• No results found

Data en databronnen

2.2 ‘Ketens’ en ‘architecturen’ gedefinieerd

4. G EVOLGDE WERKWIJZE BIJ EMPIRISCH ONDERZOEK

4.3 Data en databronnen

Hoe hebben we het analyseren van de cases aangepakt? Hieronder zetten we voor ieder van de centrale concepten uit het onderzoeksmodel uit het vorige hoofdstuk uiteen welke keuzes omtrent te gebruiken data en databronnen zijn gemaakt.

4.3.1 Bepaling van ‘architectuur’

We willen vaststellen op welke van de lagen van een architectuur afspraken worden gemaakt, te weten op de laag van organisaties, de laag van processen, de laag van applicaties en de laag van ICT. Hiertoe gaan wij voor ieder van de twee casussen na welke afspraken zijn gemaakt, van welk type die afspraken zijn, en op welke laag van een architectuur die afspraak zich bevindt.

Wij houden interviews met betrokkenen, en vragen naar afspraken zoals die aan het eind van het proces van onderhandeling zijn gemaakt, en naar documentatie daarover.

Hier uit volgt dat wij het transcript van de gehouden interviews en de ter beschikking gestelde documentatie gebruiken om vast te stellen welke afspraken er zijn gemaakt.

Wij kijken daarbij allereerst naar vastgelegde afspraken, bijvoorbeeld in notulen van vergaderingen of andere bijeenkomsten. Verder kijken we naar afspraken die niet zijn vastgelegd, maar waar in interview naar wordt verwezen, en naar afspraken die uit de verschillende databronnen kunnen worden herleid. Een voorbeeld van dit laatste is ‘wij zullen gebruik maken van het ontwikkelde systeem’.

Aan de hand hiervan kunnen wij voor beide cases vaststellen met welk type van architectuur we te maken hebben, als volgt. We nemen het lagenmodel van architectuur, dat op pagina 7 is weergegeven, als uitgangspunt, en noemen de laag van organisaties laag 1, de laag van processen laag 2, de laag van applicaties laag 3, en de laag van technologie noemen we laag 4. Als we verder vaststellen dat deze lagen op een nominaal niveau van elkaar worden onderscheiden, dan zijn kunnen we een onderscheid maken in 5 typen van architectuur. We spreken van type 1 als er in een bepaald project op één laag van de architectuur afspraken worden gemaakt, van type 2 als er op 2 lagen van de architectuur afspraken worden gemaakt, enzovoort.

We spreken daarnaast van architectuur type 0 als er in een bepaald project geen afspraken worden gemaakt. Dit kan worden weergegeven volgens tabel 4.1 op de volgende pagina.

Met deze categorisering in de hand kunnen we nu een architectuur typeren naar het aantal lagen waarop afspraken worden gemaakt. Een architectuur waarin afspraken zijn opgenomen omtrent organisaties, proces, applicaties en technologie benaderen we als architectuur type 4. Als er in een bepaalde architectuur afspraken zijn gemaakt

over proces en bijbehorende applicaties, dan zien we dit als architectuur type 2, en in het geval dat er alleen sprake is van een set van politiek-bestuurlijke afspraken over de taakverdeling tussen organisaties, dan spreken we over een architectuur type 1.

TABEL 4.1: COMBINATIES VAN LAGEN VAN AFSPRAKEN

Architectuur type

Gemaakte afspraken op lagen nummer

4. 1,2,3&4

3. 1,2&3 1,2&4 1,3&4 2,3&4

2. 1,2 1,3 1,4 2,3 2,4 3,4

1. 1 2 3 4

0. geen

Het vaststellen van het type van architectuur is van belang om het te kunnen relateren aan het al dan niet optreden van congruentie tussen frames van diegenen die bij het ontwikkelen van technologie betrokken zijn. Hoe gaan we te werk bij het bepalen van die mate van congruentie?

4.3.2 Bepaling van ‘congruentie tussen frames’

Voor wat betreft congruentie tussen frames geldt dat we het ‘meten’ door te kijken naar het verschil in de wijze waarop de frames zijn geconfigureerd aan het begin van het onderzoek (‘t=0’) en aan het einde van het onderzoek (‘t=1’). Het vaststellen van de mate van congruentie valt zo uiteen in drie te beantwoorden vragen:

1. Wie zijn er bij het maken van afspraken betrokken?

2. Hoe is ieder van de frames van ieder van de betrokkenen samengesteld, en hoe verhouden zich deze frames op zowel t=0 als t=1 tot elkaar?

