• No results found

5 DEELONDERZOEK 3: HET SCHOOLBREDE ONDERZOEK (DE ENQUÊTE)

33. Welke andere randvoorwaarden zijn onvoldoende aanwezig zijn om uw functioneren (in de rollen die uw docentschap kenmerken) te ondersteunen.

6.3 D e zorg over De werkconDities

Door middel van de deelonderzoeken met de diepte-interviews en de enquête heb- ben we geprobeerd zicht te krijgen op de mate waarin de docenten, onderwijsassi- stenten en andere uitvoerende medewerkers zich ondersteund voelden bij het wer- ken in de vernieuwing, waar verbeteringen mogelijk zijn en wat te zeggen valt over de draaglast en het taakbelastingsbeleid.

Uit alle interviews, bijeenkomsten en uit de enquête wordt duidelijk dat er zeer, zeer hard wordt gewerkt aan de vernieuwing. Het is ook duidelijk dat de meeste mensen niet toekomen met de hun toebemeten tijd die in de jaartaak is vastgelegd. Er wordt regelmatig gerapporteerd dat veel privé-tijd gaat zitten in het werken aan de vernieuwing. Dat gaat soms ten koste van hobby’s en gezin of sociale relaties. Het is van belang om bij deze algemene constatering een aantal kanttekeningen te maken. De eerste is dat er grote verschillen zijn tussen de medewerkers hoe ze de extra belasting ervaren, hoe ze die waarderen en hoe ze ermee omgaan. Bijna alle informanten in de drie deelonderzoeken geven aan dat er meer tijd nodig is voor overleg en afstemming, voor ontwikkelen of bij elkaar zoeken van leermateriaal, voor persoonlijke ‘lesvoorbereiding’ (arrangeren van leersituaties). Daarnaast con- stateren we dat er door allerlei oorzaken veel tijd verloren gaat in het werk. Een enkeling geeft aan dat er veel tijd gewonnen kan worden door een betere coördina- tie van de werkzaamheden en door ‘personeelsbeleid dicht bij de mensen’. Het beeld

dat overheerst is dat in de toekomst veel zorg voor werkcondities noodzakelijk blijft.

Personeelszorg

Een belangrijke suggestie is hoge prioriteit te geven aan het ontwikkelen van een personeelsbeleid dat niet alleen de contouren van het taakomvangbeleid, taakver- delingsbeleid en taakbelastingsbeleid vaststelt binnen de CAO. Er is daarnaast grote behoefte aan personeelszorg op de werkvloer.

Uit de gegevens kan opgemaakt worden dat de volgende zaken aandacht behoeven: - de wijze waarop teams en subteams worden samengesteld: omvang, medewerkers

zo min mogelijk verdelen over meerdere teams, continuïteit binnen het team over meerdere jaren, verschillende capaciteiten aanwezig;

- helderheid over de team-autonomie: duidelijke grenzen voor eigen beleid binnen het strategische beleid, regelbevoegdheden, bijbehorend budget, niet overruled worden door voorschriften van het managementteam waar het de eigen autono- mie betreft. Docenten vinden dat de feitelijke vormgeving van het algemene onderwijsconcept op locatie- en soms zelfs op groepsniveau moet worden geope- rationaliseerd, rekening houdend met leerlingkenmerken en mogelijkheden van het gebouw;

- ondersteuning bij het proces van teamontwikkeling: teamleiderschap, van groep individuen naar effectief team, prestatie-indicatoren en team-interne kwaliteits- zorg, professionaliseringsplan, intervisie;

- voeren van functioneringsgesprekken en/of POP-gesprekken: individuele draag- last, carrièreontwikkeling, competentieontwikkeling en persoonlijke professiona- lisering;

- aandacht voor inhoudelijk of transformationeel leiderschap: coördinatie van onderwijskundige ontwikkelingen, gespreksvaardigheden, coachingsvaardighe- den;

- inwerkprogramma voor collega’s die aan de vernieuwing komen werken (van bin- nen en buiten de school): inwerkprogramma algemeen, buddy toewijzen of inter- ne mentor, snel inwerken op StudiewijzerPLUS en essentiële ICT-vaardigheden.

