• No results found

Cultuurbeleid en integratie

In document I n ve ste ren in inte gra t i e (pagina 108-112)

7 Samenvatting, conclusies en

7.1 Samenvatting .1 Inleiding

7.1.5 Cultuurbeleid en integratie

Integratiebeleid richtte zich lange tijd vooral op functionele aspecten van het samenleven: scholing, werk en inkomen. De sociaal-culturele dimensie bleef vaak buiten schot, zij het dat er ruimte is gecreëerd voor eigen cultuur-dragende instituties en dat er - de laatste jaren - een start is gemaakt met inburgeringscursussen.

Het sociaal-culturele integratiebeleid is nog niet gericht genoeg van de grond gekomen, ook al zijn er de nodige aanzetten geleverd. De culturele 108

afstand of juist nabijheid is van eminente betekenis voor integratie. Zo blijkt sociaal-culturele afstand mede een oorzaak van het grote beroep op sociale voorzieningen en verzekeringen te zijn. Het belang van sociaal-cultu-rele nabijheid bleek bijvoorbeeld uit het onderzoek naar de oververtegen-woordiging van allochtonen in WAO en andere voorzieningen.

Onderwijsprestaties hangen ook sterk samen met sociaal-culturele nabij-heid. Zijn de cultuurgebonden verschillen tussen gastland en migranten groot en weet men die niet goed te hanteren, dan is het gevaar relatief groot dat er spanningen komen in gezinnen. Tekenen die zich af dan zijn er weer extra risico’s voor onthechting en vervolgens zelfs voor delinquent gedrag, zeker als er ook nog sprake is van armoede, sociaal isolement, een slecht economisch perspectief en gebrekkig toezicht. Dan kan het geloof in de rechtvaardigheid van instituties en van de cultuur van de nieuwe samen-leving verdwijnen.

Belangrijk is de vraag of de religieuze achtergrond en de waardepatronen verschillen van die van het gastland, en of de migrant uit een stedelijke of plattelandsomgeving afkomstig is. Ontbreekt sociaal-culturele nabijheid dan moeten inspanningen de afstanden bijtijds overbruggen. Die noodzaak wordt alleen maar groter naarmate immigratiestromen omvangrijker en permanenter zijn. Socialiserende instanties, cultuurdragende en cultuur-overdragende instellingen spelen daarbij een belangrijke rol. Wij noemen: - het gezin; - de buurt of wijk; - de school; - de godsdienst en - de rechtsstaat. a. Gezin

Concluderend kunnen we rond de primaire relaties stellen dat:

- er bij de opvoeding tot competente volwassene voor het gezin een spilposi-tie is weggelegd. Migrantengezinnen moeten vaak een brug slaan tussen twee culturen (het acculturatieproces). Ontbreken bij ouders taalvaardig-heid, kennis van de cultuur en de leefwereld van jongeren én de lenigheid om met cultuurverschillen om te gaan, dan wreekt zich dat vaak in de relatie met hun kinderen, met niet zelden alle gevolgen van dien (leerpro-blemen, drop-out en crimineel gedrag);

- opvoeding en gezinsrelaties worden extra belast als bij gezinsvorming een ouder geen of weinig kennis en inzicht heeft in de cultuur en leefwereld van de ontvangende samenleving;

- kennis van en inzicht in onze samenleving en in westerse waarden en gewoonten belangrijk zijn voor een bevredigende opvoeding, zelfs als die

opvoeding kritisch is tegenover bepaalde waardepatronen in de samenle ving, bijvoorbeeld rond de dominante seksuele moraal, de mate van per -soonlijke autonomie en de ik-gerichtheid. Als ouders niet goed weten om te gaan met de verschillen in opvatting, ontstaan aansluitingsproblemen; - het van belang is dat ook vrouwen voldoende zijn geschoold en toegerust

om een zelfbewust leven te leiden. Bij gebrek aan scholing en beroepsvaar-digheden raken vrouwen te afhankelijk van onder meer hun partner. Deze afhankelijkheid moet zo min mogelijk vatbaar zijn voor misbruik. Reden om fors te investeren in kennis en scholing van vrouwen (ook al gezien hun belangrijke rol in de opvoeding) en een einde te maken aan de situatie waarin in afwijking van de wet (ook allochtone) vrouwen niet feitelijk wor-den verplicht betaald werk te zoeken als het huishouwor-den afhankelijk wordt van de bijstand.

b. Buurten en wijken

S p o n tane concentratie van etnische gro e p e r i n gen rond buurten en wij ke n kan voor inte gratie vo o r- en nadelen hebben. Vo o rdeel kan zijn dat immi-gra n ten met ge m e e n s ch a p p e l ij ke ach te rgronden een gevoel van eenheid en ve rwa n t s chap ontwikkelen of va sthouden. Veel lite ratuur wij st in een andere r i chting. Zo is er vaak juist geen sociaal-culturele homoge n i teit in wij ken met veel alloch tonen. Ve rder moet er wo rden gewaakt voor concentratie van ka n s-a rmen. Socis-ale s-ach te rsts-and en culturele ge s l o tenheid ve rste r ken elks-as-ar s-al snel. Immigra n ten leren de taal dan minder snel of zelfs niet. Dit ve rgro o t a ch te rstanden op de arbeidsmarkt en ve r k l a a rt mede de hoge inst room in bij-stand en WAO. Segre gatie ve rsterkt bovendien ach te rstelling en discriminatie. De overheid bevo rd e rde gemengde wij ken via een beleid van diffe re n t i a t i e , h e rst ru c t u rering en ste d e l ij ke ve rnieuwing. Nieuwe ko o p wo n i n gen in ach-te rsta n d s w ij ken zouden een beach-te re wo o n o m geving opleve ren en de twe e d e-ling ve rm i n d e ren. Sloop en nieuwbouw van wo n i n gen in naoorlogse wij-ken met veel alloch tonen zouden leiden tot een ge m ê l e e rde bevo l k i n g . S u c c e s vol is dit beleid, ge m e ten naar de doelstelling van spreiding, niet gewe e st.

