• No results found

Beschrijving van het manuscript

Hoofdstuk 2 – Het vermeende mirakelboekje van Onze-Lieve-Vrouw van de Potterie

2.1 Beschrijving van het manuscript

Algemene technische gegevens

Aan de hand van een watermerk in het papier kon het manuscript worden gedateerd na 1520-1521.32 Het watermerk, een gotisch gekroond miswijnkannetje beschut door een vierblad, is teruggevonden in het papier dat werd gebruikt voor de rekeningen van de Potterie gedurende de jaren 1520-1521.33 De datering is daardoor terminus post quem, het boekje kan niet vóór 1520-1521 gemaakt zijn.

De bladzijden van het boekje meten 215 x 140 mm. Het formaat is quarto, het oorspronkelijke vel papier is tweemaal op de helft gevouwen. Dat is aan de bladzijden te zien door de waterlijnen (heel dicht bij elkaar lopende lijnen) die horizontaal lopen en kettinglijnen (lijnen die enkele centimeters van elkaar verwijderd zijn) die verticaal lopen. In de literatuur zijn de bladzijden omschreven als geribd papier.34 De pagina’s bestaan uit dubbelbladen die gebonden zijn in een katern. De tekeningen en teksten staan op de recto- en verso-zijde van de bladzijden en zijn vervaardigd met pen en bruine inkt. De pagina’s zijn vandaag de dag gebonden in een harde kartonnen kaft. Wanneer deze kaft om het boekje is gekomen is onduidelijk. In de literatuur wordt namelijk tot en met 1974 vermeld dat het boekje is gebonden in een effen lederen omslag.35 In het wetenschappelijk dossier van het museale object wordt in 1990 melding gemaakt van de harde kartonnen kaft. De kaft moet dus tussen 1974 en 1990 om het boekje zijn gekomen.36

De conditie van het manuscript is goed, met uitzondering van een aantal bladzijden. Met name de eerste en laatste pagina’s van het boekje zijn versleten. Het papier van deze bladzijden is gerestaureerd en verstevigd door middel van een nieuwe drager, de pagina’s zijn op nieuw papier geplakt. De bovenkant van veel andere pagina’s is verstevigd met kleine strookjes papier. Scheurtjes zijn eveneens met strookjes papier vastgezet. Specifieke gegevens

32

Stalpaert (H.), Volkskunde van Brugge, Assebroek-Brugge 1974, p. 215.

33

Het type watermerk is vergelijkbaar met watermerken die voornamelijk in het noord-oosten van Frankrijk voorkwamen, zie: Briquet (C.M.), Les Filigranes; Dictionnaire historique des marques du papier dès leur

apparition vers 1282 jusqu'en 1600, [facsimile van de editie van 1907], Stevenson (A.H.) (ed.), 4 vols.,

Amsterdam 1968, vol. II, p. 626 en vol. IV, No. 12565-12589.

34

Maertens (A.J.), op. cit. (noot 15), p. 86.

35

Voor zover er melding gemaakt is van de omslag en de kaft. Tent. cat., Beeld, boek en spel in de volkskunde, Brugge (Onthaalcentrum Bank van Brussel), Brugge 1974, p. 96, nr. 368. Het is mogelijk dat de vermelding van de lederen omslag steeds overgenomen is uit Maertens (A.J.), op. cit. (noot 15). Maertens heeft het boekje met zekerheid zelf gezien en beschreven.

36

Er is navraag gedaan bij een van de zusters van Onze-Lieve-Vrouw van de Potterie. Zij kan zich niet herinneren wanneer de harde kaft om het boekje is gekomen.

van restauraties zijn niet bekend.37 Alle bladzijden van het boekje vertonen in het midden een verticale vouw. De bladzijden zijn ooit met de recto-zijden naar elkaar toe gevouwen.

Visuele analyses van de tekeningen en transcripties van de verzen

In het boekje zijn vóór en na het zestiende-eeuwse boekje extra (lege) bladzijden ingebonden. Deze pagina’s worden voor de volledigheid ook beschreven en zijn aangegeven met Romeinse cijfers. De visuele analyses van de tekeningen en transcripties van de verzen van het vermeende mirakelboekje zijn per blad, recto- en verso-zijde, beschreven en genummerd in Arabische cijfers.38

 Voorzijde omslag

De omslag is hard en is gemaakt van karton (afbeelding 5). De buitenkant van de kaft is waarschijnlijk bekleed met bruin kievitpapier. Er is een sticker opgeplakt waarop in een langwerpig achthoekig veld met geschreven letters staat:

Bruges

Hospices Civils Hôpital de la Potterie No 8.