Leermiddelen en Didactiek van zelfstandig werken en leren

Het ontbreken van de leermiddelen die noodzakelijk zijn voor de inrichting van de leerpraktijken die het hart vormen van de vernieuwing op Het Stedelijk Lyceum wordt als een ernstige handicap ervaren. De zorg heeft te maken met de hoeveel- heid tijd die het kost zelf materiaal te maken of bij elkaar te zoeken (alhoewel veel informanten aangeven dat ze veel arbeidsvreugde ontlenen uit het samen met col- lega’s ontwikkelen van nieuw materiaal). Belangrijker nog voor de kwaliteit van de vernieuwing is de kwaliteit van het materiaal. Enerzijds wordt gesignaleerd dat

docenten noodgedwongen terugvallen op oude methodes, die niet zijn ingericht voor (volledig) zelfstandig werken. Dit brengt het gevaar met zich, dat binnen de nieuwe context van teamteaching, leerateliers en StudiewijzerPLUS, het traditio- nele onderwijsleerproces wordt gereproduceerd, maar dan slechter. Anderzijds wordt zorg uitgesproken over het gebrek aan duidelijkheid over de beste opzet van de pedagogisch-didactische arrangementen die binnen het teamteachingsconcept mogelijk zijn. Hierbij komen vragen aan de orde over de verhouding tussen werken met elektronische leeromgeving en hard copy-materiaal (boeken e.d.), over de rela- tie tussen instructie en zelfstandig werken, tussen traditionele oefenstof en rijke contexten. Verder is er behoefte aan informatie over (of richtlijnen voor) toetsing en voortgangscontrole. Verhoudingsgewijs weinig wordt gezegd over de eigen pedagogisch-didactische vaardigheden die behoren tot de essentie van de leerpro- cesbegeleiding. Van de medewerkers in de leermateriaalontwikkelgroepen kunnen we vernemen dat vraaggestuurde ondersteuning het meest efficiënt is: ontwikke- laars of teamteachingsteams formuleren gerichte ondersteuningsvragen aan exter- ne of interne specialisten.

Achtergronden van de vernieuwing en visie op leren

Het is niet het meest genoemde onderwerp, maar in de context van de gesprekken blijkt steeds weer dat de leerpsychologische achtergronden van de zes inhoudelijke uitgangspunten voor de vernieuwing en de pedagogisch-didactische vertaling daar- van niet leven als een onderwijskundig concept of intern referentiekader dat steun biedt bij het ontwikkelen van materiaal, leeromgeving en eigen docentgedrag. Wel wordt vaak verwezen naar de maatschappelijke context die het noodzakelijk maakt het onderwijs anders in te richten, zoals jeugdcultuur, demotivatie, flexibiliteit, maatschappelijke behoefte aan education permanente. Door docenten wordt ook gewezen op de noodzaak mee te gaan met de grote landelijke ontwikkelingen op dit gebied. In de praktijk blijkt pragmatisch werken binnen de gegeven context en de oriëntatie op korte termijn doelen het belangrijkste sturende principe te zijn. In hoeverre deze conclusie gerechtvaardigd is én of de bevestiging daarvan een gevaar inhoudt voor de toekomstige kwaliteit van het onderwijs op Het Stedelijk Lyceum kan op basis van de gegevens niet bepaald worden.

Randcondities

In hoofdstuk 4 zijn veel randcondities aan de orde geweest die, wanneer ze niet of onvoldoende gerealiseerd worden, gezien worden als storende factoren. We som- men de belangrijkste op.

- De kwaliteit van de ICT-infrastructuur op sommige locaties (te weinig of te trage PC’s, problemen met het intranet).

- StudiewijzerPLUS wordt als onmisbaar beschouwd bij de onderwijskundige organi- satie van de vernieuwing. Medewerkers geven aan dat ze onvoldoende vertrouwd

zijn met StudiewijzerPLUS en onvoldoende ict-vaardigheden beheersen; inwerken nu kost te veel tijd; de mogelijkheden om het onderwijs te structuren door middel van StudiewijzerPLUS worden nog onderbenut.

- Frequente roosterwijzigingen en problemen met vervangingen (ziekte of bijeen- komsten) passen ook in dit rijtje.

- Tenslotte is zonder meer duidelijk geworden dat docenten nog zeer veel tijd kwijt raken aan klusjes en zogenaamde conciërgetaken.