• No results found

Cornelis Jan Aarts Archangelsk (9)

In document De Boekenwereld. Jaargang 28 · dbnl (pagina 167-175)

De boekenminnaar

Lang, heel lang geleden heb ik eens een verstokte boekenminnaar gekend. Hij was een hartstochtelijk veroveraar die menig boek aan zijn zegekar bond. Ook was hij niet al te kieskeurig. Boeken in allerlei vormen en kleuren, soorten en maten wonden hem op. De boekenminnaar had een groot hart, en alle boeken die hij naar zijn hol sleepte, mochten rekenen op zijn onvoorwaardelijke liefde. Ik heb vaak gezien hoe teder de boekenminnaar zijn boeken vastpakte, op elkaar stapelde en weer ontstapelde, in zijn boekenkast zette en ze er weer uithaalde, om ze vervolgens in dozen te pakken. Te schikken is een beter woord, want hij schikte zijn boeken in dozen. Als ik mij die gebaren voor de geest haal, is het alsof een erotisch ritueel zich voor mijn geestesoog voltrekt: het zoet ritselen van de stofomslagen, de zachte zucht van openwaaierende pagina's, het intieme strelen van een rug. Met deze boekenminnaar beleefde ik menig avontuur. Ach, laat ik hem maar een naam geven. Laat ik hem ‘Frans’ noemen. Niet dat hij in werkelijkheid zo heet, want ik respecteer zijn privacy, maar de naam ‘Frans’ past nu eenmaal goed bij hem. Frans is de taal van de liefde: de taal van l'amour en oh, la la, de taal van soixante-neuf en migraine. Daarom heet mijn boekenminnaar Frans.

Het jachtterrein van Frans was, onder andere, veiling ‘The Sun’, gevestigd in een voormalig kerkgebouw aan de Koningsgracht in Hamsterdam, waar hij bij elke veiling drie kijkdagen lang de katernen uit de band keek. Tijdens zo'n kijkdag stonden de boeken voor de begerige boekensnuffelaars opgesteld op planken en waren zij tot pakketten samengebonden. Het was eerlijk gezegd wel een beetje gênant hoe die boeken daar zo opgebonden te kijk stonden, terwijl drommen liefhebbers aan hen voorbijtrokken en inspecteerden. De meeste kijkers liepen hautain aan de smachtende boeken voorbij, terwijl hun oog vluchtig over hun ruggen dwaalde. Maar Frans niet. Voor Frans was elk boek als een vrouw met haar eigen karaktertrekken en

bekoorlijkheden. Frans peuterde in een duister hoekje ieder pakket open en liet elk boek afzonderlijk zachtjes door zijn handen glijden. Zo taxeerde hij de waarde, de bekoring en de charme van elk boek en wist hij na de kijkdagen precies welke pakketten hij op de veiling wilde veroveren en tot welke prijs. Zijn notities vergeleek hij in het koffiehuis om de hoek met onze bevindingen en daarbij liet hij ons vaak meeprofiteren van zijn kennersoog. Rik en ik kregen dan van Frans Geheimtipps, want Parijs bij nacht zat verstopt in een blinde band, De dokter en het lichte meisje had een te platte rug om een eerste druk te kunnen zijn, en achter W.C. Kloot van Neukema hield een zekere E. du Perron zich schuil. Frans zelf zou dan wel een broek voor een oktopus en Quauhquauhtinchan in den vreemde kopen, want daar wisten wij toch geen raad mee. En hij zou zich bovendien ontfermen over dat zielige serietje zonder rugtitels: Met de Noorderzon op stok, Een mond zonder alibi en Eenvouds verlichte waters. Hoe onbegrijpelijker hun titels klonken, hoe aantrekkelijker de boeken voor Frans werden. Frans had al vroeg de filosoof van het Leidsche Plein bestudeerd. Die schreef: ‘Het zou zelfs zo kunnen wezen, dat de beste boeken de onbegrijpelijkste zijn.’ Rik en ik, allebei opgegroeid in het achterlijke zuiden, moesten

ons behelpen met simpele keukenmeidenromans als Kamertjeszonde en De schandalen. Zo verdeelden wij gedrieën in het

koffie-110

huis de leeuw en zijn huid voordat de beer over de brug was.

