• No results found

100 1011983) In datzelfde jaar verklaart hij: “Ik kende

Maar dit hebben ze niet aan ons verdiend

100 1011983) In datzelfde jaar verklaart hij: “Ik kende

een zekere Holstein goed, een vlashandelaar. Toen werd er nog veel vlas in Groningen ver­ bouwd, en veel daarvan ging naar Vlaanderen. Och en dan kon ik wel eens met Holstein mee. Deed je weer nieuwe inspiratie op.” De inter­ viewer vervolgt: “Zo was de vlasteelt indirect aanleiding tot de bemoeienissen van Van der Zee met het Vlaams tijdschrift Het Overzicht (later de Driehoek) onder redactie van Jozeph Peeters.” (F. Vermeulen, ‘Alleen de goeien hebben een eigen stijl’, onvolledig gemerkt krantenknipsel, 12­2­1983, Ploegarchief Gro­ ninger Museum, map Jan van der Zee) Van der Zee onderhield inderdaad contacten met vlas­ handelaar Jaap Holstein, maar had hem pas leren kennen tijdens de Tweede Wereldoorlog. In de jaren na de oorlog reisde Van der Zee ver­ schillende malen met hem mee naar Vlaande­ ren om in de omgeving van Maldegem en de Leie te werken (zie: H. Steenbruggen, 1999, p. 159). Alkema refereert in een aan Ineke Voor­ steegh gerichte brief aan Van der Zee’s Belgi­ sche reizen: “Eerst na 1945 is van der Zee met een groninger vlashandelaar naar Vlaanderen geweest en zag daar werk van o.a. Permeke.” (Brief van Wobbe Alkema aan Ineke Voor­ steegh, museummedewerkster Dordrechts Museum, 16 juli 1977 (handgeschreven en getypt afschrift aanwezig in Ploegarchief Gro­ ninger Museum, mappen Wobbe Alkema)). Godelieve Peeters sluit uit dat Van der Zee haar vader, Jozef Peeters, ooit heeft bezocht. “Als dat het geval was geweest had ik dat ze­ ker geweten. Van die Groningers heeft alleen Wobbe Alkema hem opgezocht.” (Gesprek met Godelieve Peeters, Antwerpen 1996).

168 Brief van Wobbe Alkema aan Ineke Voor­

steegh, museummedewerkster Dordrechts Mu­ seum, 16 juli 1977 (Brief van Wobbe Alkema aan Ineke Voorsteegh, museummedewerkster Dordrechts Museum, 16 juli 1977 (handgeschre­ ven en getypt afschrift aanwezig in Ploeg­ archief Groninger Museum, mappen Wobbe Alkema)). De brief omvat uitgebreide correc­ ties op de schijnbaar reeds voltooide brochure die twee maand later als catalogus bij de ten­

toonstelling De Ploeg 1918-1933 in het Dor­ drechts Museum zou verschijnen. Daarnaast gaat Alkema in op de totstandkoming van zijn contacten met Peeters en Het Overzicht.

169 In het manuscript van Van Os’ boek Wobbe

Alkema en de Groninger schilderkunst komt het schrift waarin de drie voorstudies zich bevonden ter sprake (H. van Os, Manuscript Wobbe Alkema, p. 5 (zie noot 40)). In het boek echter werd geen van de voorstudies bespro­ ken en afgebeeld. Ze werden kort daarna wel opgenomen in het door Bool en Petersen sa­ mengestelde overzicht van Alkema’s vroege oeuvre (F. Bool en A. Petersen, 1978, p. 21, nrs T7, T8 en T9).

