• No results found

D e artsen-demonstratie

In document 1939-1945 D E E L (pagina 193-198)

U it protest tegen het zwakke beleid van het hoofdbestuur der Nederlandse Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst dat onder Duitse druk een N S B ’er, tevens lid van de Nederlandse SS, in zijn midden opgenomen had, was in de zomer van '41 de verzetsorganisatie der artsen ontstaan: Medisch Contact (‘het M C ’).1 Die organisatie was door een leidend ‘Centrum’ opgebouwd dat in september '41 voor het eerst in Utrecht bijeengekomen was en dat door middel van districtsvertrouwensmannen, plaatsehjke ver­ trouwensmannen en koeriers (de z.g. ‘estafettes’) in een vast contact kwam te staan met ruim zesduizend van de in totaal zesduizendvijfhonderdvijftig huisartsen en specialisten; aan die ruim zesduizend werden regelmatig de berichten van het Centrum toegezonden. Die stuurde men niet aan de artsen van wie men wist dat zij ‘fout’ o f volslagen passief waren; men stuurde ze w èl aan de Joodse collega’s die men overigens, gegeven hun bedreigde positie, liever niet aan riskante acties liet deelnemen.2

Eind ’4i-begin '42 werden twee van die acties ondernomen. Begin december stuurden bijna drie-en-veertighonderd artsen Seyss-Inquart een gelijkluidende brief waarin zij bij voorbaat tegen de oprichting van een Nederlandse Artsenkamer bezwaar maakten, en toen die Artsenkamer en een nieuwe Nederlandse Vereniging van Ziekenfondsartsen later in decem­ ber opgericht waren (van beide organisaties werden alle artsen automatisch tot lid verklaard), deden in januari '42 ca. vijf-en-dertighonderd artsen, weer met een gelijkluidende brief, de N S B ’er Croïn die tegehjk president van de Artsenkamer en ‘Leider’ van de vereniging van ziekenfondsartsen geworden was, weten dat zij niet bereid waren, zijn bevelen en aanwijzingen op te

1 Veel gegevens in deze paragraaf ontlenen wij wederom aan de studie van dr. Ph. de Vries: M C 1941-1945, geschiedenis van het verzet der artsen in Nederland (1949). 2 Was dit een laakbare vorm van discriminatie? Wij menen van niet. Zulks hangt samen met het specifieke karakter van de acties die van Medisch Contact uitgingen: elkeen die er na de illegale voorbereiding aan deelnam, maakte zijn naam en adres aan de Duitsers bekend. Het lag dan voor de hand te veronderstellen dat er speciaal in Joodse kring slachtoffers konden vallen en wij kunnen ons indenken dat het MC daar geen mede-verantwoordelijkheid voor wilde dragen. Het lag met de discri­ minatie die de leiding van de Nederlandse Unie in de lente van '41 toepaste, anders: daar was sprake van een maatregel die, zoals wij in hoofdstuk 1 van deel 5 uiteen­ gezet hebben, genomen was onder pressie van de Duitsers en op grond van de toezegging dat de Unie belangrijk meer steun zou krijgen indien zij de Joodse leden zou uitstoten. Homan en de Quay (Einthoven had zich toen teruggetrokken) hadden dat laatste geweigerd, maar wèl bepaald dat Joden geen ‘werkend lid’ van de Unie konden worden.

