• No results found

5. Conclusie en discussie

5.1 Conclusies

Mindich (2005), Costera Meijer (2006) en diverse onderzoeken van het Pew Research Center (2016), het Reuters Institute for the Study of Journalism uit (2016, 2018) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (2017) concluderen dat jongeren minder nieuws consumeren, en dat zij het bovendien op andere plaatsen zien: online en via sociale media. Van al het nieuws dat jongeren zien, zijn zij het meest geïnteresseerd in “het laatste (breaking) nieuws” (Drok, Hermans, Kats; 2017); een soort nieuws dat bij uitstek geschikt is om geconsumeerd te worden via online nieuwsmedia en sociale media. Hoewel al bekend is op welke media jongeren het nieuws zien (Newman et al., 2018; Wennekers & De Haan, 2017), is in deze scriptie onderzocht waar jongeren breaking nieuws zien, welke reden ze hebben om dat medium te gebruiken en wat zij er vervolgens mee doen. In dit onderzoek heb ik daarom in 25 kwalitatieve interviews de breaking-nieuwsconsumptie onder jongeren tussen de 18 en 29 jaar bevraagd om te onderzoeken (1) door middel van welke media in hun mediarepertoires jongvolwassenen over breaking nieuws horen, zowel op het moment dat het nieuws bekend wordt, als later, wanneer er meer informatie beschikbaar komt, en (2) welke rol sociale contacten in het ontvangen en verspreiden van dit nieuws spelen.

5.1.1 Breaking-nieuwsrepertoires - op het moment van verschijnen

Om te kunnen onderzoeken welke breaking-nieuwsrepertoires jongeren gebruiken is eerst kort onderzocht wat de standaard nieuwsrepertoires van jongeren waren. In de meeste gevallen zien jongeren het dagelijkse nieuws via sociale media of via een gratis nieuwsapp/-site. Deze resultaten kunnen bevestigd worden door literatuur in paragraaf 2.3 en 2.4.2. Zo bleek ook uit onderzoek van het Reuters Institute for the Study of Journalism (2016) en van Ghersetti en Weslund (2016) dat sociale media belangrijke nieuwsmedia zijn voor jongeren. Daarnaast bleek uit onderzoek door het Sociaal en Cultureel Planbureau (2017) en van Nielsen en Schrøder (2014) dat nieuwsapps/-sites belangrijke nieuwsmedia zijn voor jongeren. Deze laatste twee bronnen concludeerden tevens dat televisie nog steeds een belangrijke nieuwsbron is voor jongeren. Ook in dit onderzoek is televisie als mediarepertoire en breaking-nieuwsbron goed vertegenwoordigd.

Om de eerste onderzoeksvraag te beantwoorden is vervolgens gekeken waar geïnterviewden breaking nieuws voor het eerst zagen. Uit de resultaten is gebleken dat sociale contacten de voornaamste bron van breaking nieuws zijn; het vaakst wordt breaking nieuws door de omgeving face-to-face gedeeld.35

Op de tweede plaats spelen sociale media een belangrijke rol in de eerste

35 Er zou kunnen worden beargumenteerd dat ook gedeeld nieuws via encrypted sociale media aan deze categorie kan worden toegevoegd omdat nieuws via deze media ook persoonlijk en gericht gedeeld wordt.

nieuwsconsumptie.36 Bij deze twee mediacategorieën staan sociaal contact en interactie tussen gebruikers centraal. Er kan daarom worden geconcludeerd dat het consumeren van breaking nieuws vaak gebeurt dankzij contacten. Breaking nieuws is daarmee bij uitstek een “sociabiliteitsnieuwssoort”. Met betrekking tot de tweede onderzoeksvraag: “welke rol spelen sociale contacten in het ontvangen en verspreiden van breaking nieuws”, kan om die reden worden gesteld dat persoonlijke contacten een belangrijke rol spelen in het ontvangen van breaking nieuws. Een verklaring hiervoor geeft Costera Meijer in haar boek De toekomst van het nieuws (2005). Zij beschrijft in haar conclusies dat in de postmoderne tijd ‘verbinding en clubgevoel’ van belang is. Jongeren staan de hele dag in contact met anderen en merken dat het individu in de praktijk niet autonoom is (p. 143-144). Zij zegt dan ook: “De informatieve functie van kennis is voor jonge mensen ondergeschikt aan de communicatieve functie ervan. Gewone onderwerpen lenen zich niet voor een leuk gesprek met vrienden. Informatie moet nieuw, leuk, spannend, raar of heftig zijn.” (p. 90). Breaking nieuws heeft voor jongeren daarom bij uitstek een communicatieve functie. Mee kunnen praten en geïnformeerd zijn naar anderen is volgens jongeren in dit onderzoek dan ook de belangrijkste reden om op de hoogte te zijn van breaking nieuws (paragraaf 4.6.1). Daarbij is het medium dat het nieuws aanbiedt niet erg bepalend in de keuze voor jongeren of het gespreksstof is (Drok, Hermans, Kats, 2017, p. 42).