170 “En toen ineens in ’70 kreeg ik een brief

uit Keulen van een Galerie. Die Mevrouw [Gmurzynska (hs)] was op bezoek geweest bij Felix de Boeck in verband met een tentoonstel­ ling over het constructivisme. Felix de Boeck had gezegd: “maar dan moet U ook Alkema opzoeken”. Ze vroeg dus of ze komen mocht. Ze heeft gezien, gekocht en meegenomen zon­ der lange overweging. Een gedeelte heb ik la­ ter nog [in consignatie (hs)] nagestuurd en dat is in die tentoonstelling opgenomen.” H. van Os, Manuscript Wobbe Alkema, p. 24). De tentoonstelling Konstruktivismus – Entwick- lungen und Tendenzen seit 1913 omvatte werk van tal van kunstenaars die in de periode 1913­ 1972 in constructivistische richting werkzaam waren geweest. Wobbe Alkema was vertegen­ woordigd met drie schilderijen: Compositie met blauwe driehoeken uit 1925, Compositie met rode golflijn uit 1926 en Horizontale Com- positie uit 1926 (zie: cat. tent. Konstruktivis- mus – Entwicklungen und Tendenzen seit 1913, Galerie Gmurzynska + Bargera, Köln 1972, met een inleiding van Michel Seuphor). En Passant werd in 1974 geëxposeerd bij Gmurzynska en uiteindelijk aan een Nederlandse verzamelaar verkocht. Deze bracht het schilderij in het na­ jaar van 2006 ter veiling, waarop het vervol­ gens kon worden verworven door Museum Bel­ védère te Heerenveen.

171 M. Hoogendoorn, Museumjournaal, 1972,

p. 284. Van der Leck in 1919 daadwerkelijk de kunstenaar ontmoette en hem later heeft leren

kennen, zoals hij in een van zijn interviews beweert.164 Het is goed mogelijk dat het

werk van Van der Leck later voor hem als referentiepunt fungeerde, maar of daarin, zoals hij meermalen benadrukte, de eerste inspiratiebron van zijn latere constructivisme ge- zocht moet worden valt te betwijfelen. Met de vaststelling dat hij pas in de zomer van 1924 zijn eerste constructivistische werken maakte, ligt het meer voor de hand dat hij zich liet enthousiasmeren door Werkman en met name door Alkema en diens contacten met Het Overzicht. De overgeleverde constructivistische schilderijen en werken op pa-

pier en de werken die bekend zijn van foto’s uit de jaren twintig vertonen in stilistisch opzicht ook eerder verwantschap met het werk van kunstenaars als Felix De Boeck,

Karel Maes en Wobbe Alkema dan met dat van Bart van der Leck.165

Het is opvallend dat Van der Zee Alkema nauwelijks ter sprake brengt als hij vertelt over de jaren waarin hij constructivistisch werkte en blijft herhalen dat hij in 1921 zijn eerste abstracte werk maakte, een jaar eerder dan Alkema, die in verschillende catalogi liet op-

tekenen in 1922 de overgang naar het constructivisme te hebben gemaakt.166 Ook

beweert hij in enkele interviews dat hij evenals Alkema in de jaren twintig Antwerpen

heeft bezocht, hetgeen aantoonbaar onjuist is.167Het heeft er dan ook alle schijn van

dat Van der Zee de rol die Alkema speelde binnen de Groninger abstracte kunst bewust onbesproken liet en Van der Leck als inspiratiebron opvoerde om zijn onafhankelijkheid ten opzichte van Alkema en Werkman te onderstrepen.

Naar aanleiding van de catalogus bij een Ploegtentoonstelling in het Dordrechts Muse- um in 1976 laat Alkema nog eens duidelijk blijken de door Van der Zee verstrekte infor- matie over de vroege jaren twintig ernstig in twijfel te trekken. Aan museummedewerk- ster Ineke Voorsteegh deelt hij zijn opmerkingen schriftelijk mee. Over Van der Zee schrijft hij: “Het jaartal 1921 wordt door mij, op z’n zachts gezegd, zeer betwijfeld. De zin: Kontakten …. [met kunstenaars rond het door Jozef Peeters in Antwerpen uitgegeven

blad] t.e.m. ‘Het Overzicht’ moet geheel vervallen.”168

Wanneer Alkema zelf begon met het antedateren van vroeg constructivistische werken

van zijn hand is onduidelijk. De eerste publicatie waarin de schilderijen En Passant,

