bewustzijn bij kinderen en wordt het kind opgevoed in en voor de echte maatschappij. Uit de recensies blijkt dat men vindt dat kinderen serieus genomen moeten worden. In de Haagse Courant schrijft een criticus: ‘Kinderen zijn goede verstaanders. En willen niets voorgekauwd krijgen.’187 In plaats daarvan moeten kinderen gezien worden als individuen met een eigen wil en een eigen mening’.

Uit de recensies komt ook naar voren welk beeld de critici hebben van de maatschappij waarin de kinderen opgroeien. De Vreede schrijft in haar recensie van Een hoofd vol macaroni: ‘De straten van de stad waarin ze rondloopt met haar Tom zijn grauw en overal dreigen ruzies, auto’s en andere voorspelbare gevaren’.188 Ze schrijft dat Madelief hierin met een stok om zich heen staat te waaien. Uit de recensies is af te leiden dat de critici vinden dat er in deze ruwe wereld weinig aandacht is voor het kind. Zo stelt De Vreede in de recensie van Grote mensen daar kun je beter soep van koken dat Madelief er maar moeilijk aan kan wennen dat haar moeder nog maar zo weinig tijd voor haar heeft. Haar moeder denkt alleen maar aan werken en geld verdienen. De problemen in de

maatschappij worden, volgens de critici, veroorzaakt door de volwassenen. Klompmaker schrijft over het ‘oorlogje spelen’ tussen de bendes van Tom en Eddie: ‘Als volwassenen hiertegen bezwaren maken, moeten ze niet vergeten, dat de volwassenen zelf zoveel agressie in deze wereld brengen, dat het volkomen logisch is, dat kinderen dit overnemen’. 189 Volgens Klompmaker laat Kuijer dit duidelijk 183 Anoniem, ‘Op je kop in de prullenbak’, in: Helderse Courant, 9 juli 1977.

184 Hart, M. ‘t, ‘De terugtocht naar het sprookje’, in: Vrij Nederland boekennummer, 22 oktober 1977. 185 Eisma, H. ‘Krassen in het tafelblad van Guus Kuijer. Oud zijn en oud zijn is twee’, in: Hervormd Nederland. 186 Anoniem, ‘geen titel’, in: O.B.M. Le Maire, N.B.L.C. 1976.

187 Anoniem, ‘geen titel’, in: Haagse Courant, 1 november 1977. 188 Vreede, M. de, ‘geen titel’, in: NRC Handelsblad, 23 oktober 1979.

189 Klompmaker, M. ‘Een hoofd vol macaroni: Guus Kuijers beste boek tot nu toe’, in: Leids Dagblad, 5 maart 1980.

zien in Een hoofd vol macaroni want Tom gaat het ‘oorlogje spelen’ pas serieus nemen als zijn vader in een agressieve bui al zijn tekeningen verscheurd heeft. De critici vinden dat Kuijer in zijn

Madeliefboeken laat zien dat kinderen weinig kansen hebben in deze maatschappij. Kinderen moeten zichzelf zien te redden en willen liever met rustgelaten worden door de problemen veroorzakende grote mensen. Dit komt naar voren in de recensies van Grote mensen daar kun je beter soep van koken waarin Madelief en Robbie zich terugtrekken in een onbewoond huis. Helaas moeten Madelief en Rob het huis weer uit, de recensent van Trouw schrijft hierover: ‘Dus moeten Rob en Madelief weer een eigen planeetje zoeken, om met rust gelaten te worden. Het wordt een eilandje, een krakkemikkig boortje erbij en het heet Ammehoela. Nee, kinderen hebben niet veel kansen. Ik denk het zelf ook vaak.’190 De critici schrijven dat Kuijer in zijn boeken partij trekt voor de jeugd. Gomes schrijft bijvoorbeeld: ‘Guus Kuijer die in zijn boeken opkomt voor de jeugd.’ De recensent van Trouw is van mening dat de volwassenen in de Madeliefboeken teveel als de vijand worden afgeschilderd. De recensent beklaagt zich erover dat de ouders in de boeken van Kuijer geen enkele kans krijgen: ‘Er is nergens compassie met één groot mens die misschien ook wel heel anders zou willen leven dan hij doet’.

Het kindbeeld en het beeld van de maatschappij waarin de kinderen opgroeien dat de critici hebben, heeft gevolgen voor de benadering van de jeugdliteratuur. Een eis die de critici stellen is dat de kinderpersonages karakters moeten zijn. Aan het begin van deze paragraaf is al genoemd dat Van den Hoven de psychologische tekening van de kinderpersonages in Krassen in het tafelblad goed vond. De wens om kinderen serieus te nemen in deze gewelddadige wereld resulteert dat er vanuit de maatschappijgerichte benadering wordt verlangd dat er problemen in de boeken behandeld worden, zoals actuele problematiek. Uit de eerdere recensies van Met de poppen spelen bleek dat er geen behoefte was om kinderen, via de jeugdliteratuur, kennis te laten maken met problemen uit de grote mensen wereld. De lezer mocht alleen met kleine, oplosbare problemen geconfronteerd worden die de lezer zelf ook zou kunnen tegenkomen in zijn eigen leefomgeving. In de Madeliefdelen Krassen in het tafelblad en Een hoofd vol macaroni komen heftigere onderwerpen aan bod. Zo behandelt het eerstgenoemde deel de dood Madeliefs oma die eigenlijk niet gelukkig was. Daarbij hield Madeliefs moeder niet echt van oma. In Een hoofd vol macaroni zit Madelief in een bende die ‘oorlogje voeren’ speelt tegen een andere bende. Dit dreigt behoorlijk uit de hand te lopen.