T. Avany, De Eagerton juweelen. Detectiveroman. Amsterdam: Gebr. E. & M. Cohen, 1926

Frans en ik trokken ook langs alle steden en antiquariaten in ons goede vaderland. In Den Haag kende Frans boekwinkeltjes van het allerlaagste allooi. Hier bevredigde hij van jongs af aan zijn behoefte aan zweep- en opzweepboeken. Bij Couvreur, Ran, Tokkie, Vogel en zoveel andere reeds lang vergeten en verdwenen boekenzaken kochten wij de cowboyboeken over de revolverheld Sudden en de felle realisten uit de stal van A.L. van Kersen. Bij Tokkie stonden de boeken tegen de etalageruiten omhoog gestapeld. Bij Ran hing in de winkel in de Koperniekusstraat de

waarschuwing ‘U pikt, Ran slaat.’ In Rotterdam scoorden wij deeltjes uit de rode ‘Real Reeks’ van De Combinatie in de morsige winkeltjes van het Oude Noorden. ‘Kijk eens aan,’ zei Frans dan, ‘dit deeltje heeft Bob den Uyl nog vertaald in zijn jonge jaren. En hier hebben we een Salem Pinto, dat is een pseudoniem van Cor Docter.’ Frans wist precies te vertellen wie Stanley West was, en wie Sidney Spring, Francis Hobart, F. de Sinclair, Edward Multon, Percy King en Maurice Granville, alsof hij hen hoogstpersoonlijk kende: allemaal brave Nederlandse belasting betalers en belastingontvangers, journalisten en predikanten, die onder buitenlandse namen wildwest-, sf- en pornoboeken schreven. ‘Nooit een boek van Granville kopen zonder het stofomslag,’ ried Frans mij dringend aan, ‘want dat brengt de inhoud duidelijk in beeld.’ Zo moet ik nu al jaren boeken met titels als Bordelen in Rio, Zonde in Marseille en Misdaad en begeerte voor vrouw en dochters verborgen zien te houden. Voor onze stripdorst weken wij uit naar België, speciaal naar Antwerpen. In de Oude Koornmarkt, die de muil is van een labyrint waar wij bij De Hertogh en Tuf Tuf op zoek gingen naar onze gading, vonden wij De hoed van Geeraard de Duivel en alle verdere avonturen van Madame Pheip, een door ons aanbeden pijprokende matrone. Tien jaren gleden voorbij. Frans was nooit van zijn stuk te krijgen. Behalve dan die ene keer dat hij door een Walkure verschalkt werd, naar München verhuisde en zijn boeken bij mij achterliet. Ik mocht ze gerust verkopen. Daar zat ik dan, opgescheept met twee boekencollecties. Gelukkig keerde Frans na een half jaar zijn Brünnhilde de rug toe en terug naar onze stad, nam hij zijn boekenbezit weer onder eigen dak en breidde die met liefde en toewijding uit. Toen Ulysses, het onbegrijpelijkste boek aller boeken, in zijn leven kwam, verhuisde Frans naar een flattenbuurt en later naar

een slaapstad en ging daar al die onbegrijpelijke boeken lezen. Weer gleden tien jaren voorbij. De collectie groeide en groeide, maar wij zagen Frans minder en minder. Totdat hij Ulysses uit had. Nu bezocht Frans regelmatig onze goede stad in kleine autootjes volgeladen met boeken die op marktkramen werden uitgestort. Een legioen aanvallige dames vergezelde hem, zij het niet allemaal tegelijk. Frans had zijn draai weer gevonden. De dames dienden als transporteuses. Elke maand reed een