Park, Gestalten en Symmetrische compositie (afb. 1, 16, 44) ter sprake komen en een

chronologisch overzicht wordt gegeven van het ontstaan en de ontwikkeling van Alke-

ma’s constructivisme is Wobbe Alkema en de Groninger schilderkunst van Van Os uit

1978. Op basis van de door Alkema verstrekte informatie en gegevens op de werken zelf kon Van Os een ontwikkeling van zijn vroeg constructivistische werk schetsen, die in

1920 met de tekening Ziek jongetje (afb. 28) begon, kort daarna het schilderij En Passant

opleverde (1920/1921) en uiteindelijk in 1923 met het schilderij Symmetrische composi-

tie uitmondde in het eerste volledig abstracte schilderij. Nog tijdens Van Os’ onderzoek

doken drie in 1920 gedateerde voorstudies op van Park, Overweg en En Passant, die niet

alleen het beeld van zijn vroeg-abstracte werk aanvulden, maar bovendien de bevesti-

ging leken te geven dat Alkema al in dat jaar experimenteerde met een geometrisch ab-

stracte beeldtaal (afb. 24, 26, 34).169

Het schilderij En Passant maakte in 1974 deel uit van een verkooptentoonstelling bij

galerie Gmurzynska te Keulen. De galerie was in 1970 tijdens de voorbereidingen van een tentoonstelling over constructivistische kunst op Alkema’s werk attent gemaakt door Felix De Boeck en genereerde in de periode daarna enige internationale belangstel-

ling voor zijn werk.170En Passant, dat behoorde tot de, overigens weinige, werken die

via Gmurzynska werden verkocht, was op de achterzijde gedateerd 1920. Dit jaartal werd dus in ieder geval voor overdracht aan de galerie door Alkema aangebracht.

De eerste bron die als ontstaansdatum van Symmetrische compositie 1923 vermeldt, is

een aflevering van het Museumjournaal die in 1972 als publicatie verscheen bij de ten-

toonstelling Het nieuwe wereldbeeld in het Centraal Museum te Utrecht.171 Het schilderij

zelf, dat zich sinds 1930 in particulier bezit bevindt, is op voor- noch achterzijde gedateerd en ontbrak op de tentoonstelling omdat het, zo verklaart Alkema in een brief

aan Matsya Hoogendoorn “niet in exposeerbare conditie” verkeerde.172

Uiteindelijk zou Alkema Park en Symmetrische Compositie voor het eerst sinds 1925

exposeren tijdens de reeks tentoonstellingen die in 1978 werden georganiseerd naar

aanleiding van Van Os’ boek over de kunstenaar.173 In de tentoonstelling die het Stede-

lijk Museum aan het einde van dat jaar van zijn werk maakte – waarbij het door Bool en

Petersen samengestelde overzicht van Alkema’s vroege schilderijen verscheen, Het

vroege werk van Wobbe Alkema – was En Passant opgenomen. Met uitzondering van de

verkooptentoonstelling in Keulen was het de allereerste keer dat dit schilderij publieke- lijk werd getoond.

Het is goed mogelijk dat Alkema omstreeks 1966 voor het eerst jaartallen ging verbin- den aan een reeks vroege werken die voordien nog niet in de openbaarheid waren geko- men, toen zijn vrouw Dora de taak op zich nam het oeuvre te registreren. Zij benaderde

daarvoor verschillende eigenaren en stelde chronologische lijsten samen.174/175

Het boek Wobbe Alkema en de Groninger schilderkunst van Van Os besteedde, zoals

vastgesteld, voor het eerst uitgebreid aandacht aan de ontstaansgeschiedenis van Alkema’s abstracte werk en bracht hem op basis van de toen beschikbare gegevens onomwonden voor het voetlicht als eerste en meest overtuigde representant van het constructivisme in Groningen.

