• No results found

Hoofdstuk 3 De canonisering van de Madeliefboeken van Guus Kuijer 3.1 Het begin van een schrijverscarrière

3.3. De literaire kritiek en de bekroningen 1 De journalistieke kritiek in het jaar

3.3.7. De essayistische en wetenschappelijke kritiek

In het vorige hoofdstuk is besproken dat de journalistieke kritiek slechts de eerste ronde is om doorheen te komen, wil een roman worden opgenomen in de literaire canon. Ik heb hierboven besproken hoe Madelief is beoordeeld door de journalistieke kritiek. In deze deelparagraaf bekijk ik welke aandacht Madelief heeft gekregen van de essayistische en wetenschappelijke kritiek.

De Madeliefreeks is veel besproken door de journalistieke kritiek. De besprekingen van de

journalistieke kritiek, vormen volgens Van Rees pas de eerste stap in het canoniseringsproces. Om

kans te maken op een plekje in de canon, dient een werk ook door de essayistische en de academische kritiek besproken te worden.231 Krijgt Kuijers Madeliefreeks aandacht van de essayistische en de academische critici? Vanuit welke benadering beoordelen ze de boeken?

Nadat de journalistieke kritiek zeer positieve recensies had geschreven over Met de poppen gooien, werd het boek al snel bekroond met een Gouden Griffel. Het is daarom niet verbazingwekkend dat Kuijer ook belangstelling ging trekken van de essayistische kritiek. In 1976 wijdde Fred de Swert in De jeugdboekengids een artikel aan Kuijer. In dit artikel staan biografische gegevens, zoals informatie over Kuijers loopbaan als leerkracht. Daarnaast worden de jeugdboeken die Kuijer tot dan toe gepubliceerd heeft besproken: Met de poppen gooien, Een gat in de grens en Grote mensen daar kan je beter soep van koken. In tegenstelling tot de journalistieke kritiek, beoordeelt De Swert de boeken grotendeels vanuit de tekstgerichte benadering. Hij besteedt vooral aandacht aan de stijl van de karakteruitwerking. Het valt op dat De Swert de jeugdboeken van Kuijer vergelijkt met zijn romans voor volwassenen. Zulke vergelijkingen werden nauwelijks gemaakt door de journalistieke critici. Zowel de werken voor volwassenen als de werken voor kinderen worden volgens De Swert

gekenmerkt door de zorgvuldige beschrijvingen van personages en emoties. Met de poppen gooien is geslaagd doordat ‘de zeer gevoelige G. Kuijer zich op ’n frappante wijze heeft ingeleefd in de

belevings- en ervaringswereld van het kind’. De Swert schrijft dat de hoofdpersonen in de kinder- en volwassenenboeken, worden voorbereid op fundamentele existentiële vragen over bijvoorbeeld angst voor dood, eenzaamheid en onvolkomenheden. Hieruit blijkt volgens De Swert dat kinderen voor Kuijer ‘ au serieux’ zijn. Grote mensen daar kun je beter soep van koken heeft er volgens hem toe geleid dat Kuijer de bijnaam W.F. Hermans van de jeugdliteratuur kreeg. Hij besluit zijn artikel met de opmerking dat Kuijer waarschijnlijk de belangrijkste Nederlandse jeugdboekenschrijver van de jaren zeventig is. 232