111

andere dame Frans naar een Hamsterdamse boekenmarkt, waar hij met veel kennis van zaken zijn schatten aanbood. Partijen onbedoeld aangeschafte doubletten en overtollige speurdersromans werkte hij weg, maar intussen kocht hij als een bezetene door. Frans werd nu ook geïnfecteerd door het virus van de bibliophilie. Frans kwam uit de boekenkast. ‘Ik ben nu bibliophiel,’ verklaarde hij plechtig. ‘Biblio... wat, Frans?’ vroegen wij dan. ‘Phiel,’ zei Frans. Het hield in dat Frans niet langer viel op onbegrijpelijke boeken, maar op onbetaalbare boeken. Hij had het duistere verruild voor het duurdere. Frans moest nog meer zwaarlijvige boeken verkopen om zijn nieuwe passie uit te leven: het veroveren van slanke bundeltjes met een perkamenten huidje. De kleine autootjes met achtereenvolgens Debbie, Dolly, Kiki en Wieske aan het stuur reden af en aan om grote hoeveelheden op de markten op de Dam of langs de Amstel uit te bulken en vervolgens dikke buidels geld mee terug te nemen, waarvoor Frans zijn flinterdunne Büchjes, Kaváfisjes, Komrij's, Mallarmé's, Von Platens, Purdy's, Rambo's en Verlaine's kon kopen. Frans was in de ban geraakt van de Dichtende Decadentie. Hij bezocht bijeenkomsten waar Meesterdrukkers de laatste uitwerpselen van hun drukpersen ten doop hielden. Eens vertelde hij ons hoe Boudewijn Büch boven op een tafel was geklommen om een gedicht van August von Platen voor te lezen, terwijl Johan Polak en Harry Prick kwijlend aan zijn tenen likten. Was het een vooruitgang? Wij hielden hem voor dat één kreupel gorgelrijm van C. Buddingh' duizend keer leuker was dan het complete oeuvre van Leopardi, en dat Heine met gemak Von Platen in zijn zak stak, maar Frans rekende ons gedecideerd voor dat Leopardi meer geld waard was, omdat verzamelaars van decadente dichters nu eenmaal rijker waren dan arme sloebers als wij die meer van Havank, Heine en oubollige humor hielden.

Edward Multon, Vernus en de duivel! Rotterdam: World Pocket Books, [1958] (American Police: a Peter Finch story)

Tien jaren gleden voorbij. In Oostende ontdekte ik een ouderwetse leesbibliotheek die op het punt stond te sluiten. Die hield opruiming. Ik overtuigde Frans van deze unieke kans en samen trokken wij naar de mondaine Belgische badstad. De

leesbibliotheek was van de heer Pick en gevestigd in de Kristinastraat op nummer 88. ‘Librairie des Chercheurs F. Pick, 88, rue Christine, Ostende’. Er was een voorgeborchte, daarop volgde een veranda-achtig gangetje met duistere nissen dat ons voerde naar geheimzinnige achterkamertjes en alkoven, die vol stonden met

het triviale boek laaide weer in alle hevigheid in hem op. Al deze boeken waren gekaft in zwart kaftpapier en onder elk kaftje zat een onweerstaanbaar zeldzaam boek verborgen. Boeken waarvan wij het bestaan nooit hadden vermoed of die wij alleen kenden van horen zeggen. Dit was de schat die je ooit op een onbewoond eiland of in een verzonken landstreek hoopte te vinden. Frans wilde alles kopen. Het liefst nam hij de winkel met zijn gehele inhoud van de heer Pick over, om hier tot het eind zijner dagen te midden van

112

deze wonderlijke boekenschat voort te leven. Maar ik mompelde laf wat over huisje, boompje, beestje, vrouwtje en baantje om Frans van deze heldendaad te weerhouden. Pas de volgende dag legde hij zich bij mijn bekrompen advies neer. Gedurende twee dagen laadden wij dozen en zakken vol om die op een steekkarretje voor ons uit de trein in te rijden. We hadden, overigens ook naar alle tevredenheid van de heer Pick, zijn winkel volledig gestroopt. Rijk met buit beladen keerden wij in het vaderland weer.