Over de sticker is een ander label geplakt waarop het nummer 20 staat.  Binnenzijde omslag

Tegen de kaft is een schutblad geplakt van groen sierpapier met organische vormen (afbeel-ding 6). Op de bovenkant van het karton is een etiket geplakt met daarop de tekst:

Exposition des Primitits flamands et d’Art ancient. No…… Bruges. Hospice de la Potterie

Manuscrit contenant des des- sins des Miracles de Notre-Dame de la Potterie

XVIe : siècle 71

37

Er zijn geen gegevens van restauraties vermeld in het wetenschappelijk dossier van het museale object.

38

De transcripties van de mirakelverzen zijn overgenomen uit: Putte (F.) van de, op. cit. (noot 2), pp. 19-36. Waar nodig zijn correcties toegepast.

 Blad I: recto

Andere zijde van hetzelfde schutblad van groen sierpapier met organische vormen. Het blad is verder leeg.

 Blad I: verso

Blanco zijde van het blad met horizontale waterlijnen en duidelijk zichtbare verticale kettinglijnen. In het papier is met het blote oog, zonder extra licht, een watermerk te onder-scheiden. Het watermerk bestaat uit een cirkel met daarin twee hoofdletters D die in elkaar verstrengeld zijn.

 Blad II: recto

Blanco zijde van het blad met horizontale waterlijnen en duidelijk zichtbare verticale kettinglijnen. Ook in dit papier is met het blote oog, zonder extra licht, een watermerk te onderscheiden. Het watermerk bestaat de letters E, Y (ondersteboven) en N (in spiegelbeeld). Waar deze letters voor staan is niet achterhaald gedurende dit onderzoek.

 Blad II: verso

Blanco zijde van het blad met horizontale waterlijnen en duidelijk zichtbare verticale ketting-lijnen. De letters N, Y (ondersteboven) en E (hier in spiegelbeeld) zijn hier eveneens te zien.

 Blad III: recto

Blanco zijde van het blad met horizontale waterlijnen en duidelijk zichtbare verticale ketting-lijnen. In de rechterbovenhoek is in een watermerk van de bovenkant van een schelpmotief te zien. Op het papier is rechtsboven het inventarisnummer geschreven met potlood: O.P16.II en met zwarte pen: O.P16.

 Blad III: verso

Blanco zijde van het blad met horizontale waterlijnen en duidelijk zichtbare verticale ketting-lijnen. In de linkerbovenhoek is een watermerk van de bovenkant van een schelpmotief te zien.

 Blad IV: recto

Blanco zijde van het blad met horizontale waterlijnen en duidelijk zichtbare verticale ketting-lijnen. In dit blad zit geen watermerk.

 Blad IV: verso

Blanco zijde van het blad met horizontale waterlijnen en duidelijk zichtbare verticale ketting-lijnen. In dit blad zit geen watermerk.

 Blad V: recto

Blanco zijde van het blad met horizontale waterlijnen en duidelijk zichtbare verticale ketting-lijnen. In de rechterbovenhoek is in een watermerk van de onderkant van een schelpmotief te zien. Rechtsonder bevindt zich een kleine perforatie in het papier.

 Blad V: verso

Blanco zijde van het blad met horizontale waterlijnen en duidelijk zichtbare verticale ketting-lijnen. In de linkerbovenhoek is in een watermerk de onderkant van een schelpmotief te zien. Linksonder bevindt zich een kleine perforatie in het papier.