Drie jaar later bespreekt Steven van Campen in Verkenningen op het gebied van de jeugdliteratuur 19 drie jeugdboeken van Kuijer, namelijk Krassen in het tafelblad, Hoe Mieke Mom haar maffe moeder vindt en Pappa is een hond. Van Campen schrijft dat Krassen in het tafelblad terecht de Gouden Griffel heeft gewonnen. Hij ondersteunt zijn oordeel met literaire argumenten: ‘Er is gestructureerde spanningsopbouw in aanwezig, een boeiende verteltrant, een werkelijk indringend relatieprobleem’. Toch beoordeelt Van Campen het werk niet uitsluitend vanuit de tekstgerichte benadering, maar ook vanuit de lezersgerichte benadering. Hij stelt dat de verklaring van de titel te abstract is voor kinderen waardoor ze het niet zullen begrijpen. Over Kuijers jeugdromans Hoe Mieke Mom haar maffe moeder vond en Pappa is een hond, is hij om dezelfde reden minder positief. De boeken zijn naar zijn mening te abstract, en daardoor onnavolgbaar voor kinderen.233 In hetzelfde jaar verschijnt er een artikel in En nu over jeugdliteratuur 6 dat gelezen kan worden als een pleidooi voor een tekstgerichte benadering. De criticus plaatst zichzelf in de positie van de jury die besloot om Krassen in het tafelblad een Gouden Griffel toe te kennen. De criticus voelt zich hiertoe geroepen, omdat er in het werkelijke juryrapport weinig argumenten worden gegeven. ‘Dat doe je niet zomaar, daar moet je wel argumenten voor op tafel leggen!’ Er worden drie argumenten gegeven waardoor Krassen in het tafelblad een Gouden Griffel heeft verdiend. Allereerst meent de criticus dat het verhaal goed is opgebouwd. Er is een spanningsopbouw: ‘het zoeken van Madelief 231 Rees, C.J. van, ‘Hoe volwassen is de kritiek van kinderboeken? Over opvattingen van

kinderboekrecensenten’, in: Leesgoed. Vol. 15, afl. 1, 1988 p. 20-22. 232 Swert, F. de, ‘Guus Kuijer’, in: Jeugdboekengids 18 no. 6, 1976.

naar de waarheid omtrent haar oma’. Dit wordt afgewisseld met vrolijkheid. Daarnaast noemt de criticus de taal. ‘Hij gebruikt een taal, die kinderlijk is zonder kinderachtig te zijn. Geen kraaitoon, geen lieve woordjes, geen valse kuisheid.’ Verder noemt de criticus dat Madelief een geloofwaardig personage is. 234

Vanaf 1985 wordt Kuijers naam genoemd in zowel algemene biografische lexicons als in biografische lexicons en encyclopedieën van de jeugdliteratuur. In deze werken staan oordelen die eerder genoemd werden door journalistieke critici. In De Nederlandse en Vlaamse auteurs van

middeleeuwen tot heden met inbegrip van de Friese auteurs (1985) schrijven Van Bork en Verkuijsse over Met de poppen gooien: ‘In 1975 vestigde hij echter vooral naam met het kinderboek Met de poppen gooien, waarin hij de wereld vooral door de ogen van het kind getekend heeft en een houding van verzet tegen de wereld van de volwassenen toont’.235 Dit oordeel kwam niet voor bij de journalistieke critici die Met de poppen gooien bespraken, maar pas in beoordelingen van de andere Madeliefdeeltjes. Een jaar later verschijnt er een biografie van tien pagina’s in het Lexicon

jeugdliteratuur. Hierin schrijft De Vries dat Kuijers Met de poppen gooien vernieuwend was omdat er emoties in de verhaaltjes klinken die nog niet eerder in de jeugdliteratuur aan bod waren gekomen. Kuijer geef volgens De Vries een reëel beeld van de personages. ‘Kuijer doet geen enkele poging om kinderen ‘vertederend’ te maken: het zijn net zulke ‘aardige rotzakken’ als de volwassenen. En de volwassenen spelen niet alleen een beschermende rol, ze zijn vaak ook lastig of onredelijk.’ Hiermee schetste Kuijer volgens De Vries een beeld van personages dat eerder alleen in de

volwassenenliteratuur voor kwam. Volgens De Vries komen de verhaaltjes het beste tot hun recht als ze worden voorgelezen, omdat ze geen afgerond plot hebben.236 In 2004 schrijft Van Bork een iets uitgebreidere biografie in Schrijvers en dichters. Hierin typeert hij Met de poppen gooien in bijna dezelfde woorden als in 1985: ‘Hij tekent er de wereld gezien door de ogen van een kind dat in verzet komt tegen de wereld van de volwassenen’. In 2004 worden Kuijers jeugdboeken in De encyclopedie van de jeugdliteratuur omschreven als typische vertegenwoordigers van het maatschappelijke engagement van de jaren zeventig. Daarbij wordt opgemerkt dat Kuijer nergens dogmatisch is. Kuijer wordt vergeleken met Annie M.G. Schmidt, allebei munten ze uit in taal, dialogen en