volgen. Begin februari werden toen drie leden van het Centrum, de artsen J. J. Brutel de la R ivière (Deventer), dr. J. Roorda (Haarlem) en I. Wessel (Hilversum), in het kamp Amersfoort opgesloten, waar zich al een vierde lid bevond: de Amsterdamse hoogleraar prof. dr. G. C. Heringa. Het Centrum werd toen met drie nieuwe leden aangevuld: H. M . J. M . Leenaers (Castricum), dr. F. Wibaut (Amsterdam) en dr. A. W . M. Pompen (Deven­ ter). N a een aantal maanden kwamen de vier gearresteerden weer vrij. Pompen trok zich toen terug, later ook Wessel - omgekeerd traden ook nieuwe leden toe omdat het Centrum er bewust naar streefde, een landehjke vertegenwoordiging te zijn. Tijdens de demonstratie van maart '43 bestond het, behalve uit Brutel de la Rivière, Roorda, Heringa, Leenaers en Wibaut, die wij reeds noemden, uit J. A. ]. Barnhoom, oud-voorzitter van de Room s- Katholieke Artsenvereniging die begin '42 opgeheven was (Heiloo), prof. dr. J. G. C . Borst (Amsterdam), ƒ. Cornelis (Utrecht), dr. W . F. Noordhoek Hegt (Den Haag), dr. B . Ch. Ledeboer (Heemstede), dr. J. L. H. Specken (Eindhoven) en dr. H. Wamsteeker (Haarlem) - twaalf medici dus.

Normaal vergaderde het Centrum elke zondag teneinde zich over de situatie te beraden en 11a te gaan o f plaatselijk, dan wel in een deel des lands o f zelfs in het gehele land, bepaalde consignes doorgegeven moesten worden. In het geheim werd een groot fonds gevormd. Elk ‘lid’ droeg er per maand f 10 voor af. Men kon zo, voorzover nodig, de onkosten bestrijden, maar vooral ook een financiële reserve vormen teneinde in voorkomende gevallen (daar werden vaste regels voor opgesteld) collega’s die in moeilijkheden gekomen waren, o f hun gezinnen, te steunen. Elk lid kende binnen de orga­ nisatie slechts één medelid: zijn onmiddellijke voorman die hem regelmatig bezocht o f tot wie hij zich wenden kon. Veelal hadden evenwel die voor­ mannen plaatsehjk een frequent onderling contact. In Amsterdam waren er bijvoorbeeld ca. twintig die als groep, steeds via koeriers (als regel jeugdige kennissen van de betrokken medici), met het Centrum in contact stonden. Het was een grote, het gehele land omspannende geheime organisatie waar de Sicherheitspolizei, afgezien nu even van de arrestaties uit begin februari '42, nimmer vat op gekregen heeft. Vier factoren zien wij daarbij als bepalend: de artsen kenden elkaar goed, zij betrokken geen buitenstaanders in hetgeen zij illegaal deden, zij beperkten hun organisatie tot de taak waarvoor zij opgericht was - en zij hadden in de uitoefening van hun beroep geleerd te zwijgen.

Dit alles w il niet zeggen dat de leiding van Medisch Contact steeds over de gehele linie o f steeds zonder morren aanvaard werd. A l van de eerste actie had zich een minderheid gedistantieerd (bijna 30 %) en bij de tweede was die minderheid nog wat groter geworden (ruim 40 %) - het Centrum zag dit

T O E N E M E N D V E R Z ET

als een gevaarlijke ontwikkeling. Wees men het nationaal-socialisme af, dan moest dat openlijk geschieden, d.w.z. aan de tegenstander (N SB ’ers met daarachter de Duitsers) kenbaar gemaakt worden. Elke actie zou dus jegens de deelnemers alleen verantwoord zijn indien er door een overweldigende meerderheid van alle artsen aan deelgenomen werd. Dat zou alleen mogelijk zijn indien die overweldigende meerderheid bereid was, de leiding van een volstrekt anonieme groep collega’s te aanvaarden. ‘De methode hoe gestreden moet worden’, zo heette het in een estafette-bericht dat het Centrum in april '42 aan alle leden toezond,

‘dient te worden uitgemaakt door een kleine groep, die door zijn verbindingen het gehele strijdtoneel kan overzien. Wanneer iedere arts zijn eigen zienswijze doorvoert, zou dat betekenen verzwakking van de effectieve kracht; de generale staf voert de oorlog en beslist de strijdwijze, daarbij rekenend op de onvoor­ waardelijke steun en de volgzaamheid van de soldaten, dat zijn in dit geval de artsen, die zich achter de staf stelden toen zij zich aansloten. Het is nu geen tijd

meer voor kritiek en betweterij . . .

