• No results found

In deze Masterscriptie heb ik onderzocht hoe de Europese voetbalclubs om gaan met de civiele aansprakelijkheid die hen wordt opgelegd aan de hand van disciplinaire maatregelen door Sportbonden bij wangedrag van hun eigen Supporters.

Binnen de sportwereld wordt vaak gebruik gemaakt van het opleggen van Disciplinaire

Maatregelen via het tuchtrecht. In het eerste hoofdstuk van deze scriptie heb ik kort de partijen toegelicht welke betrokken zijn bij tuchtrechtelijke procedures binnen het Europees voetbal. Het blijkt dat Europese voetbalclubs niet alleen te maken krijgen met voetbalbonden maar ook met belangenverenigingen en arbitraire commissies als de CAS. Binnen het Europees voetbal is de UEFA de voetbalbond waarbij de Clubs zich dienen te verantwoorden voor het wangedrag van hun eigen Supporters.

Vervolgens heb ik het privaatrechtelijk kader uiteengezet waarbinnen de Europese voetbalclubs te maken krijgen met eventuele disciplinaire maatregelen. Binnen het Europees voetbal worden de zaken niet voorgedragen bij de reguliere rechter maar worden zaken voorgedragen via de “Alternative Dispute Method”, arbitrage, binnen de voetbalwereld ook wel tuchtrechtspraak genoemd. De tuchtrechtspraak heeft overeenkomsten met de reguliere rechtsspraak. Zo is er sprake van eerste aanleg waarbij de Control and Disciplinary Body zich over de zaak buigt, tweede aanleg waarbij Clubs of de UEFA in hoger beroep kunnen gaan en de laatste aanleg welke vergelijkbaar is met cassatie. Men kan de zaak laten voorkomen bij de CAS waarbij de CAS de feiten niet opnieuw beoordeeld maar wel beoordeeld of de commissies van de UEFA juist geoordeeld hebben.

Tevens heb ik onderzocht op grond van welke regels de UEFA sancties kan opleggen aan de Europese voetbalclubs voor het wangedrag van hun Supporters. De UEFA hanteert de Disciplinary Rules welke regelmatig herzien worden. Op het moment van schrijven van deze scriptie gelden de Disciplinary Rules 2014. Uit art. 8 UEFA DR blijkt dat de UEFA ten opzichte van onregelmatigheden een Strikte Aansprakelijkheid aanhoudt. De Strikte Aansprakelijkheid houdt in dat indien de Supporters zorgen voor onregelmatigheden tijdens de wedstrijd, de Club altijd verantwoordelijk is voor deze daden. Onder Supporters wordt verstaan: ieder individu wiens gedrag door een redelijke en objectieve waarnemer leidt tot de conclusie dat hij of zij een aanhanger is van de betreffende Club. Het gedrag van de individu, de locatie in het stadion en hun omgeving zijn belangrijke criteria voor het bepalen van welk team of Club zij ondersteunen. De aansprakelijkheid voor de Supporter strekt zelfs tot buiten het stadion en het is aan de Club te bewijzen dat de ongeregeldheden niet zijn te verwijten.

In het kader van wangedrag van Supporters zijn vooral art. 14 en 16 UEFA DR van belang welke betrekking hebben op Racisme en onregelmatigheden tijdens de wedstrijd. Art. 14 UEFA DR heeft betrekking op elke vorm van Racisme. Dit blijkt een groot probleem binnen het voetbal en de UEFA probeert via deze regels het Racisme aan te pakken. Vereisten voor het opleggen van een maatregel op grond van art. 14 UEFA DR zijn dat het feit dat de uitingen gedaan zijn, vast

47 staan en dat de meerderheid van de toeschouwers, de uitingen als racistisch zou ervaren. Art 16 UEFA DR heeft betrekking op onregelmatigheden tijdens de wedstrijd. Zo kan er onder andere sprake zijn van het gooien van vuurwerk op het veld of gevechten tussen Supporters. Voordat de UEFA over kan gaan tot het opleggen van een maatregel dient eerst te zijn bewezen dat het feit zich voltooid heeft. De UEFA delegatie dient dit zelf te constateren en kan dit niet afleiden uit een verklaring van een speler uit het andere team dan de Supporters ondersteunen. Ook kunnen de Clubs niet uit andere jurisprudentie omtrent verstoringen door het publiek opmaken dat bepaalde banners wel toegestaan zijn. Dit wordt per wedstrijd bepaald.

Gelet op de afschrikkende werking die de maatregelen ten doel hebben, wordt niet snel aangenomen dat de maatregelen buitenproportioneel zijn of dat er gekozen kon worden voor een andere, minder ingrijpende, maatregel. Dit druist vaak in tegen de mening van de Clubs welke zich soms in het nauw gedreven voelen omdat zij niet altijd de voorvallen kunnen voorkomen.

Het Europese recht neemt steeds een grotere rol in binnen ons privaatrecht. Vandaar dat ik ook onderzocht heb of de handelingswijze van de UEFA wel strookt met het bepaalde in ons

Europese recht. Zo kwam ik al snel bij artikel 102 Wv uit, misbruik van machtspositie.