Ook de ‘oude media’ televisiejournaal en radio zijn een relatief belangrijke eerste bron van breaking nieuws. Een verklaring voor televisie als voornaam breaking-nieuwsrepertoire zou kunnen zijn wat G2 in paragraaf 4.3.2 claimt: “Wat je op het journaal ziet is veel dichter bij wat je breaking nieuws zou noemen […], op het journaal moet alles wel een beetje samengevat worden.” Het journaal is begrensd in tijd en onderwerpen en verslaat dus relatief veel meer breaking nieuws. Voor het andere medium ‘radio’ geldt dit eveneens. Daarnaast is radio verbonden aan het reizen in de auto, een plek waar relatief veel geïnterviewden tijd doorbrengen.

5.1.2 Breaking nieuwsrepertoires - latere informatie

In de uitwerking van de eerste onderzoeksvraag wordt niet alleen onderzocht waar geïnterviewden het breaking nieuws aanvankelijk zagen, er werd ook geanalyseerd waar geïnterviewden later breaking nieuws vonden. Relatief vaak werd aanvullend nieuws gezien via het journaal en via nieuwswebsites en -apps. Dit is een logische plek voor deze aanvullende informatie, aangezien de aanvankelijke informatie relatief vaak van face-to-facecontacten en sociale media komt. Het journaal en nieuwswebsites en -apps vullen deze subjectieve en gefragmenteerde informatie aan. Deze media

36 Op het gebied van sociale media werden in dit onderzoek wel verschillen gevonden welke sociale media op welke leeftijd vooral werden gebruikt. Hierbij gebruikten oudere participanten meer Facebook en jongere meer Instagram. Dit sluit aan bij de resultaten van het Nationale Social Media Onderzoek 2018. In dit onderzoek is binnen de leeftijdsgroep 18-29 een duidelijk verschil te zien in de gemiddelde leeftijd van de Facebook- en

kunnen het verhaal vollediger en betrouwbaarder weergeven. Om die reden werden deze media door sommige geïnterviewden dan ook als betrouwbaarder aangewezen (par. 4.3.5). Dit wordt ook bevestigd in onderzoek door Reuters Institute for the Study of Journalism: slechts 22 procent vertrouwt nieuws uit sociale bronnen. Nieuws van NOS (in dit onderzoek de meestgebruikte aanbieder van aanvullend nieuws, zowel op app als het journaal) wordt daarentegen op betrouwbaarheid relatief hoog becijferd met een 7,4 (Newman et al., 2018, p. 90).

De geïnterviewden geven zelf geen redenen voor de media waar zij aanvullend nieuws zien, omdat de aanvullende informatie doorgaans geconsumeerd wordt binnen het vaste mediarepertoire. Met name het onderscheid tussen ‘actief zoeken naar meer informatie’ en ‘passief aanvullende informatie consumeren’ is daarom beschreven. Zo zochten geïnterviewden in sommige gevallen actief naar meer informatie uit nieuwsgierigheid of om geïnformeerd te worden. Een enkele keer doen ze dit meteen na het horen van de breaking-nieuwsgebeurtenis, en zoeken ze op andere media (cross-media-actie). In deze media-acties wordt vaak een combinatie van online, traditionele en sociabiliteitsmedia gebruikt. De meeste geïnterviewden zijn passiever in hun consumptie van aanvullend nieuws. Zij wachten tot de up van het nieuws voorbijkomt in hun vaste mediarepertoire. Deze follow-uponderwerpen hebben echter wel meer de aandacht van de geïnterviewde dan de rest van het nieuws, omdat ze het breaking nieuws herkennen en hier meer over willen weten. In dat opzicht zorgt breaking nieuws dus voor meer betrokkenheid van geïnterviewden bij het nieuws.