observatievermogen. 237

In de meest recente literatuurgeschiedenissen voor de jeugd en voor volwassenen, De hele Bibelebontse berg (1989) en Altijd weer vogels die nesten beginnen (2009), wordt aandacht aan Kuijer besteed. Holtrop beschrijft Madelief in De hele Bibelebontse berg als een levensecht meisje dat gewone dingen meemaakt. Het werk van Kuijer is volgens haar bijzonder omdat hij vanuit het kind schrijft. ‘Hij is in staat te schrijven zoals een kind zou schrijven als het zo mooi en goed kon schrijven als Kuijer.’ Kuijer geeft volgens haar een realistisch beeld van volwassenen: ze zijn soms aardig en soms niet. De boodschap die er in zijn boeken klinkt is dat kinderen en volwassenen gelijkwaardig zijn. Ook Brems is van mening dat het uitgangspunt van Kuijers werk gelijkwaardigheid is. Hij meent dat er geen spoor van moralisme te bekennen is in de jeugdboeken. ‘Zijn personages zijn kinderen in hun dagelijks leven, getekend zonder enige vorm van idealisering, vaak in conflict met volwassenen en met alles wat die vertegenwoordigen aan gezag en hiërarchisch denken.’

234 Anoniem, ‘De kracht van krassen’, in: En nu over de jeugdliteratuur 6 no. 5, 1979.

235 Bork, G.J. van, Verkruijsse, P.J. De Nederlandse en Vlaamse auteurs van middeleeuwen tot heden met

inbegrip van de Friese auteurs. 1985.

236 Vries, de, A. ‘Guus Kuijer’, in: Lexicon jeugdliteratuur, 1986.

Volgens Brems moet Kuijer niets hebben van de werkgroepen die op emancipatie en taboe

doorbreking gefixeerd zijn. Dit is tegenstrijdig met de beschrijving van Kuijer in de Encyclopedie van de jeugdliteratuur (2004) waarin Kuijer nog als vertegenwoordiger van het maatschappelijke engagement van de jaren zeventig werd getypeerd. Er bestaat kennelijk geen consensus over de vraag of Kuijer opzettelijk maatschappijkritiek in zijn jeugdboeken verwerkte. Kuijer gaf in interviews aan dat hij deze opvattingen niet doelbewust in zijn kinderboeken verwerkt had. Hij kende toevallig een type meisje als Madelief.238 Mogelijk hebben Kuijers uitspraken in interviews ertoe geleid dat sommige critici de etiketten ‘vrouwenemancipatie’ en ‘roldoorbreking’ niet meer aan zijn

jeugdboeken verbinden. Holtrop meent dat de boeken mijlenver verwijderd zijn van ideologie en politieke programma’s of pedagogische bedoelingen. ‘De maatschappij is in zijn Madeliefboeken alleen maar behang, stoffering. En dat midden in de periode dat de vraag naar maatschappijbewuste, kritische kinderboeken steeds luider gesteld werd.’ 239240

In de essayistische en academische werken is er consensus over bepaalde kwaliteiten van Kuijer Het beeld dat er van Kuijer ontstaat, is dat hij kinderen zeer serieus neemt. Hij beschouwt ze als gelijke aan volwassenen. Dit blijkt uit de stijl van Kuijer, zo gebruikt hij geen kinderachtige taal, maar heldere zinnen en sprankelende dialogen. Ook schetst Kuijer een reëel beeld van de karakters, zowel van de kinderen als de ouders. Beiden hebben goede en slechte eigenschappen. Het is opvallend dat Kuijers Madeliefboeken vanaf de jaren tachtig gezien worden als een verzet van de kinderen tegen de wereld van de volwassenen. Waarschijnlijk is dit oordeel mede tot stand gekomen door de

verschijning van Kuijers essaybundel Het geminachte kind (1980) waarin hij schrijft dat kinderen in onze cultuur als onpersonen worden beschouwd. In 1989 verandert dit beeld. Volgens Holtrop en Brems gaat het in boeken om gelijkwaardigheid tussen kinderen en volwassenen.

