• No results found

De jaren negentig: educatie terug op de agenda

3. MUSEALE AANDACHT VOOR KINDEREN EN HET CULTUURBELEID

3.7 De jaren negentig: educatie terug op de agenda

3.7.1 Nieuwe cultuurspreiding

Minister d’Ancona blaast in 1989 de cultuurspreiding weer nieuw leven in. Ze vindt dat er een eenzijdig voorzieningenbeleid is gecreëerd. ‘Deelname aan cultuur is een vaardigheid die aangeleerd moet worden. Talrijke groepen in de bevolking zijn

daartoe niet of te weinig in de gelegenheid gesteld.’ Ze zet de nieuwe zakelijkheid van Brinkman onverminderd voort, maar haar beleid is er ook met name op gericht om allochtonen, laagopgeleiden en jongeren te laten participeren in cultuur. 175 Om de legitimatie voor haar beleid te toetsen laat ze het onderzoek naar de effecten van de Kunstkijkuren uitvoeren.176

3.7.2 Cultuur en School

Staatssecretaris van cultuur Nuis treedt in 1994 aan bij het nieuwe Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Hij ziet het als groot voordeel dat zijn portefeuille nu samenvalt met onderwijs, omdat ‘zo het meest ideale publiek te bereiken is: de kinderen, de scholieren. Er was namelijk niet eerder […] de noodzaak zo dringend aanwezig om te leren kiezen wat zinvol en nuttig is en wat niet.’177 Nuis maakt cultuurparticipatie tot een nog belangrijker speerpunt, omdat hij gelooft dat het bijdraagt aan het besef van nationale identiteit en de cohesie in een multiculturele samenleving.178 Met de cultuurnota Pantser of Ruggegraat neemt Nuis nadrukkelijk afstand van de sociaal hiërarchische ordening zoals Bourdieu die voorstaat en gaat hij uit van positieve vrijheid. Kinderen moeten in ieder geval alles één keer gezien

hebben, ‘dan kunnen ze zelf kiezen. En als ze er echt niks aan vinden, dan doen ze het niet.’179 In samenwerking met staatssecretaris Tineke Netelenbos van onderwijs wordt in 1996 het beleidsprogramma Cultuur en School gelanceerd, waarmee

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

175 Elshout [diss.] en Van Maanen 1991: p. 416

176 Hoewel d’Ancona bevlogen is om nieuwe groepen naar het museum te leiden, wordt haar tijd grotendeels opgeslokt door de problemen rondom het verzamelen en beheren van collecties en het

Deltaplan voor Cultuurbehoud.

Brouwers 1998: p. 8

177 Nuis geciteerd in: Brouwers 1998: p. 17 178 Pots 2006: p. 335

179 Verkiezings R.A.M. Aflevering 12. Uitgezonden op: 21 januari 2003. 31 juli 2011. <http://www.vpro.nl/programma/ram/afleveringen/10283812/>

intensieve samenwerking tussen scholen en musea wordt gestimuleerd.180 De maatregelen van Nuis zorgen ervoor dat de ‘verworvenheden van kunst en cultuur’ een kerndoel worden in de basisvorming.181

Staatssecretaris van cultuur Rick van der Ploeg maakt in 1998 het investeren in jeugd tot prioriteit. Hij wil bovendien het aanbod verbreden en versterken, zodat andere publieksgroepen zoals jongeren en allochtonen beter worden bereikt. Het aanleren van de vaardigheid om van cultuur te genieten is volgens Van der Ploeg een verantwoordelijkheid van het onderwijs. Cultuur en School wordt om die reden voortgezet en in 1999 uitgebreid met het vak Culturele Kunstzinnige Vorming (CKV) in het voortgezet onderwijs. In het vak staat de kunstervaring centraal en wordt er les gegeven op basis van tentoonstellingen of voorstellingen om de cultuurdeelname te bevorderen.182

Het Actieplan Cultuurbereik is daarnaast een van de belangrijkste maatregelen in de periode 1999-2009 om cultuurdeelname van kinderen te

bevorderen. Musea ontvangen bijvoorbeeld geld om hun educatieve afdelingen uit te breiden of speciale kinderprojecten op te zetten.183 De twee programma’s worden uitgebreid gemonitord en tussen 1990 en 2003 toont het Sociaal Cultureel

Planbureau een lichte stijging in het bezoek van kinderen en jongeren. Dit succes wordt voorzichtig aan Cultuur en School en Actieplan Cultuurbeleid

toegeschreven.184

3.7.3 Kindereducatie floreert

De hernieuwde aandacht voor cultuureducatie in de jaren negentig leidt tot allerlei producten en diensten in de musea.185 Zo maken verschillende musea een tijdelijke tentoonstelling speciaal voor kinderen, vaak als onderdeel van een verbouwing of herinrichting.186 Hiervoor worden aparte ruimtes gereserveerd; het zijn de voorlopers van het kindermuseum.187 Het Maritiem Museum en het Wereldmuseum in

Rotterdam zijn pioniers. Met respectievelijk Professor Plons (1991) en Het Reispaleis !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