Sociale media worden in elke categorie veel genoemd, maar het minst als bron van aanvullende informatie. Hieruit kan worden geconcludeerd dat sociale media een verspreider zijn van nieuws, maar minder een bron van extra informatie. Een ander medium dat nog genoemd dient te worden in deze categorie is Google. Dit wordt vaak gebruikt voor aanvullende informatie en dat past goed bij de onderzochte leeftijdsgroep. Millennials groeien op in een 24/7-informatiemaatschappij; zij beseffen nooit alles te kunnen weten, maar zijn zich wel bewust van de mogelijkheid om de informatie eenvoudigweg op te zoeken (Boschma & Groen, 2010).

Concluderend kunnen we over de eerste onderzoeksvraag zeggen dat de aanvankelijke berichtgeving over breaking nieuws vaak door contacten (face-to-face en sociale media) te berde wordt gebracht, en in de tweede plaats door radio en journaal. Aanvullende informatie zien geïnterviewden vaak via het journaal, via nieuwswebsites en -apps en (relatief) via Google. Bekend was al dat jongeren wel interesse hadden in breaking nieuws (Drok, Hermans, Kats, 2017, p. 42), dit onderzoek laat ook zien waar jongeren dit dan zien. Een andere belangrijke conclusie van dit onderzoek is dat breaking-nieuwsconsumptie in eerste instantie lang niet altijd binnen het vaste nieuwsrepertoire (gepersonaliseerde verzameling van regelmatig gebruikte mediabronnen) plaatsvindt. In de meeste

gevallen is dit wel het geval, maar in zo’n 40 procent van de gevallen in dit sample niet. Wanneer breaking nieuws buiten het repertoire wordt gezien of gehoord, is er sprake van toevallige nieuwsconsumptie (zoals te zien aan citaten in paragraaf 4.3.3). Een conclusie is daarom ook dat een groot deel van het breaking nieuws door toevallige berichtgeving en omstandigheden tot de geïnterviewde komt. Dit geldt minder voor aanvullende informatie, daarbij kan juist worden geconcludeerd dat geïnterviewden dit hoofdzakelijk in hun vaste mediarepertoire consumeren.

5.1.3 Rol van sociale contacten

In de tweede onderzoeksvraag is de rol van sociale contacten onderzocht in de consumptie van breaking nieuws onder jongeren. Dat sociale contacten een belangrijke rol spelen in het ontvangen van breaking nieuws werd in de vorige paragrafen duidelijk. Toch blijken de geïnterviewden nieuws over het algemeen zelf niet erg vaak te delen. Dit resultaat is niet verwonderlijk aangezien onderzoek van het Reuters Institute for the Study of Journalism ook uitwijst dat slechts 22 procent van de Nederlanders aangeeft nieuws te delen via sociale media en e-mail (Newman et al., 2018, p. 90), daarmee is Nederland een van de minst delende landen. De voornaamste reden die geïnterviewden in dit onderzoek geven om breaking nieuws niet te delen, is dat ze ervanuit gaan dat de omgeving dit zelf wel ziet.

Wanneer er wordt gekeken naar concrete situaties waarin nieuws werd gedeeld, bleek er vrijwel uitsluitend face-to-face en via Whatsapp te worden gedeeld. Deze persoonlijkere communicatie is geschikter voor het delen van een persoonlijke of emotionele breaking-nieuwsgebeurtenis zoals het vaak gedeelde stintongeluk (zie paragraaf 4.5.2). Dat er minder wordt gecommuniceerd en gedeeld via ‘openbare’ sociale media is ook een trend die gevonden werd in het onderzoek door Reuters Institute; daarin werd geconcludeerd dat er in 2018 een stijging is in het nieuwsgebruik op ‘messaging apps’, omdat gebruikers nieuws liever communiceren in een setting die meer privacy biedt (Newman et al., 2018, p. 9).

