• No results found

2. Wat is weerbaarheid? Literatuurstudie, interviews en inzichten vanuit de praktijk

2.5 Conclusie

In het huidige literatuuroverzicht hebben we een uiteenzetting gegeven van het begrip weerbaarheid in de context van extremisme en radicalisering. In antwoord op Deelvraag a (“Hoe kan weerbaarheid tegen extremistische boodschappen worden gedefinieerd en geoperationaliseerd?”) definiëren we deze vorm van weerbaarheid als: “de mate waarin burgers extremistische invloeden aan de hand van cognitieve, affectieve en gedragsmatige indicatoren weerstaan en/of zich daartegen verzetten.” In antwoord op Deelvraag b (“Hoe manifesteert de weerbaarheid van de Nederlandse bevolking tegen extremistische

boodschappen zich?”) kunnen we dus stellen dat weerbaarheid zich voor een groot deel manifesteert door verzet of, zoals we het eerder omschreven: het bieden van een tegengeluid tegen extremistische uitingen. Daarnaast zien we een meer geweldloze attitude en houding als een vorm van weerbaarheid tegen extremistische boodschappen.

We hebben ook onderzocht of, en zo ja hoe, weerbaarheid in het buitenland wordt gemeten. In antwoord op Deelvraag c (“Hoe wordt weerbaarheid tegen extremistische

boodschappen in het buitenland gemeten en gerapporteerd?”) concluderen we dat, hoewel het belang van weerbaarheid tegen extremistische boodschappen ook buiten Nederland wordt erkend, en (het versterken van) deze weerbaarheid vaak onderdeel vormt van

anti-radicaliseringsprogramma’s, er weinig empirisch onderzoek is uitgevoerd naar deze vorm van weerbaarheid. Er wordt niet duidelijk onderscheid gemaakt tussen weerbaarheid zoals

gedefinieerd in de algemene weerbaarheidsliteratuur (bijvoorbeeld in de context van een ramp) en weerbaarheid tegen extremistische boodschappen. Weerbaarheid tegen

extremistische boodschappen wordt meestal niet duidelijk afgebakend en niet direct gemeten of gerapporteerd. Tegelijkertijd wordt aangegeven dat weerbaarheid van invloed is bij het voorkomen van radicalisering. Erkend wordt dat er meer onderzoek nodig is naar deze vorm van weerbaarheid.

Uitgaande van de door ons geïdentificeerde manifestaties en indicatoren van

weerbaarheid, beogen we in het volgende deel van dit onderzoek na te gaan in hoeverre het mogelijk is weerbaarheid onder de Nederlandse bevolking te meten op basis van empirische gegevens. Naar ons inzicht is het niet gemakkelijk om aan de hand van één enkel getal deze weerbaarheid vast te stellen of aan te geven. Het is vruchtbaarder om te denken in termen van een monitor bestaande uit verschillende componenten die samen de eerder geschetste

indicatoren en manifestaties van weerbaarheid beslaan, en die daardoor tezamen een gebalanceerd beeld kunnen geven van de mate van weerbaarheid van de Nederlandse

bevolking en specifieke (kwetsbare) groepen daarbinnen. De ontwikkeling van een dergelijke meting (monitor) staat centraal in het tweede, empirische gedeelte van dit onderzoek

(Hoofdstuk 3 t/m 5). Hierbij is het van belang te benadrukken dat één methode niet beter is dan een andere, de methoden zijn complementair en afhankelijk van het gekozen perspectief.

Naast het uitwerken van deze monitor is het doel van de huidige studie om de monitor ook (deels) te testen, dus een eerste proef op de som te nemen. Er is daarbij niet alleen sprake van dataverzameling en analyse, maar ook van duiding van die data door deskundigen (zie Hoofdstuk 6: Conclusie en discussie). De monitor zal zich in eerste instantie op landelijk niveau richten, maar zou aan de hand van meer toegespitste verkenningen ook verder kunnen worden ontwikkeld om op regionaal en/of lokaal niveau te gebruiken.