Hoofdstuk 4 Conclusie

Aan het begin van mijn scriptie stelde ik de vraag welke rol de lezer en de pedagogische-didactische argumenten spelen in de totstandkoming van de officiële jeugdliteraire canon. Om deze vraag te beantwoorden heb ik onderzocht hoe de canonisering van de Madeliefboeken van Guus Kuijer is verlopen. In mijn onderzoek kwamen de volgende hulpvragen aan bod. Hoe is de officiële jeugdliteraire canon ontstaan? Hoe verloopt het canoniseringsproces van de jeugdliteratuur ten opzichte van het canoniseringsproces van de volwassenenliteratuur? Wordt er in het

canoniseringsproces aandacht besteed aan de (beoogde) lezer en zo ja hoe? Spelen pedagogische criteria een rol in het canoniseringsproces? Op welke manier?

De officiële jeugdliteraire canon kon ontstaan door de toegenomen belangstelling voor de jeugdliteratuur in de jaren zeventig. In de jaren zeventig verschenen er bijvoorbeeld meer en

uitgebreidere recensies in dag- en weekbladen. Ook begonnen verschillende uitgevers, zoals Querido en Lemniscaat een jeugdboekenfonds. In de jaren tachtig begon de academische wereld zich met

238 Bromberg, F. ‘Guus Kuijer is eindelijk erkend’, in: Algemeen Dagblad, 24 augustus, 1976.

239 Brems, H. Altijd weer vogels die nesten beginnen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1945-2005. p. 280-281.

240 Holtrop, A. ‘Humor met een grote H – het komische kinderboek’. In: De hele Bibelebontse berg. 1989.p. 451-452.

jeugdliteratuur bezig te houden. Dit resulteerde onder andere in de publicatie van De hele Bibelebontse berg in 1989 waarin de geschiedenis van de jeugdliteratuur wordt beschreven. Het canoniseringsproces van de jeugdliteratuur verloopt gedeeltelijk hetzelfde als het canoniseringsproces van de volwassenenliteratuur. Zowel bij het canoniseringsproces van de

jeugdliteratuur als bij de volwassenenliteratuur spelen de kritiek en de uitgever een rol. De werkwijze van de jeugdliteraire uitgever en de volwassenenboekenuitgever is vergelijkbaar. Beiden moedigen auteurs aan om hun oeuvres uit te breiden, verder streven de uitgevers naar risicospreiding door bijvoorbeeld verschillende genres uit te geven. Ook hebben ze baat bij het creëren van een

fondsprofiel. Bij de jeugdliteratuur speelt het fondsprofiel een bepalend factor voor de vraag of een jeugdboek kans maakt op een plaatsje in de officiële jeugdliteraire canon of de officieuze

jeugdliteraire canon.

De Glas stelt dat de invloed van de uitgever op de canonisering gering is, omdat de taken van de uitgever toegespitst zijn op de lancering van de auteur in het literaire veld. Uit mijn onderzoek blijkt dat Querido een grote invloed had op de canonisering. De uitgever zette verschillende strategieën in om de canonisering te stimuleren. Zo zorgde de uitgever voor aantrekkelijke omslagen met

illustraties. Deze omslagen hebben wervende teksten die deels zijn gericht aan de beoogde lezer en deels aan de bemiddelaar. Op de flapteksten wordt gewezen op het succes van de Madeliefboeken door de literaire prijzen te noemen die het werk won. Verder wordt er in de tekst verduidelijkt dat de verhalen literair waardevol zijn, maar dat ze ook leuk zijn om te lezen. Dit wordt aangetoond aan de hand van opmerkingen van jonge lezers en fragmenten uit recensies. Daarnaast zorgde de uitgever ervoor dat de boeken op de markt blijven. Zo werden de Madeliefverhalen gebundeld en uitgegeven in de JeugdSalamanderreeks. Hiermee geeft de uitgever het signaal af dat de boeken nog steeds de moeite waard zijn. Bovendien exploiteert de Querido de Madeliefboeken naar andere markten. Er verscheen bijvoorbeeld een educatieve uitgave en ook werden de boeken bewerkt tot een

televisieserie en een film.