Berichten werden in concrete situaties om drie redenen gedeeld. De eerste reden is dat de gebeurtenis soms zoveel indruk maakte dat de geïnterviewde het graag kwijt wilde. De tweede reden is dat de geïnterviewde persoonlijk betrokken was bij de gebeurtenis. Dit komt voor omdat de geïnterviewde de situatie persoonlijk herkende of omdat dat gebeurtenis fysiek dichtbij was. Ten derde was het delen soms een dienst naar een sociaal contact.

Kortom: de rol van sociale contacten in de consumptie van breaking nieuws is enerzijds groot: breaking nieuws komt vaak via sociale kanalen bij geïnterviewden, maar aan de andere kant delen geïnterviewden zelf overwegend minder vaak. Veel cijfers over het delen van nieuws zijn bekend (zoals

bovenstaande resultaten van Reuters aantonen), maar hoe en waarom breaking nieuws wel of niet wordt gedeeld is in dit onderzoek voor het eerst beschreven.

5.1.4 Andere bijdragen

Dit onderzoek levert ook nog enkele andere bijdragen. Zo geeft het inzage in een variëteit aan redenen waarom bepaalde breaking-nieuwsgebeurtenissen worden herinnerd (paragraaf 4.1). Ten tweede definieert het breaking nieuws als een gebeurtenis met de kenmerken: grote impact, emotie-aansprekend, onverwacht, bijzonder, (overwegend) negatief, veel media-aandacht verkrijgend en regiogebonden, waarbij ook genrespecifieke kenmerken zoals ‘live- en pushberichtgeving’ een rol spelen (paragraaf 4.2). Ten derde geeft het een aantal redenen waarom veel jongeren (18-29 jaar) graag op de hoogte zijn van breaking nieuws, met als belangrijkste reden het sociale aspect: mee kunnen praten en geïnformeerd zijn naar anderen (paragraaf 4.6.1, zie ook paragraaf 5.1.1). Dit bevestigt de uitspraak van Swart, Peters en Broersma dat nieuws een belangrijke sociale dimensie heeft als onderwerp voor een gesprek (p.2).

Tot slot kan uit dit onderzoek worden geconcludeerd dat breaking nieuws voor sommige jongeren zorgt voor meer betrokkenheid bij nieuws in het algemeen (paragraaf 4.6.2). Deze uitkomst is interessant omdat het dit onderzoek naar breaking nieuws nog relevanter maakt. Al jaren buigen onderzoekers zich over de vraag hoe jongeren actiever betrokken kunnen worden bij het nieuws. Mediabedrijven zouden, met de wetenschap dat breaking nieuws betrokkenheid bij al het nieuws vergroot, bepaalde redactionele keuzes kunnen maken in (de presentatie van) hun verslaggeving. Ook de maatschappij is gebaat bij de kennis dat breaking nieuws de betrokkenheid bij alle nieuws vergroot. Deze claim zou nog verder, en op kwantitatieve wijze, kunnen worden onderzocht.

Tot slot kom ik terug op de claim van Mindich (2005) dat jongeren het nieuws niet meer volgen, omdat ze het niet meer begrijpen. Dit bracht een van de geïnterviewden inderdaad onder woorden:

“Nou, ik merk ook: doordat ik al heel lang geen nieuws kijk, kan ik ook heel veel lopende oorlogen of politieke discussies niet volgen, omdat ik er middenin val. Dan merk ik ook, dat dat me weerhoudt om dan ineens wel het nieuws te gaan volgen, want dan loop je al zover achter! Dat gaat bijna niet.” (G24, vrouw, 29 jaar, mbo)

Het is daarom van belang dat mediabedrijven blijven proberen jongeren bij het nieuws te betrekken. Toch moet ook gezegd worden dat de data in dit onderzoek niet pessimistisch stemt over de betrokkenheid van jongeren bij het nieuws. Bijna alle jongeren in dit onderzoek monitoren37 het nieuws wel, meestal via meerdere media-aanbieders en -platforms, omdat ze het belangrijk vinden om op de hoogte te blijven van wat er in de wereld gebeurt.

37 Zie paragraaf 2.1.1.