• No results found

3. Cultureel ondernemerschap en de functie van het lichaam

4.1 De belichaming van cultureel ondernemerschap

In het huidige politiek-economische klimaat worden culturele instellingen gestimuleerd om cultureel te ondernemen, zodat zij zichzelf financieel zelfstandig kunnen onderhouden. Dit uit zich in cultureel ondernemen, doordat in de huidige basisinfrastructuur van kunstenaars wordt verwacht dat zij zich meer richten op aspecten van positionering, profilering en een

evenwichtige financieringsmix (Staatssecretaris Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2013). Ik heb ervoor gekozen om de uitvoerende artiesten als onderzoeksgroep te nemen, omdat zij naast mijn persoonlijke interesse in deze groep, mijns inziens een heldere weergave geven van de belichaming van cultureel ondernemerschap. Mijn respondenten heb ik

geselecteerd op hun status van ZZP’er.

Uit mijn data heb ik geconcludeerd dat het politiek-economische frame van cultureel ondernemen van invloed is op de werkzaamheden van een uitvoerend artiest. Mijn

respondenten gaven aan zelf verantwoordelijk te zijn voor zowel het maken als het verkopen van hun product: de kunst. Alle componenten en werkzaamheden die komen kijken bij het vak van een uitvoerend artiest, zoals de organisatie van een voorstelling of gig en de creatie van de kunst, nemen zij voor eigen rekening.

Omdat ik niks kan zeggen over de causaliteit van het politiek-economische frame van cultureel ondernemerschap en het lichaam van de uitvoerend artiest, vanwege de gebruikte kwalitatieve onderzoeksmethoden, probeer ik wel te beargumenteren dat er een relatie tussen de twee te vinden is en daarmee een effect. Door gebruik te maken van ‘de sociologie van het lichaam’ dat beweert dat het lichaam verstaan kan worden door sociale interacties en de daarbij behorende verwachtingen (Shilling 1993), beargumenteerde ik dat er een discourse van cultureel ondernemerschap ontstaat dat het functioneren van het lichaam in dit huidig economische klimaat beïnvloedt. Doordat een uitvoerend artiest in een economie geacht wordt zelfstandig te functioneren, lijkt het lichaam van de uitvoerend artiest cultureel

ondernemerschap opgelegd te krijgen. Daarbij is een uitvoerend artiest tevens afhankelijk van de culturele markt en zijn consument.

Sociale relaties zijn volgens de literatuur (Shilling 1993) van invloed op het lichaam, doordat sociale situaties verwachtingen kunnen scheppen. De artiest heeft de controle over zijn lichaam en kan zodoende zijn lichaam sturen om aan sociale verwachtingen te voldoen. Dit kwam overeen met wat Klamer (2010) zegt over een goede ondernemer. Een goede ondernemer […] heeft het karakter te zijn dat gevraagd wordt in bepaalde situaties (Klamer 2010: 153).

Het effect van cultureel ondernemen op het lichaam uitte zich bij mijn respondenten in fysieke en emotionele klachten, zoals uitputting, stress, onzekerheid en frustratie. Doordat de uitvoerende artiesten beperkt worden door een budget en daarbij afhankelijk zijn van de consument, zijn ze gedwongen om via een andere bron aan inkomsten te komen. De

meerderheid van mijn respondenten gaf aan dat zij een parttime baan hebben of zoeken, naast hun artistieke carrière. Drie van mijn respondenten gaven aan dat zij door een gebrek aan marge, binnen het vak zogenaamde ‘commerciële klussen’ moeten aannemen om hun inkomsten aan te vullen.

Deze commerciële klussen worden in de discussie van de highbrow en lowbrow kunst, gezien als kwalitatief lage kunst. Highbrow kunst wordt in deze discussie gezien als door de zogenaamde elite bestempelde kwalitatief hoge kunst die van intellectueel eigendom is. Terwijl lowbrow kunst voor de massa is en daarmee als commercieel wordt bestempeld (Shrum 1991).

Volgens Abbing (2002) verwerpt de kunstenaar de economie als drijfveer door zich zogenaamd ‘a-commercieel’ te gedragen. Dit gedrag behoort tot een spel, waarbij de kunstenaar zich tussen twee sferen bevindt: die van de highbrow en lowbrow. Uit mijn data kon ik dit spel echter niet terug vinden, ondanks dat mijn respondenten aangaven dat ze zich

er bewust van zijn dat er twee sferen zijn, waarbinnen ze kunnen bewegen. In tegendeel, het zich a-commercieel gedragen werd juist niet uitgevoerd. Mijn respondenten geven allen aan dat zij financieel afhankelijk zijn van de consument en daar in sommige gevallen hun kunst op aanpassen. Dit komt, omdat zij in financieel onzekere tijden elke ‘klus’ aan moeten nemen om een inkomen te hebben. Dit betekent dat mijn respondenten artistieke belangen soms in moeten ruilen voor economische belangen en dit werkt frustrerend.

Aan de ene kant maken de respondenten de kunst zo artistiek als zij dat zelf willen; aan de andere kant passen zij deze kunst dusdanig aan, dat het past bij de wens van de consument. Zo acteren zij als cultureel ondernemer.

Doordat uitvoerende artiesten afhankelijk zijn van hun consument en daarmee de economie als drijfveer hanteren, worden ze in financieel onzekere tijden gedwongen om commerciële klussen aan te nemen. Het effect hiervan kan vervreemdend werken.

Vervreemding is het proces dat het lichaam vervreemd raakt van het zelf, doordat de geest los wordt gekoppeld van het lichaam. Het lichaam gaat dan functioneren en ondernemen als een verwachtingsbeeld van het werk dat de sociale situatie (de consumenten) aan het lichaam heeft opgelegd (Hochshild 1983 & Klamer 2010).

Al met al wil ik beargumenteren dat een uitvoerend artiest cultureel ondernemerschap belichaamt, doordat sociale interacties een politiek-economisch frame van cultureel

ondernemerschap hebben opgelegd. Door controle uit te oefenen middels verwachtingen van de consument, gaan de uitvoerende artiesten zich hiernaar gedragen. Dit kan een

vervreemdend effect veroorzaken, doordat de uitvoerende artiesten artistieke wensen moeten opgeven voor economische belangen. Dit leidt tot een lichaam dat niet meer functioneert volgens zijn oorspronkelijke kunst idealen, omdat de artiesten zogenaamde commerciële klussen aannemen. Uiteindelijk uit zich dit in emotionele en fysieke klachten zoals frustratie, onzekerheid, stress en uitputting.