• No results found

De eenentwintigste eeuw: kinderen meer dan welkom

3. MUSEALE AANDACHT VOOR KINDEREN EN HET CULTUURBELEID

3.8 De eenentwintigste eeuw: kinderen meer dan welkom

3.8.1 Kinderpresentaties, juniorclubs en kindermuseumnachten

In het eerste decennium van deze eeuw staat het belang van educatie niet langer ter discussie. Beleving wordt nog belangrijker dan in de jaren negentig. Kunstmusea vinden over het algemeen dat musea daarvoor gebruik moeten maken van hun stilte !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

199 Ibidem: p. 341

200 Hughes 2001: p. 177-178 201 Vels Heijn:2010: p. 341

202 Elffers 2003: p. 40, Ranshuysen 2010: p. 25, Brouwers 1998: p. 12 203 Vels Heijn 2010: p. 111

204 Brouwers 1999: p. 11 205 Ranshuysen 2010: p. 26

en bijzondere objecten. Terwijl (cultuur)historische musea vaak de mening zijn toegedaan dat er best aspecten uit de pretparkindustrie gebruikt mogen worden om mensen te verleiden tot een bezoek. 206

In de jaren negentig doen nieuwe opvattingen over leren en leerprocessen hun intrede in het onderwijs. Bij het ‘nieuwe leren’ staat niet de kennis, maar het

leerproces centraal.207 De basis van het gedachtegoed is het constructivisme, dat leren als een proces beschouwt waarbij nieuwe inzichten worden gekoppeld aan de kennis die men al heeft. De eerder besproken baanbrekende theorie van Piaget is

bijvoorbeeld gebaseerd op het constructivisme. Vanaf het millennium worden in lijn met het ‘nieuwe leren’ musea als ideale leeromgevingen gezien, zeker ook door stimulatie van Cultuur en School. Met name de theorie van leerpsycholoog David Kolb wint aan belangstelling in de musea.

Kolb onderscheidt vier leerstijlen: dromer, denker, beslisser, doener. Dit betekent dat voor de ene persoon een hands on presentatie geschikt is, terwijl de ander teksten wil lezen en weer een ander van kijken en vergelijken houdt. Hoewel Kolb de theorie al in 1984 introduceert, is in 2003 het Victoria & Albert Museum in Londen het eerste museum dat de vier verschillende leerstijlen verwerkt in

interactieve presentatieonderdelen. De presentatie in de British Galleries is een groot succes en wordt bekroond tot Europees Museum van het jaar. Het blijkt dat de

bezoekers langer dan gemiddeld in het museum blijven. Door de grote belangstelling en een studiereis naar Engeland doet de theorie zijn intrede in Nederland en wordt er volop mee geëxperimenteerd.208 Veel minder dan de meervoudige intelligentietheorie van Gardner (hoofdstuk 2) is Kolb volgens het Trendrapport Museumeducatie 2007 de meest genoemde inspiratiebron van educatief medewerkers.209

De aparte ruimte voor kinderen wordt steeds gangbaarder.210 Er zijn aan het begin van het decennium al een paar kindermusea. Kunstmusea hebben een Junior Club (Stedelijk Museum), een Kunstlab (Boijmans van Beuningen) of een

kinderatelier waar onder leiding van echte kunstenaars wordt geschilderd en gekleid. Educatieve afdelingen halen van alles uit de kast om het museum leuk te maken; van verjaardagsfeestjes tot kindermuseumnachten.

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

206 De Vreede 2008: p. 8-9

207 Zie voor meer informatie George H. Hein en Eilean Hooper-Greenhill. Zij deden veel onderzoek naar de vertaling van het constructivisme naar museumeducatie.

208 De Vreede 2008: p. 10 en Bus 2005: p. 2

209 Vels Heijn 2010: p. 331-333 en De Vreede 2008: p. 10-11 210 Putten en Reydon 2000: p.10

Toch wil bijvoorbeeld Museum Boijmans van Beuningen geen kindercrèche worden. Ze willen kinderen een bijzondere ervaring meegeven, zodat ze met plezier terugdenken aan hun eerste museumbezoek. ‘Verwondering en inspiratie staan voorop.’ Niet iedereen is echter overtuigd van deze edele motieven. Onderzoekers Anna Elffers en Frank Reijnders zien ook de marketingwaarde van de doelgroep. Reijnders: ‘Musea moeten zich anders dan vroeger in alle mogelijke bochten wringen om geld binnen te halen. Voor de kinderen geldt: hoe eerder je ze bereikt bij het kunstgebeuren, hoe meer kans dat ze later potentiële museumbezoekers worden. Althans, dat denken musea.’211

3.8.2 Politieke steun voor het aantrekkelijke museum

Ook de cultuurpolitiek koestert die hoop al jaren. Hoewel uit onderzoek blijkt dat jongeren zich nog steeds niet of nauwelijks aangesproken voelen door de gevestigde cultuur en het aanbod van culturele instellingen, laat ook staatssecretaris van cultuur Medy van der Laan (D66) zich in 2003 niet uit het veld slaan.212 'Culturele bagage is onmisbaar in de persoonlijke ontwikkeling van kinderen en jongeren', aldus Van der Laan.213 Ze blijft de programma’s Cultuur en School en Actieplan Cultuurbereik steunen en voert de regeling Versterking Cultuureducatie in het primair onderwijs in voor de periode 2004-2007, dat later wordt verlengd tot 2011. In een doorlopende leerlijn kunnen kinderen zo kennis maken met cultuur, in samenwerking met

culturele instellingen. Daarnaast is ze verheugd over de publieksgerichte instellingen, maar waarschuwt tevens voor eenheidsworst. Musea moeten zich beter profileren om met elkaar te concurreren, vindt ze. En als een museum voor publiek en educatie kiest, moet dit vol overgave gebeuren. Daarnaast pleit de Raad voor Cultuur in 2007 voor vernieuwing: ‘Juist op het gebied van educatie en presentatie zijn vernieuwing en experiment (…) van het allergrootste belang.’ 214

Minister Ronald Plasterk (PvdA) vindt dat kinderen moeten opgroeien met cultuur, zodat er een basis wordt gelegd ‘voor de waardering van en ontvankelijkheid voor cultuur op latere leeftijd.’215 In tegenstelling tot zijn voorgangers, maakt Plasterk

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

211 Vries, M. de. ’Museum moet geen kindercrèche worden’. de Volkskrant. 20-12-2003. 212 Van der Laan 2005: p. 4-5, De Waal 1989: p. 8-9, Elshout [diss.]

213 Van der Laan 2005: p. 14 214 De Vreede 2008: p. 7

een nadrukkelijk onderscheid tussen kinderen en jongeren als doelgroepen.216 Ten uitvoering van dit ideaal introduceert Plasterk het Tienpuntenplan

Cultuurparticipatie.217 In 2009 doet Tweede Kamer een voorstel om de rijksmusea gratis maken voor kinderen tot en met 12 jaar. Uit nader onderzoek blijkt echter dat de hoge kosten naar schatting maar 100.000 tot 200.000 extra bezoekers

opleveren.218 Bovendien zou het dan vooral gaan om herhaalbezoek van kinderen die toch al het museum bezoeken. Opnieuw verschijnt het spanningsveld tussen

cultuureducatie en de distinctie- en socialisatietheorie. De ouders die hun kinderen niet meenemen naar het museum worden niet weerhouden door entreeprijzen, maar door sociale drempels. ‘Als je het idee hebt dat musea jou (en je kinderen) niets te bieden hebben dan ga je niet: zelfs al is het gratis.’ aldus onderzoeker Ranshuysen.219 Plasterk laat vervolgens de NMV uitzoeken wat dan wel de beste manieren zijn om kinderen het museum te laten bezoeken. Het blijkt dat ‘musea gewoon leuker en aantrekkelijker moeten zijn voor kinderen. Daar is de meeste winst te behalen’, aldus het rapport Kinderen en Museumbezoek. Investeren in het publiek van de

toekomst.220

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

216 Van der Hoeven 2012: p. 80

217 Het programma is de opvolger van het Actieplan Cultuurbereik en tevens een voortzetting van

Cultuur en School.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2007: p. 4 en 21

218 Klerck, H. de. ‘Gratis museum is geen lokkertje’. de Volkskrant. 15 november 2011 en Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2007: p. 23-24

219 Ranshuysen 2009: p. 28

4. DE BEWEEGREDENEN VOOR HET INPANDIGE