Beargumenteerd zou kunnen worden dat de UEFA misbruik maakt van haar machtspositie nu de Clubs om economische reden geen andere keus hebben dan mee te doen aan de wedstrijd. Middels de statuten van de UEFA zijn de Clubs automatisch gebonden aan de Disciplinary Rules welke opgesteld worden door de UEFA zonder mogelijkheid tot inmenging of advisering aan de UEFA omtrent deze regels. Een tegenargument van de UEFA zou kunnen zijn dat er geen sprake kan zijn van misbruik tussen machtspositie nu er geen handel tussen lidstaten wordt

belemmerd.

Uit jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie blijkt dat in eerste instantie de Disciplinaire Regels niet geacht werden te kunnen beoordeeld aan de hand van art. 102 Wv. Sinds de besproken Meca-Medina-zaak, is dit standpunt echter iets verschoven. Er wordt niet automatisch meer een uitzondering gemaakt voor de Disciplinaire Regels van de Sportbonden. Ook deze regels kunnen worden onderworpen worden aan de Europese Regels omtrent Mededinging, art. 102 Wv daarbij inbegrepen. Helaas hebben we nog geen uitspraken van de CAS of het Hof omtrent een beoordeling van art. 102 Wv en de regels van de UEFA.

Voorts hebben Clubs zich in het verleden beroepen op het EVRM. Het recht op een eerlijk proces en het recht op vrijheid van meningsuiting zou in het geding zijn (art. 6 en 10 EVRM). De CAS is echter tot de conclusie gekomen dat zij in arbitraire zaken geen rekening hoeft te houden met alle vereisten van de genoemde artikelen. Zo is zij tot op heden telkens tot de conclusie gekomen dat er bij het handelen van de UEFA geen strijd is met het EVRM.

Geconcludeerd kan worden dat er voor de beantwoording van de vraag: “Hoe gaan Europese

voetbalclubs om met de civiele aansprakelijkheid die hen opgelegd wordt aan de hand van disciplinaire maatregelen door Sportbonden bij wangedrag van hun eigen Supporters? “, geen

48 ruimte blijkt voor de Clubs om hier anders mee om te gaan dan dat de UEFA bepaald. De UEFA bepaald de reikwijdte van de Strikte Aansprakelijkheid en deze blijkt erg ruim. Tot op heden blijkt geen duidelijke afbakening voor bijvoorbeeld een schulduitsluitingsgrond. Daarnaast, gelet op het feit dat de uitspraken worden gedaan op basis van een arbitragebeding, kan de UEFA ook niet beperkt worden in haar handelen op grond van het EVRM. Het Europese recht zou via art. 102 Wv nog een optie kunnen zijn maar tot noch toe staat dit niet op de agenda van de Europese Commissie.

Naar mijn mening kan er op drie hoofdpunten kanttekeningen geplaatst worden bij het handelen van de UEFA. Ten eerste de wanordelijkheden. Uit de uitspraken blijkt dat de UEFA zich vaak verschuild achter hun eigen ingerichte leer van de Strikte Aansprakelijkheid. In de Disciplinary Rules is wel opgenomen dat in bijzondere situaties er vrijspraak zal volgen voor de Clubs maar in de praktijk lijkt dit een zogenaamde dode regel te zijn. Tot op heden zijn er geen duidelijke richtlijnen waar Clubs zich aan vast kunnen houden om zichzelf te kunnen vrijpleitten van eventuele disciplinaire maatregelen. Vervolgens blijkt de strafmaat van de maatregel vaak buitenproportioneel hoog. De gevolgen van de hoge boetes of uitsluitingen van toernooien hebben vaak enorme economische gevolgen voor de Clubs. Zo missen zij inkomsten door kaartverkoop en merchandise en dienen zij altijd een budget vrij te houden voor de eventuele boetes die opgelegd gaan worden per seizoen. Tot slot verhoudt de risico aansprakelijkheid zich niet tot het Europese recht. Wij hebben binnen de Europese Unie afgesproken dat er geen ondernemingen mogen zijn met een monopolypositie welke misbruik maken van deze positie. Naar mijn mening heeft de UEFA duidelijk een monopolypositie nu zij de enige is in haar soort. Vervolgens verbindt zij de Clubs automatisch aan de Disciplinary Rules en de Clubs krijgen geen enkele mogelijkheid om zich hierover uit te laten. Het misbruik van de UEFA ziet vooral toe op het feit dat de Clubs geen andere keus hebben dan mee te doen en dus kan de UEFA

ongelimiteerd boetes blijven opleggen.

Uit de jurisprudentie en enkele interviews die ik gedaan heb omtrent dit onderwerp blijkt dat de Clubs zeer ontevreden zijn over de huidige situatie omtrent het vraagstuk van de Strikte

Aansprakelijkheid. Mijn aanbeveling aan de UEFA zou zijn, om deze ontevredenheid bij de Clubs weg te halen en de samenwerking tussen de UEFA en de Clubs te bevorderen, om de Clubs inspraak te laten hebben op de Disciplinary Rules. Zo kunnen zij aangeven wat een werkbare situatie zou zijn. Daarnaast zou het een mooi gebaar om het geld wat de UEFA ophaalt door middel van alle opgelegde boetes te herinvesteren in de sport. Dit zou eventueel kunnen door middel van een sportfonds ter bestrijding van de onregelmatigheden van Supporters binnen het voetbal.

Wellicht kan er op deze manier in de toekomst een oplossing gevonden worden om de

problemen omtrent Supporters daadwerkelijk te bestrijden als team, en niet als partijen welke lijnrecht tegenover elkaar staan. Dit strookt ook met het voetbal als spel, voetbal blijft natuurlijk een teamsport.

50