3. In hoeverre is er tussen deze momenten verschil te zien in de configuratie van de frames, en is er hierbij al dan niet sprake van congruentie?

Voor het beantwoorden van deze vragen, en daarmee het meten van de mate van congruentie, hebben wij de volgende werkwijze gevolgd.

HET SELECTEREN VAN DE RESPONDENTEN

Als eerste zijn we op zoek gegaan naar de stakeholders zoals die betrokken zijn geweest bij het maken van afspraken. In overleg met projectleiders is een lijst gemaakt van mensen die in het kader van dit onderzoek kunnen worden geïnterviewd.

Dit kunnen mensen zijn uit een stuurgroep, uit een ander verband of mensen die op andere manieren met besluitvorming over ICT bezig zijn. Gaandeweg de gesprekken die met die mensen worden gevoerd, kwamen regelmatig de namen terug van andere betrokkenen, of van organisaties die al dan niet bij het project betrokken waren. In sommige van die gevallen is besloten een extra interview te houden.

HET VASTSTELLEN VAN DE CONFIGURATIE VAN DE FRAMES OP T=0 EN T=1

We willen op twee momenten in de tijd weten welke opvattingen ten opzichte van de te ontwikkelen technologie zijn te onderkennen bij ieder van de stakeholders, en wij

willen weten hoe ieder van die frames met elkaar samenhangt. Daartoe zijn de volgende stappen gezet.

Interview

Met ieder van die personen is een interview gehouden. Vanwege de definitie van een frame, te weten een stelsel van interpretaties van een technologisch systeem, dat uiteenvalt in ervaringen met en verwachtingen van dat systeem, hebben wij in dit interview met het oog op de context van ICT-ontwikkeling drie kernvragen gesteld:

1. Wat is er aan de hand?

2. Wat is er gebeurd dat dit aan de hand is?

3. Wat zijn de verwachtingen over wat er gaat gebeuren?

Van dit interview is een transcript gemaakt, en dit transcript is de basis voor het vaststellen van het frame van de respondent. De uitspraken die wijzen op een frame, dat wil zeggen de uitspraken die te maken hebben met ervaringen met of verwachtingen van technologie, zijn gemarkeerd, en een typering van het geheel van die uitspraken wordt overgenomen als de typering van het frame.

Vragenlijst

Daarnaast wilden we nagaan hoe de frames zich tot elkaar verhouden. Hiervoor hebben wij een vragenlijst ontwikkeld, die aan ieder van de respondenten is voorgelegd. Deze lijst is gestructureerd rondom de vier in §2.3.2 onderscheiden perspectieven op afhankelijkheid en coördinatie, te weten economisch, politiek, institutioneel en sociaal-psychologisch. Ieder van deze perspectieven in verwerkt in stellingen, waarbij een onderscheid is aangebracht in ervaringen met en verwachtingen van technologie – de elementen waaruit een frame is opgebouwd.

We wilden inzicht krijgen in de wijze waarop betrokkenen tegen technologie aankijken vanuit een economisch, politiek, institutioneel en sociaal-psychologisch perspectief. We hebben dit gemeten door middel van een speciaal hiervoor ontwikkelde gestandaardiseerde vragenlijst; deze is bijgevoegd in bijlage I. We zetten deze lijst zowel aan het begin als aan het einde van het onderzoek uit. De verschillen in wijze van respons geven inzicht in of er al dan niet congruentie optreedt; daarbij is de regel dat als betrokkenen meer vanuit hetzelfde perspectief naar technologie gaan kijken, er sprake is van congruentie.

Naar aanleiding van de respons op deze lijst konden we aan het ene kant de typering van de frames voorzien van cijfermatige onderbouwing, en konden we aan de andere kant deze onderbouwing gebruiken om de configuratie van de frames zichtbaar te maken. Door het uitvoeren van een aantal beschrijvende statistische analyses konden wij de afstand van ieder van de frames ten opzichte van een gemiddelde berekenen, als maat voor de samenhang tussen de frames.