Het M C is geen ‘wilde actie’ ; het is uitgegroeid uit een diep in alle bonafide Nederlandse artsen levende overtuiging dat er front gemaakt moet worden tegen een dreigend onheil. Degenen die door het lot (en zeker geen benijdens­ waardig lot1) in de leiding gekomen zijn, zijn er zich diep van bewust welk een verantwoordelijkheid zij dragen.’2

Hoe kon het Centrum nu weten o f zijn consignes inderdaad door een grote meerderheid gevolgd zouden worden ? Daartoe werd de volgende werkwijze toegepast: wanneer het Centrum wensehjk achtte dat zoveel mogelijk artsen een bepaalde brief tot de Artsenkamer o f tot het Reichskommissariat richtten, dan werd de concept-tekst landelijk verspreid en de door alle artsen individu­ eel geschreven en ondertekende brieven werden ook landelijk ingezameld; ze werden dan geteld en de actie ging alleen door, d.w.z. de brieven werden alleen dan aan de Artsenkamer o f het Reichskommissariat doorgegeven wanneer het percentage deelnemers hoog genoeg was.

In de lente van '42 werd het bij een derde actie te laag geacht. Als ‘leider’ van de nieuwe vereniging van ziekenfondsartsen trachtte Croïn in samenwerking met de algemene gelijkschakelaar-liquidateur Müller- Lehning de bestaande ziekenfondsen in zijn greep te krijgen. Het Centrum van Medisch Contact vond het wensehjk, de in het nauw gebrachte besturen

1 Toen dit estafette-bericht circuleerde, zaten, gelijk vermeld, vier leden van het Centrum in het concentratiekamp Amersfoort gevangen. 2 Aangehaald in de Vries: M C, p. 190-93.

te hulp te komen, en het zond derhalve een concept-brief rond waarin elke arts zou verklaren, niet meer aan de ziekenfondsen te zullen meewerken indien deze hun zelfstandigheid verloren. Het Centrum besefte dat vele artsen, die een groot deel van hun inkomen aan hun ziekenfondspraktijk ontleenden, zwaar aan die brief zouden tillen - trouwens, hoe zou men als men zijn praktijk voortzette, de behandeling van de ziekenfondspatiënten moeten organiseren? Er zaten aan de actie riskante aspecten vast. Het Cen­ trum deelde dan ook mee dat de ondertekende brieven alleen doorgegeven zouden worden indien 75 % van alle artsen aan die actie deelnam. Dat per­ centage werd niet gehaald: het kwam, hoeveel moeite men zich ook gaf (Bamhoom droeg er bijvoorbeeld zorg voor dat aartsbisschop de Jong aan katholieke artsen deed weten dat deelneming aan de actie ‘ernstige gewetens­ plicht’ was1), niet boven de 68% uit - en de actie werd niet geëffectueerd. R u im een half jaar later, in januari '43, werd het offensief op dit punt hervat.

Het Centrum had uitnemende contacten in ambtehjke kring, speciaal bij de afdeling volksgezondheid van het departement van sociale zaken - men had daar vernomen dat het plan bestond, de weinig actieve N S B ’er die tot ‘commissaris voor het ziekenfondswezen’ benoemd was, door de veel gevaarhjker Croïn te vervangen. Het Centrum stelde voor, dat elke arts aan de ziekenfondsen wier leden hij behandelde, zou schrijven dat hij, zodra Croïn de nieuwe functie zou krijgen, zijn werkzaamheden ten behoeve van die fondsen zou beëindigen; met al die brieven van artsen zouden de besturen der fondsen pressie kunnen uitoefenen op het departement. Trouwens, secretaris-generaal Verwey diende een afschrift te krijgen van elke brief die een arts in het kader van deze actie zou ondertekenen. Ca. vijf-en-dertig- honderd artsen volgden het gegeven consigne. Het Centrum had aan de leden geen minimum-percentage genoemd, het achtte vijf-en-dertighonderd deelnemers voldoende en het liet de actie doorgaan - Croïn kreeg de nieuwe functie niet.