180 Nuis 1995: p. 5 181 Pots 2006: p. 335

182 Schoonenboom, M. ‘Generatie CKV’. de Volkskrant. 31 januari 2007. 183 Van der Hoeven 2012: p. 86, Vels Heijn 2010: p. 294 en Elffers 2003: p. 40 184 Van der Laan 2005: p. 15, Pots 2006: p. 385 en Broek, van den 2005: p. 4 185 De Vreede 2008: p. vooraf

186 Vels Heijn 2010: p. 271 187 De Vreede 2008: p.6

(1994) zijn voor het eerst niet de collectie, maar de kinderen het uitgangspunt.188 Ook het Zuiderzeemuseum maakt drie succesvolle (semi)permanente interactieve

kindertentoonstellingen.189 De meeste educatoren zijn verheugd over het beleid en denken: ‘Ha, het mag weer!’190 De eigen inkomstennorm is echter nog steeds van kracht, dus kindertentoonstellingen worden ook ingezet om meer bezoekers te genereren.191

Een andere belangrijke factor in de hernieuwde kindereducatie is de invloed van de commercie: kinderen zijn als doelgroep ontdekt. Overal verschijnen

kindertijdschriften, kinderwinkels, kinderpopmuziek en kindermarketingbureaus. Musea zijn steeds meer gelieerd aan de vrijetijdsmarkt en spelen in op deze trend.192 De legitimatie daarvoor is vaak tweeledig. Hoewel nog steeds de bezoekerscijfers een rol spelen, willen musea dat kinderen kennismaken met het instituut museum en er iets van opsteken. Er is alleen een probleem: kinderen vinden musea saai.193 De jeugd is mondiger en zelfstandiger geworden en een simpele rondleiding volstaat niet langer. Het museum moet vooral ‘leuk’ gevonden worden en dat leidt tot een markt- en klantgerichte houding.194 Ook door het programma Cultuur en School gaan musea vraaggericht werken.195 Het programma zorgt samen met het Actieplan

Cultuurbereik voor nog een economische reden om kinderen als doelgroep te

omarmen; er is subsidie op te verkrijgen.

Studiereizen naar Amerika, Engeland, Canada en Zweden zorgen bovendien voor nieuwe inzichten op educatief vlak.196 Men is onder de indruk van hands-on, interactiviteit en de discovery rooms en probeert dergelijke technieken in Nederland te integreren.197 Educator Anneke van de Kieft van het Amsterdam Museum bemerkt vanaf die tijd een ommekeer naar interactieve presentaties: ‘Het ging niet zozeer om toegevoegde begeleiding met leuke programma’s, maar de tentoonstellingen zelf moesten ook interessanter worden.’198 ‘Edutainment’, een samentrekking van de woorden educatie en entertainment, waarbij de educatieve boodschap speels wordt !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

188 Brouwers 1999: p. 12

Professor Plons is zeer succesvol en wordt een permanente tentoonstelling.

189 De Vreede 2008: p.6 en Vels Heijn 2010: p. 271 190 Vels Heijn 2010: p. 235

191 Elffers 2003: p. 40 192 Vels Heijn 2010: p. 271

193 Elffers 2003: p. 40 en Van den Berg 2003: p. 108 194 Vels Heijn 2010: p. 271

195 Ibidem: p. 306-308 196 Ibidem: p. 259

197 Boonstra en Van der Heijden 1995: p. 37 198 Vels Heijn 2010: p. 260-261

verpakt, is het adagium. Voor een aantal musea wordt het verzorgen van een belevenis zelfs het hoofddoel. 199

Voortaan wordt kinderen avontuur en plezier beloofd, begrippen die daarvoor niet aan het museum worden gekoppeld. Het museum moet een experience worden. Volgens Michael Wolf komt dit door de “entertainmentization” van de westerse economie. Door de toegang tot het internet waarop alles mogelijk is, wordt er plezier gezocht in zaken die als saai of aan werk gerelateerd worden beschouwd.200 Daarom willen musea hun bezoekers vooral een beleving bieden. Het overdragen van

informatie krijgt een ondergeschikte rol.201 Sfeer, uitstraling, extra voorzieningen en kindvriendelijkheid worden steeds belangrijker.202

Daarnaast ondervindt men dat kindertentoonstellingen alleen succesvol zijn als ze langere tijd te bezichtigen zijn. Docenten willen een geslaagde activiteit graag het jaar daarop herhalen met een nieuwe klas. Mede door de stimulatie vanuit de overheid om met scholen samen te werken, worden veel kindertentoonstellingen alleen nog gemaakt wanneer er een ruime looptijd beschikbaar is.203

Het lijkt een revolutie – er worden speciale producten voor de doelgroep ontwikkeld in plaats van de toegevoegde educatie, maar er het merendeel van het aanbod bestaat nog steeds voornamelijk uit rondleidingen en speurtochten. Wel worden er steeds meer technische hoogstandjes gebruikt. Kleuters horen nu ook bij het basisonderwijs en krijgen aparte aandacht in musea.204 Deze ontwikkelingen gelden echter nauwelijks voor het kunstmuseum, zij trekken in deze periode nog maar weinig kinderen.205