Het inzicht dat Alkema al in 1920 zijn eerste schetsen maakte met een geometrisch ab- stracte inslag en nog datzelfde jaar zijn eerste constructivistische compositie in olieverf opzette – een schilderij dat hij, zo veronderstelde Van Os, in 1921 voltooide – werd over- genomen in volgende publicaties, waaronder het door Bool en Petersen samengestelde

oeuvreoverzicht uit 1978.176 De verzamelde informatie, gegevens en dateringen op wer-

ken spraken voor zich en deden het feit dat Alkema tot aan 1976 zijn overgang tot het

constructivisme in 1922 plaatste naar de achtergrond verdwijnen.177

In hoeverre de mededelingen van Van der Zee over zijn vroege werk, zijn inspiratie-

D a t e r i n g s p r o b l e m e n i n h e t w e r k v a n W o b b e A l k e m a e n J a n v a n d e r Z e e

102 10

172 Brief van Wobbe Alkema aan Matsya

Hoogendoorn, 23 augustus 1972, Ploegarchief Groninger Museum, mappen Wobbe Alkema). Afgaande op informatie van Alkema’s neef Günther Niemand had Alkema het schilderij enkele jaren daarvoor licht gerestaureerd en bevond het schilderij zich tijdens de voorbe­ reidingen van Het nieuwe wereldbeeld in goe­ de staat. Symmetrische compositie behoort met Compositie met verticale tot de weinige schilderijen van voor 1925 die zich niet in zijn directe omgeving bevonden. Hij gaf ze ter gele­ genheid van hun huwelijken in 1930 en 1935 respectievelijk aan zijn zussen Dina Boorsma­ Alkema en Willemien Krüger­Alkema. Beide werken zijn op voor­ noch achterzijde gesig­ neerd en/of gedateerd (zie noot 32).

Na de Tweede Wereldoorlog kwam Symmetri- sche compositie in bezit van Alkema’s oudste zus Jantje Niemand­Alkema. Zij ruilde het voor een geëtst portret van Beethoven door de Groninger kunstenaar Johan Bolling (1918­ 1997). Haar zoon Günther Niemand herinnert zich hierover: “Mijn tante Dina vond dat schil­ derij foeilelijk, dus toen werd besloten tot die ruil. Daarbij speelde mee dat mijn ouders tijdens de oorlogsjaren veel hebben gedaan voor mijn oom en tante.” (Gesprek met Günther Niemand, zomer 2004).

173 Naar alle waarschijnlijkheid waren beide

schilderijen aanwezig op de Ploegtentoonstel­ ling van 1925 bij Pictura te Groningen (zie noot 106).

174 In het archief van Alkema dat is onder­

gebracht in het Groninger Museum bevinden zich verschillende chronologisch geordende lijsten van zijn vooroorlogse schilderijen. Deze vluchtige en meer uitgewerkte lijsten zijn niet voorzien van een datum, maar de mappen waarin ze werden aangetroffen doen vermoe­ den dat ze in de jaren zestig en zeventig wer­ den samengesteld, de laatste in het kader van het boek van Henk van Os. (Ploegarchief Groninger Museum, mappen Wobbe Alkema).

175 Dora Alkema deelde mee dat zij in de ja­

ren zestig was begonnen met het verzamelen van foto’s en informatie van het werk van haar

bronnen en zijn contacten Alkema ertoe hebben aangezet om ook zijn geschiedenis bij te stellen is de vraag. De implicaties van de dateringen van een aantal vroege tekenin-

gen en schilderijen, in het bijzonder En Passant en Symmetrische compositie, reikten in

ieder geval verder dan de rivaliteit tussen beide kunstenaars. De ontwikkeling die in Van Os’ boek uit 1978 werd geschetst van Alkema’s vroege werk positioneerde hem immers niet alleen als wegbereider van de abstracte kunst in Groningen, maar bovendien als kunstenaar die in grote zelfstandigheid, ver van de haarden van modernisme, tot een constructivistische beeldtaal was gekomen. Vooral met dat laatste kleurde hij, zoals hiervoor werd aangetoond, de waarheid in zijn voordeel en vestigde hij de indruk Pee- ters en Werkman vooruit te zijn geweest, hetgeen hij in 1960 Van der Zee juist zo ernstig had verweten.

