• No results found

3.3.1. Kwalitatief onderzoek

De vraag van deze thesis is een expliciete vraag naar persoonlijke ervaringen, aangezien deze peilt naar de subjectieve ervaringen van de jongeren die een traject volgden bij Homaar. Omwille van deze reden werd er gekozen voor een kwalitatief onderzoek, dat zich focust op de manier waarop mensen hun ervaringen en de wereld waarin ze leven vormgeven (Holloway & Galvin, 2017). Ze hebben meer interesse in de kwaliteit van de ervaring, in plaats van in de causale verbanden (Pietkiewicz & Smith, 2014). De methode die gehanteerd wordt om de ervaringen van de jongeren te bevragen, laat toe om tot een gedetailleerde exploratie te komen met betrekking tot de onderzoeksvraag. Het startpunt betreft dan de particuliere verhalen en observaties om deze nadien te herleiden tot gemeenschappelijke thema’s. Er worden hierbij op voorhand geen hypothetische antwoorden opgesteld. Het gaat hier met andere woorden om een exploratief kwalitatief onderzoek met als doel om zoveel mogelijk informatie te verkrijgen. Dit vraagt een open en ruime onderzoeksvraag waarbij de participanten zoveel mogelijk zelf aan het woord kunnen gelaten worden.

De methode die gehanteerd wordt om deze ervaringen te verzamelen, nl. de BabbelBox, is gebaseerd op de assumptie dat niets onbelangrijk is en dat alles kan bijdragen tot een meer diepgaand begrip van het onderwerp. Zoals in de probleemstelling vermeld, baseert weinig evidence-based onderzoek zich op de rol van de individuele bijdragen van cliënten, terwijl net die ervaringen en voorkeuren centraal zouden moeten staan in de praktijk van evidence-based hulpverlening. Hoewel de stem van de participanten voorrang heeft, blijft de onderzoeker wel het voornaamste onderzoeksinstrument. De onderzoeker bepaalt wat de gegevens zijn, waarop de focus gelegd zal worden en hoe het onderzoeksrapport er zal uitzien (Holloway & Galvin, 2017). De onderzoeker vervult met andere woorden een subjectieve rol. Het is belangrijk om deze bias op te nemen in het onderzoek, in plaats van deze aan de kant te schuiven. Subjectiviteit vraagt om een reflexieve houding ten aanzien van de relatie met het onderzoeksmateriaal, de onderzoeksgroep en bovenal zichzelf als onderzoeker. Hoe hieraan tegemoet gekomen wordt in dit onderzoek wordt verder toegelicht bij de kwaliteitscriteria.

3.3.2. Motivering voor het gebruik van de babbelbox-methodiek

Videodagboeken worden vaak beschouwd als een manier voor deelnemers om hun eigen leven te representeren, waarin ze hun eigen verhalen kunnen vertellen en hun eigen situaties kunnen verwoorden. De participanten hebben zo de mogelijkheid om ervaringen en emoties te uiten zonder dat er aannames van onderzoekers werden opgelegd (Jones et al., 2015). Noyes (2004) is ervan overtuigd dat participanten via een videodagboek minder geneigd zijn om sociaal wenselijk te antwoorden. Participanten zijn vrij om zelf te bepalen hoeveel en welke informatie ze willen delen (Noyes, 2004). Omdat de jongere generatie meer bekend is met de audiovisuele media, zou deze methode bij hen een gevoel van zelfvertrouwen kunnen bevorderen bij het delen van persoonlijke verhalen (Buchwald, Schanz-Laursen & Delmar, 2009). Bijgevolg wordt deze methodiek vaak gezien als een vorm van empowerment voor de participanten, aangezien zij de vrijheid en de ruimte hebben om voor zichzelf te

27

spreken. Het maakt een visuele en verbale aanwezigheid van de respondent mogelijk zonder tussenkomst van de onderzoeker (Jones et al., 2015). De mogelijkheid om met iemand te praten over hun gedachten, gevoelens en ervaringen zonder onderbreking, oordeel of advies van een ander wordt ook in het onderzoek van Taylor, van Teijlingen, Alexander en Ryan (2019) als helpend ervaren.