 Blad VI: recto

Dit is het eerste beschreven blad in het boekje (afbeelding 7). Het is gemaakt van soortgelijk papier, de waterlijnen lopen echter verticaal en de kettinglijnen horizontaal. Het papier is op een steviger ondergrond geplakt en is kleiner van formaat; het geheel lijkt uitgesneden te zijn. Daarbij is geen schade aan de tekst toegebracht. Ooit is het papier ter hoogte van het midden horizontaal doormidden gesneden. Het blad is geplakt op het volgende blad (blad VII, recto-zijde). Op blad VI, recto-zijde is enkel een tekst beschreven in bruine inkt, die donkerder van kleur is dan de rest van het manuscript. Op het blad staat de volgende tekst:39

Int Jaer Christi 1009 In

t beginsel van november heeft godt sijne wondere wercken ende overvloedighe weldaden begonst te thoonen door een beeldt van sijne ghebenedijde moeder ende maghet maria staende op den autaer in het godthuijs vande potterije te brugghe

alwaer op de muren op de rechte zijde vanden selven autaer gheschildert staen verscheijde mirakelen van ghenesinghe ende andere weldaden in verscheijde persoonen door de voorsprake

39

vande glorieuse maghet maria gheschiedt want daer sijn watersuchtighe lamme blinde, en [de] ander siecke en[de] ghebreckelijcke menschen ghenesen, besetene verlost, ende ende reijsende liedens van aenstaende perijkelen bewaert. welcke

mirakelen van oudts tot desen tijden toe duerende Zijn ghelijck blijckt uijt verscheijde schriften ende memoralen: daer is oock een silvere Dochter van mijn heer nicolaus de schietere borghemeester van brugghe, die soo sij met een seer periculeus aposteume in haer nieren ghequelt was naer dat de ouders omtrent den middach voor haer dochter beloften gedaen hadden aen de h. maghet maria is voor den avondt ghesondt geworden, als betuijght staet in het taferereelken op den 24 augusti 1605

De schrijver van de tekst vertelt de lezer dat het eerste mirakel in begin november van het jaar 1009 had plaatsgevonden,40 dat het miraculeuze Mariabeeld in de Potteriekerk op een altaar stond en dat er op de muren, waartegen het altaar stond, geschilderde taferelen waren met daarop mirakelverhalen. De schrijver noemt dat er nog steeds mirakelen gebeuren op het moment van schrijven. Het bewijs wordt volgens hem geleverd door een zilveren figuur, waarschijnlijk doelt hij op een ex voto, van de dochter van Nicolaus de Schietere, burgemeester van Brugge. Zij had een gevaarlijke zweer bij haar nieren (“een seer periculeus aposteume in haer nieren”), maar werd genezen op 24 augustus 1605 na de aanroeping van de maagd Maria door haar ouders. Deze tekst kan dus niet eerder dan 24 augustus 1605 geschreven zijn.

Het handschrift verschilt met dat van de andere pagina’s in het boekje. De letters van dit eerste blad zijn zwierig van vorm, de regels eindigen met een lage streep en rijmen niet. De letters van de andere bladzijden daarentegen zijn in een middeleeuwse stijl vervaardigd en zijn steeds opgebouwd uit acht dichtregels.

40

Dat jaartal is een interpretatie van de datering die in het eerste vers van het zestiende-eeuwse manuscript is beschreven, in die tekst staat het jaar XCIX geschreven. Op p. 21 wordt verder ingegaan op de datering van het eerste wonder.

 Blad VI: verso

Deze zijde van het blad is blanco en bevat weer horizontale waterlijnen en duidelijk zichtbare verticale kettinglijnen. In dit blad zit geen watermerk.

 Blad VII: recto

Blanco zijde van het blad met horizontale waterlijnen en duidelijk zichtbare verticale ketting-lijnen. In dit blad zit geen watermerk. Het voorgaande blad (blad VI) is met de verso-zijde door middel van een verticale strook lijm op blad VII geplakt.

 Blad VII: verso

Blanco zijde van het blad met horizontale waterlijnen en duidelijk zichtbare verticale ketting-lijnen. In dit blad zit geen watermerk. Langs de rechterkant van het blad is een verticale baan (doorgedrukte) lijm te zien.

 Blad 1: recto

Dit blad is de eerste pagina van het zestiende-eeuwse manuscript (afbeelding 8). Bovenaan, rechts van het midden staat de titel van het boekje geschreven: Mijrakelen van onse lieue vrauwe te potterije. Dit is de enige tekst op het blad. Het papier is erg beschadigd door slijtage. Van de onderkant en rechterzijkant zijn zelfs enkele centimeters vergaan. De gehele pagina is overgebracht op nieuw papier. Dat nieuwe papier is van hetzelfde soort als de voorgaande bladzijden: een blad met horizontale waterlijnen en duidelijk zichtbare verticale kettinglijnen.