Op grond van de summiere gegevens waarover zij zelf beschikten, is het begrijpelijk dat Alkema en Van der Zee, bij de zoveel latere reconstructies van hun abstracte werk uit de vroege jaren twintig, vergissingen maakten. De wijze waarop beiden evenwel mani- puleerden met data laat weinig twijfel over de achterliggende bedoelingen. Zowel Alkema als Van der Zee wilde getypeerd worden als onafhankelijk en oorspronkelijk constructivist, wellicht mede daartoe aangezet door een artistiek klimaat waarin kunstenaarspersoonlijkheden werden beoordeeld op pioniersgeest, vernieuwingszin en authenticiteit.

De omstandigheden om de geschiedenis in hun voordeel te plooien werkten natuurlijk mee; er waren immers nauwelijks bronnen beschikbaar waaraan de door de kunstenaars

gegeven informatie konden worden getoetst. Vermoedens bestonden er natuurlijk wel. De enige die ze aan het papier toevertrouwde was Adriaan Venema. In zijn in 1994 pos-

tuum uitgegeven memoires Verleden Tijd schrijft hij dat Alkema en Van der Zee hun

oudere werk antedateerden “om aan te kunnen tonen dat zij de eersten waren die binnen

de Groningse schildersgroep abstract waren gaan schilderen.”178Helaas laat hij na te

vermelden waarop hij zijn onthulling baseert.

man (Gesprek met Dora Alkema, najaar 1997). Een in oktober 1966 gedateerde brief van haar aan Halbo Kool, in 1925 de eerste koper van een schilderij van Alkema, geeft daarvan be­ vestiging: “Geachte heer Kool! Ik ben bezig met het registreren van het werk van Wobbe. Volgens zijn zeggen was U de eerste koper van een schilderij. Nu wilde ik vragen: is het werk nog in Uw bezit? Indien wel zou dan onze zoon Evert, die in Leiden werkt en woont, een foto mogen komen maken van het schilderij?” (brief van Dora Alkema­Bittkow aan Halbo Kool, oktober 1966, archief erven Halbo Kool, Frankrijk. In kopie aanwezig in Ploegarchief Groninger Museum, mappen Wobbe Alkema).

176 Hierbij dient te worden opgemerkt dat in

het Museumjournaal dat in december 1972 verscheen als publicatie bij de expositie Het nieuwe wereldbeeld, die in januari 1973 in het Centraal Museum werd geopend, al staat vermeld dat Alkema omstreeks 1920 begon met het abstraheren van realistische voorstel­ lingen. (M. Hoogendoorn, Museumjournaal, 1972, p. 283).

Het vroege werk van Wobbe Alkema verscheen bij de gelijknamige tentoonstellingen in ach­ tereenvolgens het Stedelijk Museum te Am­ sterdam en het Gemeentemuseum te Den Haag (F. Bool en A. Petersen, 1978).

177 cat. tent. De Ploeg 1918-1933, Dordrechts

Museum, Dordrecht 1976 (zie noot 166). Ook in de brochure die verscheen bij de tentoon­ stelling Het nieuwe wereldbeeld wordt 1922 vermeld als jaar waarin Alkema overging tot de geometrische abstractie (brochure Het nieuwe wereldbeeld, Centraal Museum Utrecht, 1973, aanwezig in Ploegarchief Groninger Museum, mappen Wobbe Alkema).

178 A. Venema, Verleden Tijd – memoires, Am­

sterdam 1994, p. 166.

Venema schrijft dat hij in zijn boek over De Ploeg uit 1978 (A. Venema, De Ploeg, Baarn 1978) constateerde dat beide kunstenaars hun werk antedateerden. In de bewuste publicatie wordt er echter nergens melding van gemaakt. Waarschijnlijk deed Venema zijn constatering tijdens zijn onderzoek.

D a t e r i n g s p r o b l e m e n i n h e t w e r k v a n W o b b e A l k e m a e n J a n v a n d e r Z e e

91 Zelfvervaardigd affiche voor zijn tentoonstelling in het Kunsthistorisch Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen 1957 potlood en gouache op papier 50,3 x 32,8 cm Groninger Museum schenking Ad Petersen

10