Er zijn drie vormen van kritiek te onderscheiden, namelijk de journalistieke kritiek, de essayistische kritiek en de wetenschappelijke kritiek. Een literair werk maakt pas kans op opname in de canon als het door de drie vormen van kritiek besproken is. Van Rees meent dat de taakstelling van de jeugdboekenrecensenten vrijwel hetzelfde is als die van recensenten van literatuur voor

volwassenen. Volgens hem is de eerste taak het signaleren van nieuwe uitgaven op het gebied van toneel, poëzie, verhalend en beschouwend proza, daarnaast dient de recensent de inhoud of de thematiek van een werk te omschrijven, in samenhang met de stijl en de compositie. Als je de recensies van Kuijers volwassenenliteratuur naast de jeugdboekenrecensies legt, zie je echter grote verschillen. De critici die Kuijers volwassenenliteratuur beoordeelden, besteden vooral aandacht aan de stijl en de compositie, terwijl de jeugdboekencritici hier slechts een paar regels aan wijden. In plaats daarvan bekijken de critici het werk vooral vanuit de behoeften en wensen van het kind. Van den Hoven onderscheidt drie benaderingswijzen in de jeugdliteraire kritiek. De eerste is de

lezersgerichte benadering, de tweede is de maatschappijgerichte benadering en de derde is de tekstgerichte benadering. Uit de recensies blijkt dat de lezersgerichte benadering domineert. Bij deze benadering, waarbij de nadruk ligt op de relatie tussen het boek en het kind, beoordeelt de criticus of het werk vanuit pedagogische, ontwikkelingspsychologische en didactische argumenten. Ze beoordelen bijvoorbeeld voor welke leeftijd het werk geschikt is en of het boek niet te eng is voor jonge kinderen. In de periode 1975-1979 stond de maatschappijgerichte benadering op de tweede

plaats, maar na de jaren tachtig werd er nauwelijks meer vanuit deze benadering geoordeeld. Pas vanaf de verschijning van Krassen in het tafelblad in 1978 gaan de critici meer literaire argumenten gebruiken. Deze literaire argumenten zijn vrijwel altijd verbonden met lezersgerichte argumenten. De critici vinden het bijvoorbeeld van belang dat het taalgebruik eenvoudig en helder is, omdat de lezers deze stijl goed kunnen volgen.

Vanuit de lezersgerichte benadering en de maatschappijgerichte benadering worden pedagogische criteria aan de werken gesteld. Deze hangen samen met tijdsgebonden opvattingen over het kind en de opvoeding. Om een plaatsje te kunnen bemachtigen in de jeugdliteraire canon moeten de jeugdboeken aan deze eisen voldoen. Er zijn twee criteria die vanaf 1975 tot op de dag van vandaag gesteld worden aan jeugdboeken. Ten eerste moeten de lezers zich met de personages kunnen identificeren en ten tweede moeten ze het jeugdboek leuk vinden om te lezen. Deze criteria gelden uitsluitend voor de jeugdliteratuur.

Kuijer won voor zijn jeugdboekendebuut een Gouden Griffel en vier jaar later ontving hij al de Staatsprijs voor kinder- en jeugdliteratuur voor zijn hele oeuvre. De literaire prijen leiden ertoe dat het orkestratieproces over de kwaliteit van een literair werk sneller intreedt. Hierdoor werden de Madeliefboeken al gauw opgenomen in de jeugdliteraire canon. De Prijs van de Nederlandse kinderjury heeft geen invloed op de jeugdliteraire canon. De jeugdboekenauteurs die deze prijs veelvuldig in ontvangst namen, worden nauwelijks genoemd in de literatuurgeschiedenissen. De jonge lezer heeft nauwelijks mogelijkheden om invloed uit te oefenen op de canon.

Literatuurlijst

Adam, F. ‘Een lied over verdriet piedewiedewiet: god is dood maar gelukkig bestaat Guus kuijer’, in: De Morgen, 2001.