Hoewel de video-methodiek in het algemeen beschouwd wordt als een empowerende onderzoeksmethode waarbij deelnemers in staat zijn om voor zichzelf te spreken, wordt dit niet altijd als zo eenvoudig beschouwd. Hoeveel impliciete of expliciete vrijheid en flexibiliteit er ook kan bekomen worden in een onderzoek, toch kan het verzamelde materiaal niet voorgesteld worden als uitsluitend het product van de participant. Dit omdat onderzoekers bijna altijd de neiging hebben de conceptuele inkadering van het werk zelf te controleren. Het feit dat de onderzoeker niet fysiek aanwezig is, betekent niet dat hij afwezig is uit de scène. Ondanks de groeiende overtuiging dat gegevens voortkomend uit videomateriaal authenticiteit zouden representeren, kan deze stelling toch niet volledig worden aangenomen. Het belang van reflexiviteit tot de methode, maar ook tot de eigen rol van de onderzoeker met betrekking tot de participant is nog steeds van essentieel belang. De empowerment van de participant kan ook in het gedrang komen, doordat niet alle deelnemers zich even comfortabel voelen met een videocamera (Jones et al., 2015).

Volgens Noyes (2004) zouden de participanten steeds een bepaalde identiteit toekennen aan de camera. Als een vertrouwensrelatie tussen de participant en de onderzoeker kan gehandhaafd worden, bestaat de mogelijkheid dat de camera de plaats van de onderzoeker kan innemen, waardoor deze de rol krijgt van publiek, vertrouweling, adviseur en vriend (Noyes, 2004). Ook de studenten in het onderzoek van Jones et al. (2015) begonnen de camera te zien als de identiteitsuitvoeringsvorm van de onderzoeker, en ontwikkelden een nauwe relatie gebaseerd op vertrouwen. Deze personificatie kan ook worden geïnterpreteerd als de behoefte van de participanten om hun gedachten en verbalisaties op 'iemand' te richten (Jones et al., 2015). Belangrijk hierbij is dat de rollen die de participanten toekennen aan de camera ook steeds een effect hebben op de data (Noyes, 2004).

Uit het onderzoek van Jones et. al. (2015) blijkt dat de studenten het moeilijk vinden om luidop te denken of om zelf op iets te komen om over te praten. Studenten hebben behoefte aan een meer gestructureerde aanpak en hebben meer aanwijzingen nodig. Bij het gebruik van de video-methodiek dient een evenwicht gevonden te worden tussen enige structurering enerzijds en vrijheid van spreken anderzijds (Jones et. al., 2015). In Homaar werd de camera geïnstalleerd in een rustige ruimte waar de participant alleen was en niet gestoord kon worden. Naast de camera lag de nodige instructie met betrekking tot het gebruik van de camera (zie bijlage 9), en een lijstje met enkele richtvragen die de jongere vrijblijvend voor de camera kon beantwoorden (zie bijlage 10). Er werd gekozen voor enkele richtvragen die van belang zijn om de onderzoeksvraag te beantwoorden, maar waarbij er ook nog ruimte was voor onderwerpen die de participanten zelf belangrijk vonden.

De richtvragen betreffen de volgende:

- Wat heeft u het meest geholpen bij Homaar? - Wat vond u minder helpend bij Homaar?

28

- Indien u al een ervaring had met de hulpverlening, wat waren gelijkenissen/verschillen? - Hebt u zelf nog iets te vertellen over de werking van Homaar?

Mochten de schriftelijke aanwijzingen niet duidelijk geweest zijn, dan konden zij nog extra informatie vragen aan de onderzoekster die in Homaar aanwezig was. Als de jongere niet tevreden was over zijn opname, was het mogelijk om opnieuw op te nemen zonder de onderzoeker de voorgaande te laten zien. Als een participant deelname aan het onderzoek wilde stopzetten, was het mogelijk om de opname te verwijderen. Ondanks deze mogelijkheid, heeft geen enkele participant zijn deelname stopgezet.

3.3.3. Participerende observatie

Naast de Babbelbox-methodiek werden er ook participerende observaties uitgevoerd door de onderzoekster die gericht waren op het in kaart brengen van de werking van Homaar. Deze waren dus niet bedoeld om de data van de video’s te bevestigen of falsifiëren, maar werden gebruikt als ondersteuning ter interpretatie van de data. Participerende observatie biedt toegang tot de sociale context van het onderzoek en geeft zich op de manieren waarop de participanten handelen en interageren (Holloway & Gavin, 2017). Door de observaties kreeg de onderzoekster zicht op hoe er in Homaar met de jongeren wordt gewerkt, hoe op bepaalde situaties wordt gereageerd etc. Zo heeft de onderzoekster zicht gekregen op de concrete werking van Homaar in het “hier en nu” van de dagelijkse activiteiten.