Toch verdient het aanbeveling hiermee verder te gaan.

Woningbouwverenigingen en zo nodig gemeenten zouden bij het beleid rond de toewijzing van woningen rekening moeten houden met de diversi-teit van de bevolkingsopbouw en de sociale draagkracht van wijken. Het ver-dient aanbeveling dat gemeenten tezamen met corporaties, bewonersvereni-gingen, wijkcomités en organisaties van allochtonen een toewijzingsbeleid ontwikkelen en nieuwkomers te huisvesten in buurten met een gevarieerde bevolkingssamenstelling.

Maar afgedwongen spreiding werkt niet en gaat ook in tegen de vrijheid van woonplaatskeuze van mensen. Stadsgeografische studies laten zien dat mensen met gelijke kenmerken elkaar vaak opzoeken. Huishoudens willen buren die op hen lijken: gebieden met vooral kinderen, wijken met vooral jonge alleenstaanden, ‘goudkusten’ voor mensen met hogere inkomens en w ij ken met huishoudens met ve rwa n te cultuur en leefst ijl. Vr ije ve st i g i n g skeu-ze is een belangrijk recht. Vermeden moet echter worden dat zij leidt tot segregatie en onoverbrugbare scheidingswallen. Dit patroon doet zich voor als onze cultuur goeddeels onbekend is en blijft, als de taal niet wordt gesproken en de contacten met autochtonen nihil zijn. Segregatie ligt dan op de loer. In gezinnen tekenen zich dan te vaak spanningen af, met alle gevolgen voor kinderen en toekomstperspectieven, en op een breder sociaal vlak als vervreemding optreedt. Het beleid moet vooral gericht zijn op scho-ling, onderwijs, inburgering en kennis van onze taal en cultuur. Een sprei-dingsbeleid is moeilijk vorm te geven en om die reden zijn daarop gerichte inspanningen niet effectief.

c. Onderwijs

Concluderend kunnen we omtrent het onderwijs stellen dat:

- achterstanden van leerlingen die aan het onderwijs beginnen naderhand vaak moeilijk zijn in te lopen. Een gericht beleid moet deze situatie vermij-den;

- schoolprestaties van kinderen niet (alleen) afhankelijk zijn van de presta-tiegerichtheid van ouders, maar veeleer van hún kennis van de (nieuwe) taal, cultuur en samenleving en hún openheid voor de samenleving; - scholen met overwegend allochtone leerlingen vaak een g root verloop

hebben. Veel kinderen hebben uiteenlopende talen en culturele ach te rgro n-d e n , wat integratie-inspanningen bemoeilijkt. Dit lein-dt vervolgens weer tot de zogenaamde ‘witte vlucht’;

- vrijheid van onderwijs een groot goed is. Maar het onderwijs zal moeten oriënteren op het leven in de Nederlandse samenleving en op de kernwaar-den van de rechtsstaat. De vrijheid van onderwijs is een niet-opgeefbaar goed is maar die dient verbonden te zijn met een oriëntatie op kernwaar-den van de rechtsstaat. Bijzondere scholen zijn waardevol, maar met behoud van gemeenschappelijkheid (diversity within unity, derhalve); - de druk op sommige scholen en sch o o l s o o rten groot wo rdt: de inspanninge n

rond integratie komen op hun schouders en dat kan leiden tot een ‘witte vlucht’ en tot een extra belasting bij schoolsoor ten (vmbo).

d. Rechtsgemeenschap

Rond de rechtsstaat/rechtsgemeenschap valt te concluderen dat:

- de re ch t s ge m e e n s chap zich richt op het juridisch ordenen van de

ving. Geschiedenis, cultuur en taal van een land geven die re ch t s ge m e e n-s chap ook een n-specifi e ke identiteit;

- de overheid de identiteit van de re ch t s staat moet marke ren en aan de bele-ving en het uitdra gen van de wa a rden van de re ch t s ge m e e n s chap moet bij d ra-gen. Wie de sociale re ch t s staat wil bevo rd e ren, zal de wa a rden van de samen-l eving ook aan nieuwko m e rs duidesamen-lijk moeten make n ;

- de overheid zich bew u st dient te zijn van de innerlij ke ve rwa n t s chap va n nationale symbolen met de dra gende cultuur van de re ch t s staat;

- het ve rwe r ven van een ve r b l ij fs ve rgunning en de Nederlandse nationalite i t b e l a n gr ij ke stappen zijn. Wie het Ne d e r l a n d e rs chap wil ve rwe r ven, zal aan-toonbaar moeten besch i k ken over re l eva n te kennis, va a rdigheden en loya l i-teit. Uit de Wet op het Ne d e r l a n d e rs chap vloeien eisen vo o rt, wa a raan onvo l-doende en vaak zelfs helemaal niet de hand is ge h o u d e n ;

- de overheid goede ra n d vo o rwa a rden schept om mensen toe te ru sten voor een ve ra n t wo o rd e l ijk bestaan in de samenleving, ook als sta a t s b u rge r. Daarom bij-voorbeeld ve r p l i cht zij jonge ren tot hun zestiende jaar vo l t ij d s o n d e rw ijs te vo l-gen. Onderw ijs ru st mensen toe om ve ra n t wo o rd e l ijkheid te dra gen en zich zo te ontplooien. Dat zou ook voor nieuwko m e rs moeten ge l d e n .

In document I n ve ste ren in inte gra t i e (pagina 108-112)