‘Aktiegroep Man Vrouw Maatschappij’, Het geheugen van Nederland. Geraadpleegd via: http://www.geheugenvannederland.nl/?/zoom/index/&language=nl&i=http%3A%2F %2Fresolver.kb.nl%2Fresolve%3Furn%3Durn%3Agvn%3AIIAV01%3A0295%26size%3Dlarge. Anoniem, ‘Avonturen’, in: Nieuwsblad van het Noorden, 9 oktober 1976.

Anoniem, ‘Bekroningen’, in: De bibliotheek leesplein. Geraadpleegd via: http://www.leesplein.nl/LL_plein.php?hm=8&sm=3.

Anoniem, ‘De kracht van krassen’, in: En nu over de jeugdliteratuur 6 no. 5, 1979.

Anoniem, ‘Het leven is geen lolletje en dat zullen ze weten’, in: Provinciale Zeeuwse Courant, 22 april 1978.

Anoniem, ‘Grote mensen’, in: Utrechts Nieuwsblad, 8 oktober 1976.

Anoniem, ‘Grote mensen, daar kan je beter soep van koken’, in: Veluwse Post. 12 oktober 1977. Anoniem, ‘Guus Kuijer maakte prima prozadebuut’, in: De Gooi en Eemlander, 27 december 1971. Anoniem, ‘Guus Kuijer knap over leven en dood’, in: Het Binnenhof, 5 april 1978.

Anoniem, ‘Guus Kuijer Krassen in het tafelblad’, in: Het Binnenhof, 3 oktober 1979.

Anoniem, ‘Kinderboekenuitgeverij Kluitman verandert leesgedrag en kweekt lezers’, in: Boekblad, 2005, geraadpleegd via: http://www.boekblad.nl/kinderboekenuitgeverij-kluitman-

verandert.121129.lynkx.

Anoniem, ‘Krassen in het tafelblad’, in: Alkmaarse Courant, 11 juli 1978.

Anoniem, ‘Man-Vrouw-Maatschappij huldigt kinderboekenschrijver Guus Kuijer’, in: Telegraaf, 8 november 1978.

Anoniem, ‘Met de poppen gooien: knappe kinderdialogen’, in: Het Binnenhof, 9 oktober 1976. Anoniem, ‘Op je kop in de prullenbak’, in: Helderse Courant, 9 juli 1977.

Anoniem, ‘Op je kop in de prullenmand: griffel voor Guus Kuijer’, in: Turbantia, 24 oktober 1977. Anoniem, ‘Scenes uit een huwelijk voor kinderen verteld’, in: het Vaderland, 24 juli 1978.

Anoniem, ‘titel onbekend’, in: Amersfoortse Courant, 10 januari 1976. Anoniem, ‘titel onbekend’, in: Bzzlletin 3 no. 27. 1975.

Anoniem, ‘titel onbekend’, in: Het Vaderland, 27 april 1978. Anoniem, ‘titel onbekend’, in: De Noord-Ooster, 4 oktober 1977. Anoniem, ‘titel onbekend’, in: De Noord-Ooster, 3 november 1979. Anoniem, ‘titel onbekend’, in: De Waarheid, 24 juli 1975.

Anoniem, ‘titel onbekend’, in: Leeuwarder Courant, 22 oktober 1977. Anoniem, ‘titel onbekend’, in: Leidse Courant, 3 juni 1976.

Anoniem, ‘titel onbekend’, in: Literama. juli 1976.

Anoniem, ‘titel onbekend’, in: NRC Handelsblad, 10 maart 1978.

Anoniem, ‘titel onbekend’, in: O.B.M. Le Maire, N.B.L.C. Den Haag: Bureau Boek en Jeugd, 1976 Anoniem, ‘titel onbekend’, in: Trouw, 19 mei 1973.

Anoniem, ‘titel onbekend’, in: Trouw, 15 augustus 1977. Anoniem, ‘titel onbekend’, in: Trouw, 20 juli 1978

Anoniem, ‘titel onbekend’, in: Vrij Nederland Boekennummer, 22 oktober 1977. Anoniem, ‘titel onbekend’, in: Winschoter Courant, 8 april 1978.

Anoniem, Querido splitst functie directeur/uitgever op, In: Boekblad, 2001, geraadpleegd via: http://www.boekblad.nl/querido-splitst-functie-directeur-uitgever-op.114443.lynkx.