In Hoofdstuk 3 t/m 5 bespreken we drie deelonderzoeken waarin we ingaan op de meting van een aantal van de besproken indicatoren en manifestaties van weerbaarheid. Figuur 1.2. geeft een model weer waarin deze indicatoren (middelste kolom) en manifestaties

(rechterkolom) zijn weergegeven. Daarnaast zijn er variabelen waarvan we veronderstellen dat het meer achterliggende voorspellers zijn van de indicatoren van weerbaarheid, zoals

waargenomen discriminatie en sociaal vertrouwen, deze zijn terug te vinden in de linker kolom van Figuur 1.2. Deze aspecten worden in de deelonderzoeken meegenomen om meer grip te krijgen op het tamelijk abstracte concept van weerbaarheid.

In Figuur 1.2. zien we ook welke delen van het model in de verschillende

hoofdstukken behandeld worden. In Hoofdstuk 3 richten we ons op een belangrijke indicator van weerbaarheid op het niveau van emotie/affect, namelijk institutioneel vertrouwen. We maken daartoe gebruik van bestaande data over dit vertrouwen en een aantal predictoren

waarvan we veronderstellen dat deze institutioneel vertrouwen beïnvloeden, namelijk waargenomen discriminatie, sociaal vertrouwen, politieke interesse, sociale participatie en burgerbetrokkenheid. In Hoofdstuk 4 richten we ons, naast institutioneel vertrouwen, op de drie andere belangrijke indicatoren van weerbaarheid. Op cognitief niveau is dat een behoefte aan cognitieve afsluiting, op emotioneel/affectief niveau is dat een zoektocht naar betekenis in het leven en op gedragsmatig niveau is dat multipele groepslidmaatschap. We kijken in hoeverre deze indicatoren voorspellend zijn voor vier manifestaties van weerbaarheid, namelijk twee vormen van het bieden van een tegengeluid, de attitude ten opzichte van geweldloosheid en de geneigdheid tot het gebruik van geweld (als contra-indicatief item). In Hoofdstuk 5, tot slot, ligt de focus op één van de manifestaties van weerbaarheid, namelijk de gedragscomponent van het bieden van een tegengeluid. Meer specifiek kijken we hoe mensen zich op internet uiten in termen van het bieden van weerstand tegen versus het instemmen met extremistische ideeën. Aan de hand daarvan wordt een zogenaamde

‘weerbaarheidsindex’ vastgesteld, een manifestatie van weerbaarheid gebaseerd op daadwerkelijk waarneembaar gedrag.

Hoewel we weerbaarheid in principe generiek benaderen, dus van toepassing zijnde op de Nederlandse samenleving als geheel, valt het de lezer misschien op dat we in de loop van het empirische gedeelte van dit rapport steeds specifieker worden met betrekking tot de meting van weerbaarheid; we richten ons hier op groepen die mogelijk vatbaar zijn voor een specifieke variant van radicalisme, islamitisch radicalisme. De voor- en nadelen van een generieke versus specifieke benadering en meting van weerbaarheid komen in het afsluitende hoofdstuk aan de orde.

Figuur 1.2. Overzicht van Predictoren, Indicatoren en Manifestaties van Weerbaarheid tegen Extremistische Boodschappen zoals Onderzocht in Hoofdstuk 3 t/m 5

Waargenomen discriminatie

Predictoren Indicatoren Manifestaties

Sociaal vertrouwen Politieke interesse Sociale participatie Institutioneel vertrouwen Cognitieve afsluiting Zoektocht naar betekenis Multiple groepslidmaatschap Tegengeluid: Gedrag Geweldloosheid Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 3 Tegengeluid: Gedragsgeneigdheid Hoofdstuk 4 Contra-indicatief: Geneigdheid gebruik licht geweld

Tegengeluid: Gerapporteerd gedrag

Burgerbetrokenheid