HET BEPALEN VAN DE MATE VAN CONGRUENTIE

Door nu deze werkwijze niet alleen aan het begin, maar ook aan het einde van het proces te volgen, waren wij in staat om vast te stellen of er verandering in de samenhang tussen de referentiekaders is opgetreden, en of de verschillende frames meer overeenkomsten zijn gaan vertonen.

Wij stellen van dat de mate van congruentie de waarden negatief, nul en positief kan innemen. De waarde negatief wordt aan de mate van congruentie toegekend als de frames tussen t=0 en t=1 verder uit elkaar komen te liggen. De waarde nul wordt toegekend als er in de configuratie van de frames tussen begin en eind geen verandering optreedt, en de waarde positief wordt toegekend als de frames van betrokkenen in de tijd dichter bij elkaar komen te liggen.

Wij stellen de waarde van de mate van congruentie vast door te kijken naar:

 De observatie van de onderzoeker; hierbij kijken wij naar de wijze waarop uit de interviews al dan niet congruentie blijkt;

 De uitkomsten van analyse van de vragenlijst; wij kijken naar in hoeverre uit deze analyses al dan niet verandering in de configuratie van de frames blijkt.

Om vast te stellen wat nu de mate van congruentie in de verschillende casussen is, passen wij de methode van triangulatie toe: door nu inzichten uit deze drie databronnen met elkaar te confronteren, krijgen we een indicatie van of er al dan niet congruentie is opgetreden. Anders gezegd: wij hebben het al dan niet optreden van congruentie, zoals dat uit de interviews naar voren kwam, ook nog getoetst aan analyse van de vragenlijst en aan de opvattingen van de stakeholders daarover door middel van een vraag.

4.3.3 Inzicht in enactment

Een frame werd opgevat als een stelsel van interpretaties van technologie. Het hanteren van frames als lens voor onderzoek was van belang om te kijken naar de verandering ervan. Wij beschouwen de een antwoord op de vraag naar hoe een frame er uitziet als onderschikt aan de vraag naar hoe ze veranderen, en dan in onderlinge samenhang. Wij stellen dit in dit onderzoek vast door te kijken naar de mate van congruentie tussen de frames, en wij willen weten hoe die congruentie ontstaat, dat wil zeggen hoe en waarom de frames veranderen.

Wij hanteren hiervoor een enactment-perspectief. Onder enactment verstonen wij het maken van gedeelde representaties van de werkelijkheid om betekenis te geven aan het verdere verloop van veranderingen. We veronderstellen dat alle betrokkenen het eigen frame wil verwerken in de te maken afspraken, en dat zij zullen proberen zijn of haar frame door anderen te laten delen. Wij willen weten hoe dit verloopt, en welke factoren daarbij belangrijk zijn. De laatste stap is dan ook om inzichtelijk te maken hoe het verschil tussen de begin- en eindsituatie van architectuurontwikkeling tot stand is gekomen.

Wij hebben na afloop van het maken van afspraken een reconstructie gemaakt van het proces dat daaraan vooraf is gegaan. Wij hebben vervolgens op drie ‘lagen’ uitspraken gedaan over hoe actoren hun frames enacten en daarmee wat nou leidt tot congruentie. Dit zijn de volgende drie lagen:

De laag van waardering van gebeurtenissen: welke gebeurtenissen worden door betrokkenen als belangrijk aangemerkt, en hoe verhoudt zich dit tot reframing?

De laag van vertrouwen: hoe ontwikkelt zich het vertrouwen tussen betrokkenen, en hoe leidt dit tot reframing?

De laag van processen: hoe wordt het proces gemanaged, welke strategieën worden daarbij gevolgd, en hoe leidt dit tot reframing?

Door aan het begin en aan het einde van het onderzoek te kijken naar hoe in verschillende casussen de frames zijn geconfigureerd, kunnen we vaststellen of er tussen de frames congruentie optreedt. Door het houden van interviews, het uitwerken daarvan, het bestuderen van relevante documentatie en het analyseren van de respons op de vragenlijst kunnen we bepalen of de frames meer overeenkomsten gaan vertonen, en kunnen we achterhalen welke afspraken er gemaakt worden. Daarnaast kunnen we nagaan hoe de frames worden ge-enact, dat wil zeggen hoe het kan dat frames worden bijgesteld. We doen dit in twee casussen; wat zegt dit over het ontwikkelen van architecturen in andere casussen, cq over het aansturen daarvan?

Daar gaan we in de rest van dit hoofdstuk op in.