Bovendien raakt er een kind ernstig gewond bij een verkeersongeluk. Hoe reageren de critici dan op de heftige onderwerpen die Krassen in het tafelblad en in Een hoofd vol macaroni aan bod komen? Vinden de critici het goed dat de lezer met deze problematiek geconfronteerd wordt?

De critici oordelen positief over de delen waarin deze onderwerpen behandeld worden. Uit de recensie in Het Binnenhof blijkt dat Kuijer beslist niet de enige jeugdboekenauteur is die schrijft over de dood. Er ontstaat een trend onder jeugdboekenauteurs om over deze onderwerpen te schrijven. ‘Het aantal schrijvers dat zich ten doel heeft gesteld het kind vertrouwd te maken met de dood, wordt steeds groter.’191 Volgens deze criticus worden de jeugdboeken, ondanks de goede

bedoelingen van de auteurs, vaak uitgewerkt tot krampachtige verhalen. Kuijer is volgens hem een uitzondering. ‘Maar Guus Kuijer blijkt het toch op zijn manier te kunnen en naar het lijkt, op de enige en afdoende manier: met een ongelofelijk fijnzinnig gevoel voor humor.’ In bijna alle recensies over Krassen in het tafelblad wordt erop gewezen dat Kuijer een serieus onderwerp, met humor en met gevoel voor relativering behandelt.Zo staat er in het Haarlems dagblad dat Guus Kuijer nooit z’n 190 Anoniem, ‘geen titel’, in: Trouw, 15 augustus 1977.

gevoel voor humor verliest, zelfs niet als hij een ernstig onderwerp aansnijdt. Gomes voegt hieraan toe dat het boek zonder sentiment is geschreven. 192 Hieruit blijkt dat een ernstig onderwerp als de dood, zeer zeker aan bod mag komen in een jeugdboek, maar deze boeken moeten wel aan bepaalde criteria voldoen. De boeken mogen niet te confronterend zijn voor de lezer, daarom moet een ernstig onderwerp met relativering en humor gebracht worden, zodat het boek kindvriendelijk is. Kuijer heeft met Krassen in het tafelblad bewezen dat hij dat kan. Barnard concludeert: ‘Guus Kuijer schrijft op een acceptabele manier over de dood’.193

De critici vinden het zinvol om serieuze thema’s als gelukkig zijn, ouder worden en de dood te behandelen. Dat blijkt uit het feit dat Krassen in het tafelblad een zeer leerzaam boek wordt genoemd. De Jonge bestempelthet werk bijvoorbeeld als: ‘een boeiend, leerzaam, eigentijds kinderboek’.194 Huisman meent dat het werk over ‘levenswijsheid’ gaat. In het Algemeen Dagblad schrijft hij: ‘Het knappe van dit boekje is weer dat Kuijer kans ziet zo strak mogelijk aan het licht te brengen dat kribbige mensen niet altijd onaardig hoeven te zijn en dat aardige mensen wel eens met oogkleppen op kunnen lopen.’195 Van den Hoven meent dat dit boek de problemen van het

volwassen worden op een onnadrukkelijke manier aan de orde stelt en heel geschikt om over te praten. ‘196 Verschillende critici concluderen dat Krassen in het tafelblad hierdoor leuk en leerzaam is. Dit maakt het boek uniek. Zo schrijft een recensent in het Binnenhof: ‘Zelden treft men een boek aan dat het kind leuk vindt en waar het wat aan heeft.’ 197

De critici houden veel rekening met de lezer. Ze vinden immers dat jeugdboeken leuk en leerzaam moeten zijn voor het jonge publiek. Sommige critici betrekken de mening van de lezer in hun beoordeling om aan te tonen of het boek in de smaak valt bij de doelgroep. Bresser en Huisman gebruiken bijvoorbeeld de meningen van hun kinderen: ‘Het feit dat m’n dochtertje Marieke een paar keer lachend dialogen voorlas en grappen vertelde, zegt al genoeg’. 198 Huisman schrijft: ‘Een jongen die nauwelijks leest, maar Kuijer meteen na een fietstocht tijdens de vakantie opneemt om er weer in te gaan lezen, is een veel sprekender bewijs dan alle griffels bij elkaar’. Huisman vindt het belangrijk om kinderen aan het lezen te brengen. Hij schrijft: ‘Krassen in het tafelblad is een

spannend boek dat zelfs slechte lezertjes in zijn ban brengt.’199 Ook de criticus van de Turbantia vindt dat de mening van de kinderen zwaarder telt dan de griffels: ‘Kinderen hebben Guus Kuijer ongeacht