 Blad 1: verso

Blanco zijde van het blad met horizontale waterlijnen en duidelijk zichtbare verticale ketting-lijnen. In het papier is watermerk met een cirkel met daarin twee hoofdletters D die in elkaar verstrengeld zijn te zien.

 Blad 2: recto

In een kader centraal op het blad is Maria met het kind Jezus in haar armen afgebeeld (afbeelding 9).41 Maria heeft een nimbus en draagt een kroon. Haar golvende haren vallen over haar schouders. Ze heeft een lang gewaad aan dat in veel plooien naar beneden valt. Het

41

gewaad bestaat uit twee delen: een onderjurk met daarboven een mantel. De mantel is bij de hals gesloten maar opent zich met symmetrische plooien naar beneden toe. Door die opening is een kralensnoer te zien dat bevestigd zit aan de kleding van Maria. Op de grond steken onder haar kleding puntige neuzen van haar schoenen uit. Op haar linker arm draagt ze het Christuskind. Hij is eveneens afgebeeld met een nimbus. Hij draagt een lang gewaad. In zijn linkerhand houdt hij een ronde vorm vast, het lijkt een appel. Zijn rechterhand steunt op de rechterpols van Maria. De figuren zijn in een nis of venster gesitueerd die verkort naar achteren wegloopt. De plaats is aan de achterkant afgesloten met tralies. De bovenkant van de nis is boogvormig. De ruimte tussen de hoeken van het rechthoekige kader en de boog is opgevuld met architecturale bloemornamenten. De hoeken lijken daardoor op pendentieven. Maria en het kind staan voor de tralies en gedeeltelijk onder de boog. De ondergrond waarop zij staan steekt verder naar voren uit dan de boogvorm. Dit geeft in het perspectief een 'Esscher-effect', tussen het kader aan de bovenzijde en de boog zit geen ruimte terwijl er tussen het kader beneden en het grondvlak waarop Maria en Jezus staan wel diepte zit. De manier waarop Maria en Jezus zijn afgebeeld verschilt – zoals in hoofdstuk 1.2 behandeld is – met het miraculeuze Mariabeeld.

De kunstenaar heeft schaduwen aangegeven door middel van fijne arceringen. Schaduwwerking is vooral te zien in de gewaden van de figuren en in de architectuur. De lijnen zijn met regelmaat aangebracht. In de gezichten is niet veel schaduw aangebracht.

Boven het kader staat de volgende tekst: Int jaer XCIX hert[eke]ns deuoot

naer den eersten in Noue(m)bre int zelue iaer heift christus ghetoocht miraclen groot duer zijnder lieuer moeder voorwaer

wiens beelde jeghe(n)woordich boue(n) den outaer staende hier int gods huus ter potterie

dus waer ghij keert of gaet eenpaer groet doch hier de ghebenedide marie

Volgens de tekst vond het eerste mirakel plaats op 1 november XCIX. In Arabische cijfers is dit logischerwijs 99 (XC IX). Het eerste beschreven blad van het manuscript (blad VI, recto-zijde) spreekt echter van het jaar 1009. De schrijver heeft de eerste twee Romeinse cijfers anders geïnterpreteerd: X maal C. Het getal 1000 wordt in Romeinse cijfers aangeduid als M. Waarschijnlijker is het dan ook dat het eerste mirakel in ’99 was verricht. Van welke eeuw blijft in het ongewisse. De tekst beschrijft vervolgens dat het beeld tegenwoordig op het altaar

in de Potterie staat, het beeld is dus al van buiten naar binnen verplaatst. Tot slot roept het vers op om in het godshuis de gezegende Maria (“ghebenedide Marie”) te groeten. De afbeelding laat zeer waarschijnlijk het miraculeuze beeld van Maria en Christus in de gevel van de Potteriekerk zien, want de ruimte lijkt op een nis en achter het beeld zijn tralies te zien. Dit stemt niet overeen met wat er in de tekst over de locatie van het beeld beschreven is, het beeld staat op de afbeelding duidelijk niet op een altaar. De tekening laat mogelijk de situatie van vóór de verplaatsing zien.

De tekst neemt een/zesde deel van het blad in. Het onderste deel van de pagina, een/derde van de bladzijde, is leeg gelaten. Aan de linkerzijkant van het blad, in het midden, zit een watermerk van een miswijnkannetje. Het is het onderste deel van de kan. Dit is enkel te zien met behulp van een lampje.