Drie verschillende stempels van Pick's Boekhandel, Kristinastraat 88, Oostende, Lib. d. Chercheurs en/of Libraire des Chercheurs F. Pick, 88, rue Christine, Ostende

Tien jaren snelden voorbij. Wij zagen Frans steeds minder. Beminde hij nog boeken? Dat moet haast wel, want zijn ster bij eBay verkleurde van geel, via blauw, groenblauw, paars en rood naar groen (feedbackscore tussen 5000 en 9999). Maar beoefende Frans nog het eerlijke handwerk? Trok hij nog wel eens een boek uit een kast in een antiquariaat? Raapte hij nog wel eens een boek op van de grond op een rommelmarkt? Wroette hij nog wel eens een doos om? Sloeg hij nog wel eens een boek open, op zoek naar een jaartal, een speciale druk, een handtekening of opdracht van de auteur? Ik heb er een hard hoofd in. Deze laatste tien jaren ben ik met Frans in Venetië, Parijs en Antwerpen geweest, maar in geen van deze wereldvermaarde boekensteden heb ik hem kunnen betrappen op het zenuwachtig om zich heen kijken op zoek naar een boekwinkeltje. Wel was hij soms spoorloos verdwenen om uren later met een gelukzalige glimlach weer op te doemen in het bezit van een stapel plastic doosjes met ronde schijfjes. Waar waren zijn boeken eigenlijk gebleven? En waarom taande zijn boekenliefde?

Frans bewoont nu met zijn laatste geliefde een doorzonwoning in het groene hart van Holland. De woning is ingericht volgens de eisen van deze tijd en naar de aard van hun inkomen. Ze ontvangen er hun vele vrienden en serveren exquise maaltijden en rijpe wijnen. Aan de wanden hangt eigentijdse kunst. Op verjaardagen is het vol en gezellig, maar ik speur er vergeefs naar boeken. Ja, één wand is bedekt met een boekenkast, waarin salontafelboeken op volstrekt onlogische, naar mij toeschijnt willekeurige volgorde een plaats hebben gekregen. Zijn ze gerangschikt op kleur? Op geur? Op formaat? Op salonfähigheid? Het is een boekenkast die past in een strak, uitgebalanceerd interieur, maar waarin geen avontuurlijk, onvertogen of onbegrijpelijk boek staat. Is dit alles? Arme Frans! Zijn boekenliefde is bezweken onder mensenmin. Wat is er met zijn enorme collectie gebeurd? Onlangs kwam ik erachter. Op zoek naar de wc deed ik per ongeluk een verkeerde deur open en stapte de aangebouwde garage binnen. Hier stonden de dozen opgestapeld tot aan het plafond. Frans kwam achter me aan. ‘In al deze dozen zitten boeken,’ zei Frans, ‘En achter deze dozen staan mijn boekenkasten, waarin de boeken drie rijen dik staan. Die boeken heb ik al in jaren niet meer gezien. En hier...’ hij liep een hoekje om -‘staan de dozen compact tot aan de achterwand, die zeker vijf meter dieper ligt.’ ‘Weet je nog wel wat je hebt, Frans,’ vroeg ik vol medelijden. ‘Jawel,’ antwoordde

Frans, ‘ik weet precies wat in welke doos zit en ook wat in de kasten op de derde rij staat. Als ik met pensioen ga, ga ik al mijn boeken weer eens bekijken.’ Frans werd er helemaal gaga van. Teder streelde hij zijn dozen en even dacht ik in zijn stem een zachte snik te horen.

113

Yvonne Bleyerveld

In document De Boekenwereld. Jaargang 28 · dbnl (pagina 167-175)