• No results found

Hoofdstuk 2 – Het vermeende mirakelboekje van Onze-Lieve-Vrouw van de Potterie

2.3 Conclusie

De afbeeldingen en de teksten in het manuscript zijn goed op elkaar afgestemd. Details van de mirakelen die beschreven zijn in de verzen, zijn opvallend vaak terug te zien in de tekeningen. Daaruit kan geconcludeerd worden dat de tekeningen en de teksten als samenhangend geheel gemaakt zijn.

De teksten en tekeningen hebben waarschijnlijk niet los van elkaar bestaan. Voor dit onderzoek is bekeken of de verzen bekende middeleeuwse gedichten waren die wellicht elders ook zijn opgetekend, maar dit kan – voor zover het onderzoek gedaan kon worden – niet worden aangetoond. Het is daarom waarschijnlijk dat de teksten specifiek voor de Potterie zijn geschreven.

Wat aan de indeling van de tekeningen en teksten opvalt, is dat de ruimte voor de verzen zeer beperkt is. De acht regels zijn nauw op elkaar geschreven en de letters zijn klein. Bovendien staan de teksten erg dicht op de rand van de pagina’s. Wat kan daarvoor een ver-klaring zijn? Zouden de verzen aanvankelijk minder regels bevatten? Of moest de aandacht vooral uitgaan naar de tekeningen? De tekeningen nemen per slot van rekening een groot gedeelte van de pagina’s in beslag. Mogelijk is de beperkte ruimte het gevolg geweest van de volgorde in productie. Immers, wanneer de schrijver een leeg blad voor zich had gehad, had

hij meer ruimte kunnen nemen voor de regels en de verzen verder van de paginarand kunnen uitlijnen. Om die reden is het plausibel dat de tekeningen eerst werden gemaakt en de teksten later werden toegevoegd. Daarbij is het aannemelijk dat de focus op de tekeningen lag. In de eindconclusie wordt verhouding tussen de tekeningen en teksten verder verklaard.

Wat betreft de algemene productie van het boekje is er een aantal vraagstukken over de volgorde van het maakproces: zijn de dubbelbladen eerst in het katern ingebonden en zijn de tekeningen en teksten daarna gemaakt, of zijn de afbeeldingen en teksten vervaardigd op losse dubbelbladen – al dan niet op het oorspronkelijke vel papier – vóórdat het boekje ingebonden werd? Dat zou kunnen verklaren of de pagina’s ooit losse dubbelbladen waren die in dit boekje zijn samengebracht. Gezien het feit dat er twee verzen in het begin over anonieme personen gaan en drie latere teksten daarentegen veel details bevatten over de desbetreffende mensen, is het denkbaar dat de kunstenaar de tekeningen heeft vervaardigd nadat het boekje was ingebonden: men ging het belangrijker vinden om gedetailleerde verhalen op te tekenen. De twee lege pagina’s die zich op blad 6, recto-zijde en blad 7, verso-zijde van het boekje bevinden, geven echter een andere indicatie voor de volgorde van het maakproces. Vaak werden boeken per vier pagina’s, dus per dubbelblad, vóór het inbinden beschreven. Blad 1 (recto- en verso-zijde) en blad 12 (recto- en verso-zijde) werden in één keer betekend, blad 2 en blad 11, blad 3 en blad 10, blad 4 en blad 9 enz. Het meest gebruikelijk bij een boek is dat de eerste beschreven pagina zich na de omslag, op de recto-zijde van een blad bevindt, dus in het geval van het manuscript op blad 2, recto-recto-zijde. Mogelijk was de tekenaar begonnen met het eerste dubbelblad (blad 1 en blad 12) te bete-kenen, vervolgens het tweede dubbelblad (blad 2 en blad 11), daarna het derde dubbelblad (blad 3 en blad 10), enz. Maar op de een of andere manier kwamen er voor het manuscript twee verhalen tekort om alle twintig binnenste pagina’s van het boekje te vullen. Als de tekenaar de dubbelbladen op volgorde van buiten naar binnen heeft betekend, had dat tot gevolg dat de lege pagina’s zich in het midden van het boekje zouden bevinden. Om niet in het exacte midden twee lege pagina’s naast elkaar krijgen, vervaardigde de tekenaar de afbeeldingen op blad 6, verso-zijde en blad 7, recto-zijde. Het is daarom aannemelijk dat dit dubbelblad als laatst is betekend. Dat pleit voor de theorie dat het boekje pas werd ingebonden nadat de dubbelbladen betekend en beschreven waren, aangezien het anders logischer zou zijn dat de twee lege pagina’s zich op het einde zouden bevinden. Op deze bevinding wordt in hoofdstuk 3.3 onder Verslagboek voor het nageslacht verder ingegaan.

Het boekje bevat losse verhalen zonder verhaallijn die de mirakelen met elkaar verbindt, enkel het eerste en laatste verhaal zijn respectievelijk inleidend en afsluitend.

Daarom is het lastig om te bepalen of alle bladzijden nog steeds op de oorspronkelijke volgorde liggen. Daarbij bevatten de bladen geen paginanummers of andere tekens die de juiste volgorde aangeven. Voor dit onderzoek is tevens gekeken of er wellicht een verband is tussen de eerste letters en/of woorden van de teksten, dit gaf echter geen resultaat voor de volgorde van de pagina’s. Wel kan vastgesteld worden dat de ordening van de bladen voor een groot deel juist moet zijn omdat het boekje is opgebouwd uit dubbelbladen. Er zou enkel per vier bladen geschoven kunnen zijn. Desalniettemin is het mogelijk dat er pagina’s missen. Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid ontbreekt het achterste blad van het manuscript. Omdat dit het achterste blad betreft, was het blad mogelijk leeg en bevatte het geen afbeelding en/of vers. Overigens is het niet zeker dat het papier onbeschreven was, blad 1 is namelijk met de verso-zijde overgebracht op een nieuwe drager. De oorspronkelijke verso-zijde is daardoor niet meer zichtbaar, maar in tegenlicht kon geen tekening of tekst worden onderscheiden. Indien er nog meer bladen ontbreken zal het om hele dubbelbladen moeten gaan.

In hoofdstuk 3 zullen bovenstaande bevindingen gebruikt worden om de functie van het manuscript te verklaren.