 Blad 2: verso

In een groot kader zijn twee personen in een slaapvertrek afgebeeld (afbeelding 10, links).42 De voorste figuur, een zieke vrouw, zit in een hoge halfronde stoel en geeft over in een houten bak die voor haar op de houten vloer staat. Achter de bak staat nog een groot voorwerp op de grond dat op een po lijkt. Zowel de bak als de po werpen een slagschaduw op de vloer die is aangegeven door middel van kleine diagonale arceringen. De zieke vrouw houdt haar handen gekruist tegen de borst. Ze draagt een lang gewaad en heeft een doek om het hoofd gewikkeld. Haar ogen zijn half gesloten en ze kijkt naar beneden. Achter haar staat een vrouw die het voorhoofd van de zieke vrouw vasthoudt. De staande vrouw draagt een lange jurk met schort en een hoofddoek. Ze kijkt naar de vrouw in de stoel voor haar. Achter de zieke vrouw en de staande vrouw is een hemelbed gesitueerd dat beslapen lijkt. Het bedlinnen reikt tot aan de grond. Het bed heeft aan de hoofdzijde lange gordijnen tot op de grond, aan het voeteneinde zijn de gordijnen opgeknoopt. Links achter het bed, tegen de muur, staat een kast waarin diverse huishoudelijke voorwerpen te zien zijn zoals borden en ampullen. Rechts in de hoek achterin de kamer is nog een deel van een bank of stoel te zien. Rechtsboven in de hoek is Maria met het kind Jezus afgebeeld. Beide figuren staan in een aureool.

Boven het kader staat het volgende vers: Ten eersten een maecht zeer ghequelt met water gheduerende tien weken lang dat al heur lichame puer was ontstelt

42

dus qnersende in bitter lydens stranc anriep hertelyke duer der pynen bedwanc an gods moeder ter potterije overluut wierd corts ghenesen der ziekens tranc

want bij stoopen stoot huer t water ten monde huut

De tekst geeft de beschrijving van een vrouw die gekweld werd door water en dat haar lichaam daardoor ontsteld was. Bij het aanroepen van Onze-Lieve-Vrouw van de Potterie stootte het water zich een weg naar buiten door haar mond. Het moment van aanroepen en braken is afgebeeld op de tekening.

Het papier is bovenaan horizontaal verstevigd door middel van een strook papier. Aan de rechterzijkant van het blad, in het midden, zit een watermerk van een miswijnkannetje (afbeelding 11). Het is het onderste deel van de kan. Dit is enkel te zien met behulp van een lampje.

 Blad 3: recto

Op de afbeelding is in het midden van een woonvertrek een kind afgebeeld dat op de houten vloer staat (afbeelding 10, rechts).43 Het kind heeft een gewaad aan dat tot net over de knie reikt. De mouwen van het gewaad zijn opgestroopt waardoor goed te zien is dat de armen vanaf de ellebogen naar buiten gekeerd zijn. Het kind kijkt omhoog naar de rechter bovenhoek van de illustratie, waar Maria en Jezus in een stralenkrans zijn afgebeeld. Achter het kind bevinden zich een man en een vrouw die geknield op de vloer zitten. De man kijkt het kind aan, de vrouw kijkt naar boven naar Onze-Lieve-Vrouw. Zowel de man als de vrouw hebben de handen tegen elkaar in een biddende houding. De man heeft een lang gewaad aan met daarover een mantel die in plooien op de grond valt. Zijn hoofddeksel ligt voor hem op de vloer. De vrouw draagt een lange jurk die eveneens geplooid op de vloer ligt. Ze draagt een hoofdkap over haar haar. In haar handen houdt ze een gebedssnoer vast. De kamer waarin de figuren zich bevinden is tamelijk klein, beide zijmuren en de balken van het houten plafond zijn zichtbaar. In de linker zijmuur bevindt zich een opening. De rechter zijmuur is een blinde muur. Tegen de achtermuur staat een bank waarop in het midden een vierkant kussen ligt. Boven de bank is een venster gesitueerd waarvan de houten luiken geopend zijn. Het venster geeft zicht op een heuvelachtig landschap dat niet gedetailleerd is weergegeven.

43

Boven het kader staat het volgende vers geschreven: