• No results found

De bibliotheek van Voltaire in Sint-Petersburg

In document De Boekenwereld. Jaargang 28 · dbnl (pagina 49-62)

In 1816 bezocht de Amsterdamse graanhandelaar Willem de Clercq (1795-1844) Sint-Petersburg. Van die reis heeft hij uitgebreid verslag gedaan. Hij was niet alleen koopman, maar ook dichter en - later - voorman van het Reveil. Zijn brede

godsdienstige en culturele belangstelling prikkelde hem tot een bezoek aan de Keizerlijke Bibliotheek. Het werd een teleurstelling, omdat hij ongastvrij werd ontvangen en geen boeken mocht aanraken. De bibliotheek die De Clercq bezocht, had tsarina Catharina de Grote in 1795 gesticht en door de architect E.T. Sokolow laten ontwerpen. De Keizerlijke Bibliotheek is in 1828-1832 door Carlo Rossi uitgebreid met een (hoofd)gebouw en is nu de Nationale Bibliotheek, vernoemd naar de Russische schrijver en satiricus Michael Saltykow-Schtschedrin. Met ruim 34.000.000 titels is deze bibliotheek de tweede bibliotheek van Rusland en bijna zesmaal zo groot als de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag die 6.000.000 titels of 110 kilometer boeken bezit. Na de bibliotheek bezocht De Clercq de Hermitage. Ook daar was hij slecht te spreken over de gastvrijheid en de eruditie van de Russen, maar verrukt over de kunstschatten. Hij maakte echter geen melding van de bibliotheek van Voltaire die zich daar sinds 1778 bevond. Hij had hem ongetwijfeld graag bekeken, zelfs als hij geen boeken had mogen aanraken.

Catharina de Grote koopt de bibliotheek

Catharina heeft de bibliotheek van Voltaire na diens dood in 1778 gekocht van zijn nicht. Ze deed dat niet uit hebzucht of snobisme, maar uit oprechte verering voor de filosoof, van wie ze alles had gelezen en met wie ze tussen 1763 en zijn dood in 1778 talloze brieven had gewisseld, maar die ze nooit had ontmoet. Waarschijnlijk heeft ook haar behoefte om in de westerse wereld te worden erkend als een vorstin van de Verlichting een rol gespeeld. Haar eerste brief schreef Catharina aan Voltaire nadat zij de Russische troon had bestegen en Voltaire haar het tweede deel van zijn biografie van Peter de Grote had gestuurd. Ze schreef dat ze niet genoeg kon krijgen van de lectuur van zijn boeken en alleen nog boeken wilde lezen waaruit ze net zoveel kon leren als uit de zijne. Ze eindigde met een bijna onderdanige bekentenis: ‘als ik over enige kennis beschik heb ik dat beslist aan [u] te danken.’ Catharina las overigens ook de boeken van andere grote denkers van de Verlichting, zoals Charles de Montesquieu en Pierre Bayle. Zij was vooral geïnteresseerd in de inhoud van boeken. Het uiterlijk kon haar minder schelen. Daarover zei ze: ‘Wat betreft de kaften, daar kijk ik niet naar; ik sta er zeer onverschillig tegenover.’

De briefwisseling is pas echt op gang gekomen in 1766. In haar brieven laat Catharina Voltaire weten wat zij doet om haar land welvarender te maken en wat haar daartoe drijft. Ze schrijft hem in 1765 ook dat zij de bibliotheek van Diderot heeft gekocht omdat hij in geldnood verkeerde, en dat ze hem als bibliothecaris heeft aangesteld, zodat hij zijn boeken niet hoefde te missen. Die aankoop deed Catharina na bemiddeling door Diderots vriend en haar literaire en politieke agent Friedrich Melchior baron Von Grimm. De boeken van Diderot kwamen overigens pas na diens dood in 1784 naar Sint-Petersburg en kregen een plek naast de boekerij van Voltaire.

Voltaire prijst op zijn beurt Catharina om haar bemoeienissen met Polen, die wat minder idealistisch waren

34

dan de filosoof veronderstelde. Hij bewonderde de tsarina ook omdat haar Rusland de Verlichting vertegenwoordigde tegenover het obscurantisme van het oude Rusland en daarmee een tegenkracht was tegen het islamitische Turkije dat grote stukken Europa had veroverd en van zijn oorspronkelijke cultuur had beroofd. Voltaire hitste in zijn brieven de tsarina ook op tegen de Turken: ‘Het is niet voldoende om een succesvolle oorlog te voeren tegen die barbaren, en die dan te beëindigen met een vrede die niet veel oplevert; het is niet genoeg om hen te vernederen, ze moeten vernietigd worden.’

De maquette van het kasteel van Ferney die in de zaal van de bibliotheek stond

De twee correspondentievrienden waren ook niet helemaal vrij van opportunisme. Catharina wist dat Voltaire een indrukwekkend intellectueel en politiek netwerk had en dat veel van wat zij in haar brieven schreef daarin bekend werd en effectief de geruchten over haar zou bestrijden, die haar prestige konden schaden. Ze gebruikte haar brieven ook om propaganda te maken voor haar land en het Russische volk, en natuurlijk bovenal voor haar eigen politiek. Voltaire had zijn eigen materialistische redenen voor zijn correspondentie met de machtige vorstin. Zij was natuurlijk een sterke bondgenote in zijn strijd voor de Verlichting en hij prees haar daarvoor haast letterlijk de hemel in, maar hij schuwde kleine handeltjes ook niet. Hij probeerde zelfs via de tsarina in Rusland horloges te slijten en verkocht haar een schilderij en een diamant. Niets menselijks was deze twee grote geesten vreemd...

Voltaire overleed in 1778. Toen Catharina van Von Grimm had gehoord dat de filosoof dood was, probeerde ze haar bewondering meteen in daden om te zetten. Ze schreef Von Grimm dat ze zichzelf beschouwde als Voltaires leerling en aan hem ‘alles te danken heeft wat zij is en wat zij denkt’, en dat hij het lichaam van Voltaire voor haar in beslag had moeten nemen en naar haar had moeten opsturen. Ze zou hem dan het allerkostbaarste grafmonument hebben gegeven. In die brief liet ze Von Grimm ook weten dat

35

ze Voltaires bibliotheek wilde kopen en alle papieren die van hem bewaard waren gebleven, waaronder ook de brieven die zij hem had geschreven. Von Grimm maakte dit plan van de tsarina bewust alom bekend en alle literaire periodieken in

West-Europa schreven erover. Iedereen kon lezen dat de vorstin niet alleen de boeken en papieren van de Franse literator wilde kopen, maar dat ze in Sint-Petersburg ook een monument voor hem wilde oprichten, een mausoleum, een museum, ja zelfs een tempel. Catharina ging nog verder en besloot in het park van haar residentie

Tsarskoië-Sélo een kopie van Ferney te laten bouwen, het kasteel bij Genève waar Voltaire de laatste twintig jaar van zijn leven had gewoond. In zo'n omgeving zou zij de bibliotheek van haar leermeester een waardig onderdak kunnen bieden. Ze vroeg Von Grimm haar tekeningen, plattegronden en een maquette van het kasteel te bezorgen, en zelfs stalen van de gordijnen en de bekleding van de stoelen. Ze kreeg alles wat ze had gevraagd. Voltaires secretaris J.-L. Wagnière kwam het persoonlijk brengen. Het plan is niet uitgevoerd, mogelijk omdat de bestrijding van de

boerenopstand van Pugatchev in 1774 de schatkist had uitgeput.

Van alle plannen van Catharina om Voltaire te vereeuwigen en zijn nagedachtenis groots en meeslepend te eren, is alleen de aankoop van zijn bibliotheek gerealiseerd. Dat is in ieder geval genoeg geweest om te voorkomen dat die bibliotheek zou delen in het trieste lot van veel andere bibliotheken (en kunstcollecties): verkoop door de nabestaanden en daardoor desintegratie of plundering als oorlogsbuit door soldaten. De New York Times memoreerde op 28 juni 1881 fijntjes dat Catharina met haar aankoop de bibliotheek van Voltaire een dergelijk lot had bespaard, maar zichzelf aan dat laatste ook schuldig had gemaakt door na de verovering van Warschau in 1794 de bibliotheek van de broers Joseph en Andre Zalouski als trofee van generaal Souvorov te accepteren. Die uit Warschau geroofde bibliotheek van 262.640 banden vormde wel een van de pijlers onder de nieuwe Keizerlijke Bibliotheek.

Er was nog een gegadigde voor de bibliotheek van Voltaire: diens bewonderaar FrederikII, de landgraaf van Hessen-Kassel. Voltaires nicht en enige erfgename Marie-Louise Denis gaf echter - tegen de wil van Voltaires andere familieleden en secretaris Wagnière - de voorkeur aan de Russische vorstin als nieuwe eigenaar. De Franse pers sprak er schande van dat zulk belangrijk Frans erfgoed naar het buitenland zou gaan en de Franse gezant in Sint-Petersburg probeerde Catharina van haar aankoop te weerhouden. Met die poging hield hij op, toen de Franse minister van Buitenlandse Zaken hem liet weten dat deze aankoop een particuliere aangelegenheid was en dat Frankrijk afzijdig moest blijven in een zaak die voor de tsarina van zulk eminent belang leek. De bibliotheek is in oktober 1779 via Frankfurt en Lübeck per schip naar Sint-Petersburg gebracht, begeleid door Wagnière. Deze pakte alles uit, zette het neer op de aangewezen plaats naast de werkkamer van de keizerin in het Winterpaleis en droeg het beheer van de bibliotheek in 1780 over aan de eerste bibliothecaris: Alexander Lujkov. In 1785 kreeg Lujkov ook de zorg voor de bibliotheek van Diderot. Nadat de keizerlijke bibliotheek in 1861 was overgebracht, is de bibliotheek van Diderot verspreid geraakt over de collecties van buitenlandse boeken in de Nationale Bibliotheek. Die bibliotheek wil ook Diderots bibliotheek weer reconstrueren.

De beroemdste brief in het hele proces van de aankoop van de bibliotheek was die ‘Voor Mevrouw Denis, Nicht van een groot man die veel van mij heeft gehouden’,

van 15 oktober 1778. In die brief bedankt Catharina Voltaires nicht Marie-Louise Denis, dat ze haar de bibliotheek heeft toevertrouwd. Ze betaalde haar een grote som geld en stuurde haar ook haar portret in een gouden, met diamanten bezette koker en een hoeveelheid kostbaar bont. Het geld en de kostbaarheden moesten de hebzucht van Madame Denis bevredigen. Haar brief had Catharina echter zorgvuldig zo geformuleerd dat ze daarmee in West-Europa haar reputatie als ‘Semiramis van het Noorden’ versterkte. Voltaire had haar zo genoemd, naar de legendarische Assyrische koning Semiramis aan wie onder meer de Hangende Tuinen van Babylon worden toegeschreven, en over wie hij een tragedie

36

schreef. Von Grimm zorgde dat de brief werd gepubliceerd en gaf de Franse minister van Buitenlandse Zaken een kopie. In zijn begeleidende brief bedankt hij de minister ook voor diens steun.

Stoffen van de meubelen van Voltaire in het kasteel van Ferney

De bibliotheek

Aantekeningen van Voltaire op een los stukje papier in Elementa Chemia van Herman Boerhaave

De bibliotheek van Voltaire die Catharina de Grote in 1779 de hare mocht noemen, telde op dat moment 6814 banden, waaronder tweeduizend boeken waarin de filosoof zelf in de marge of op losse strookjes papier aantekeningen had gemaakt, en dertig boeken die in de achttiende eeuw verboden waren. Er waren ook vijftig banden met manuscripten, waaronder dertien met zijn eigen publicaties voorzien van zijn eigen aantekeningen, en vijf met de manuscripten van zijn Geschiedenis van Rusland onder Peter de Grote. De bibliotheek bevatte ook zijn persoonlijke correspondentie. De bibliotheek van Catharina de Grote telde aan het einde van haar leven zo'n 40.000 banden. Die hebben in 1795-1796, in afwachting van hun overbrenging naar de nieuwe Keizerlijke Bibliotheek, een plaats gekregen in de Loggia van Raphaël in de Hermitage. De bibliotheek van Voltaire had daar een aparte zaal met in het midden het marmeren beeld van Voltaire dat Catharina in 1778 bij de

37

Franse beeldhouwer Jean-Antoine Houdon had besteld.

Voltaire had vooral boeken verzameld die nuttig waren voor het schrijven van zijn eigen publicaties of die hem bijzonder interesseerden. Hij hield van zijn bibliotheek, wist er goed de weg in en gebruikte haar frequent. Wagnière wist precies hoe hij de bibliotheek had opgebouwd en gebruikt. Als Voltaire een nieuw boek verwierf, las hij eerst een paar zinnen op iedere pagina. Als daarbij iets zijn aandacht trok, markeerde hij dat en herlas het later aandachtig. Als hij iets werkelijk prikkelend of uitzonderlijk goed geschreven vond, maakte hij daarover een aantekening in de marge. Hij kende de inhoud van zijn boeken zo goed dat hij van onderwerpen of woorden die hem ooit waren opgevallen jaren later de pagina nog feilloos wist, aldus Wagnière.

Een belangrijk onderdeel van de bibliotheek vormen Voltaires eigen boeken, de manuscripten van die boeken en de notitieboekjes met zijn aantekeningen, alles in zijn eigen handschrift en voorzien van correcties, aanvullingen en aanwijzingen voor de drukker. Van zijn belangrijkste publicaties, zoals de Dictionnaire philosophique uit 1764 had hij verschillende exemplaren, ook allemaal met zijn eigen aantekeningen en correcties. Voltaires bibliotheek was dus veel meer dan een indrukwekkende collectie geleerde boeken of een welvoorziene handbibliotheek. Zijn bibliotheek was de werkboekerij van een actieve deelnemer aan alle intellectuele thema's van zijn tijd: wetenschap, kunst en literatuur. De bibliotheek was een onmisbaar instrument voor zijn scheppende werk. Uit de samenstelling blijkt ook hoe breed Voltaires belangstelling was en hoe verfijnd zijn literaire smaak. Hij had veel zeldzame Franse boeken, maar ook boeken van buitenlandse auteurs. En net als Diderot bezat Voltaire de beste encyclopedieën van zijn eigen tijd, veel naslagwerken en een breed

assortiment aan tijdschriften.

De bibliotheek bevatte alle belangrijke werken over filosofie en

godsdienstgeschiedenis van tijdgenoten en schrijvers als John Locke, Isaac Newton en Bernard Mandeville, Pierre Bayle, René Descartes, Blaise Pascal en Jean-Jacques Rousseau. Maar ook boeken over economie, politiek, natuurwetenschappen en de medische wetenschap, zoals de Elementa chemiae, quae anniversario labore docuit, in publicis privatisque scholis uit 1733 van de beroemde Nederlandse medicus Herman Boerhaave, behoorden tot de bibliotheek. Dit is een prachtig voorbeeld van de manier waarop Voltaire aantekeningen maakte in boeken die hij belangrijk vond. In de marge van Boerhaaves boek heeft hij geschreven ignis de montalis of ‘het primitieve vuur’. Dit boek heeft Voltaire in 1738 geïnspireerd tot het schrijven van zijn Essai sur la nature du feu et sur la propagation. Boerhaave houdt de

wetenschappelijke geesten trouwens nog steeds bezig. In september 2011 heeft Luuc Kooijmans Het orakel. De man die de geneeskunde opnieuw uitvond: Herman Boerhaave (1688-1738) gepubliceerd, een biografie van de medicus.

Voltaires aantekeningen in de boeken van Boerhaave en andere wetenschappers zijn zo belangrijk, omdat ze inzicht geven in het denken van de filosoof en vaak de sleutel zijn tot zijn latere publicaties. Zo heeft hij aantekeningen die hij maakte in de marge van Rousseaus Du Contrat Social letterlijk overgenomen in zijn eigen Dictionnaire Philosophique. Daarom begon een groep Russische bibliothecarissen en taalkundigen in 1961 een groot en ambitieus project: het bestuderen en uitgeven van de aantekeningen die Voltaire in de marges van zijn boeken heeft gemaakt. In

des notes marginales de Voltaire, dat werd uitgegeven in samenwerking met de Voltaire Foundation in Oxford, met het recht de boeken ook buiten de communistische wereld te verspreiden. Nadat vijf delen met de aantekeningen uit 1184 boeken van auteurs met de beginletters A tot en met M waren verschenen, onderbrak een gedwongen pauze in de jaren negentig het project ruim tien jaar. Los van dit grote project verscheen in 1998 in Frankrijk een uitgave van J.-J. Rousseaus Du Contrat Social met Voltaires aantekeningen in de marge. De Voltaire Foundation heeft het project in 2003 weer opgestart, nu samen met de Nationale Bibliotheek en Les Editions van de Sorbonne in Parijs. De redacteur is Natalia Elagina van de Nationale

38

Het ex libris van de bibliotheek van Voltaire

Nicolai Kopanev beheert de bibliotheek met zijn assistente Olga Simbirtseva. Hij is sinds 2004 conservator van de bibliotheek van Voltaire en directeur van het daaraan verbonden Studiecentrum Voltaire dat in 1997 is opgericht. Kopanev is gepromoveerd op een proefschrift over het Franse boek en de Russische cultuur in de achttiende eeuw. Hij deed tot 1995 bij de Russische Academie van Wetenschappen onderzoek naar de geschiedenis van het boek, en was van 1995 tot 2003 hoofd van de afdeling Zeldzame Boeken bij de Nationale Bibliotheek. Dr. Kopanev vertelt dat de bezoekers van de bibliotheek onderzoek doen naar de cultuur van de achttiende eeuw en daarvoor de aantekeningen van Voltaire in de marges van de boeken bestuderen. Iedereen is welkom, maar men moet wel schriftelijke toestemming hebben van de Universiteit van Sint-Petersburg. De bibliotheek ontvangt zo'n duizend onderzoekers per jaar, van wie de meesten uit Frankrijk en Engeland. Alleen al het gebruik dat onderzoekers van de bibliotheek maken, toont aan hoe - onbewust - vooruitziend de blik van Catharina is geweest toen ze met haar aankoop zorgde dat juist deze bibliotheek niet over andere bibliotheken en verzamelaars verspreid kon raken. Voltaire had veel boeken van Nederlandse schrijvers en nog meer boeken die in Nederland zijn uitgegeven. Interessante voorbeelden zijn de Elementa physicae conscripta in usus academicos van de natuurkundige P. van Musschenbroek, in 1734 uitgegeven door S. Luchtmans in Leiden, en de Oeuvres philosophiques et mathématiques van de wiskundige Willem-Jacob 's Gravesande, na zijn dood bezorgd door Jean Nic. Seb. Allamand, en in 1774 uitgegeven door M.-M. Rey in Amsterdam. Natuurlijk bezat Voltaire ook klassiekers als de juridische werken van Hugo de Groot, maar in zijn bibliotheek bevindt zich - wat minder vanzelfsprekend - ook een exemplaar van de Opregte Leydse Vrydagse Courant van 26 juli 1697, waarschijnlijk omdat hij die heeft gebruikt voor zijn Memoires pour l'Histoire de Russie.

Het wedervaren van de bibliotheek

Catharina de Grote werd in 1796 opgevolgd door haar zoon Paul 1. Hij was altijd bang geweest voor zijn moeder en had ook een hekel aan haar. Daarom probeerde hij iedere herinnering aan haar uit te wissen. De bibliotheek bleef in de Hermitage, maar was niet meer toegankelijk voor bezoekers, omdat hij vreesde dat er geheimen van zijn moeder uit tevoorschijn konden komen. Alleen vertrouwelingen mochten er nog in, zoals de dichter en filosoof Gavrila Derzhavin, die hij vertrouwde omdat hij Malthezer ridder was en Paul grootmeester van die orde was. Pauls opvolger Alexander 1 vereerde zijn grootmoeder, maar voerde haar plan om de bibliotheek

keizerlijke bibliotheek in de Hermitage weer opengesteld en onder wettelijke bescherming gebracht. Voor tsaar NicolaasIwas Voltaire het symbool van het door hem verafschuwde liberalisme van de achttiende eeuw en daarmee een wegbereider van de Franse Revolutie en zelfs van de Decabristenopstand van 1825, die hij in het eerste jaar van zijn regering wreed neersloeg. Zijn afkeer van alles wat naar liberalisme riekte, was voor hem een reden om in 1837 de bibliotheken van Voltaire en Diderot te sluiten. Hij maakte een uitzondering voor de dichter Alexander Pushkin die de documenten wilde bestuderen die Voltaire had gebruikt voor zijn Geschiedenis van Rusland onder Peter de Grote. Hij was de enige Russische schrijver in de eerste helft van de negentiende eeuw die de bibliotheek mocht bezoeken en gebruiken.

De gehele Keizerlijke Bibliotheek is pas in 1861, in opdracht van tsaar Alexander

39

Nationale Bibliotheek.

De bibliotheek van Voltaire en het beeld van de filosoof dat Paul Getty jr. de bibliotheek heeft geschonken

Alleen boeken over kunst en archeologie bleven achter in de Hermitage. In de Nationale Bibliotheek kreeg de bibliotheek van Voltaire aanvankelijk een plaats in de Ronde Hal van Rossi, met in het midden het beeld van Voltaire door Houdon.

In document De Boekenwereld. Jaargang 28 · dbnl (pagina 49-62)