Geenszins onverklaarbaar is het dat het Centrum zich in januari '43 iets vrijer durfde bewegen dan in de lente van '42. De Artsenkamer had namelijk in de loop van '42 geen enkele greep gekregen op de artsenwereld en bij twee belangrijke gelegenheden had een grote meerderheid der artsen de consignes van het Centrum opgevolgd. Toen in november enkele artsen door dr. G. Reuter, hoofd van de Abteilung Volksgesundheit van Wimmers General-1 Rondschrijven, 7 april General-1942, van het Episcopaat aan de pastoors en rectoren van inrichtingen waaraan Rooms-Katholieke artsen verbonden zijn, in Stokman: Het

verzet van de Nederlandse bisschoppen, p. 235-36.

T O E N E M E N D V E RZET

kommissariat, opgeroepen waren voor werk in Duitsland waar zij in een soort

militair uniform gestoken zouden worden (op één na hadden alle opgeroepe- nen geweigerd zich aan te melden - zij waren ondergedoken), hadden drie- en-veertighonderd artsen Reuter een brief geschreven waarin o.m. deze pas­ sage voorkwam :

‘Deze maatregel die gij hebt genomen, is niet alleen in strijd met het Land­ oorlogreglement, hij is niet alleen een bedreiging van de volksgezondheid in Nederland, maar bovenal druist hij in tegen onze vaderlandsliefde en nationale eer, geestelijke bezittingen die in uw vaderland zo hoog gewaardeerd worden en waarmee ten aanzien van het Nederlandse volk zo bitter weinig rekening is en wordt gehouden. Geen Nederlandse arts die zichzelf respecteert, zal zich dan ook vrijwillig aan deze maatregel onderwerpen.’1

Tw ee maanden eerder, in september '42, had iedere arts rechtstreeks jegens de Artsenkamer kleur moeten bekennen. Croïn had namehjk een beschikking getroffen die de artsen (allen automatisch ‘lid’) verplichtte, zich door middel van een hun toegezonden formuher bij de Kamer aan te melden. Onder de ca. zesduizendvijfhonderdvijftig artsen bevonden zich bijna zevenhonderd Joden die, aldus Medisch Contact, beter niet aan de weige- rings-actie konden deelnemen; voorts waren er ca. tweehonderdvijftig N S B ’ers o f andere ‘foute’ elementen. Er resteerden ca. vijfduizendzeshon- derd artsen. Welnu, van hen hadden slechts zevenhonderdvijftig de aan­ meldingsformulieren ingevuld; achtenveertighonderdvijftig hadden dat geweigerd, waarbij wij nog ongeveer honderd Joodse artsen moeten optellen die het advies van Medisch Contact niet opgevolgd hadden. Het was alles bij elkaar voor de Artsenkamer een eclatant fiasco.

Voor wij verder gaan, moeten wij even stilstaan bij enkele andere groepen die op gezondheidsgebied werkzaam waren: dierenartsen, tandartsen en apothekers. O ok hun allen werd door de bezetter een ‘Kamer’ opgedrongen. Eind februari '42 werd de Dierenartsenkamer, medio maart werden de Tandartsen- en de Apothekerskamer in het leven geroepen2 - Duitsland kende alleen een Reichsapothekerkammer; de oprichting van de beide andere Kamers kan men als uitvloeisel zien van Seyss-Inquarts streven, de opbouw 1 Aangehaald in de Vries: M C, p. 240. 2 VO 16/42 (Verordeningenblad, 1942, p.

79

-

93

), VO 23/42 (a.v., p. 115-36) en VO 24/42 (a.v., p. 136-54).

In document 1939-1945 D E E L (pagina 193-198)