• No results found

5 Onderzoek activiteiten YWCA Nederland

5.3. Conclusie

Opvallend vind ik dat YWCA Nederland de commerciële activiteit ontplooid tegen niet- commerciële prijzen. Ik van mening dat hierdoor veel inkomsten worden misgelopen terwijl het voor hen wel is toegestaan om een hoger bedrag aan huur te vragen. Toegestaan in de zin dat het de ANBI- status niet in gevaar brengt. Wel dient er steeds aan de criteria voldaan te worden, zoals het bestedingscriterium en het behalen van een positief resultaat. Mijns inziens zien de opbrengsten uit de commerciële activiteit nu vooral op het dekken van de kosten. Indien een hoger tarief gevraagd wordt door YWCA Nederland is er een groter bedrag

beschikbaar wat ten goede kan komen aan de algemene doelstelling. Hierdoor zouden er meer algemeen nuttige activiteiten ontplooid kunnen worden. Het aantal algemeen nuttige

activiteiten in het jaar 2012 zijn in mijn ogen minimaal. Anna Zanen geeft als reden aan dat het geld er gewoon niet is, maar een aanpassing van de huurprijs zorgt er mijns inziens voor dat dit probleem wordt opgelost. Op basis van dit onderzoek concludeer ik dat YWCA Nederland terecht de ANBI- status geniet. Het ontplooien van commerciële activiteiten staan de ANBI- status van YWCA Nederland niet in de weg.

162 Zie bijlage II

163 € 2.645 -/- € 807 = € 1.838 * 100/€ 2.645 ≈ 70%

50

6

Conclusie en aanbeveling

Het ANBI-begrip is per 1 januari 2012 opgenomen in art. 5b AWR 1994. Het betreft een limitatieve opsomming van algemeen nut. Het is de vraag of de praktijk met deze opsomming gediend is. Mijns inziens kan het opnemen van een restcategorie hier een oplossing voor bieden. BV´s en NV´s zijn uitgesloten van de ANBI-status, omdat zij per definitie een winstoogmerk hebben. Behalve BV´s en NV´s die voor 2012 een dergelijke status bezaten. Zij blijven wel ANBI. Op grond van jurisprudentie wordt duidelijk dat elk maatschappelijk belang een beperkt belang is. Indien een instelling een particulier belang dient zal deze niet kwalificeren als ANBI.

Mijns inziens zal de definitie van commerciële activiteiten de nodige discussie in de praktijk opleveren. De definitie is te ruim geformuleerd waardoor alle activiteiten in principe kunnen kwalificeren als een commerciële activiteit. De wetgever geeft geen concrete handreiking aan de ANBI-sector over wat wel of niet als commerciële activiteit beschouwd kan worden. Het opnemen van een opsomming met voorbeelden van commerciële activiteiten in de Geefwet 2012, kan naar mijn mening een oplossing bieden. In art. 5b AWR is immers ook een opsomming gegeven van instellingen die als ANBI kwalificeren.

De term ‘commercieel’ vind ik ongelukkig gekozen. Mijns inziens dient er gesproken te worden van niet- doelactiviteiten die gericht zijn om financiële ondersteuning te bieden aan de doelactiviteiten. Onder de doelactiviteiten worden de algemeen nuttige activiteiten verstaan. Een aanpassing van de term zal naar mijn mening tot meer duidelijkheid leiden.

Een commerciële activiteit is volgens de wetgever dienstig aan de algemeen nuttige doelstelling, indien de inkomsten hieruit geheel of nagenoeg geheel binnen een redelijke termijn ten goede komen aan die doelstelling.

Een ANBI mag geen winstoogmerk hebben behalve voor de commerciële activiteiten, omdat de inkomsten hieruit positief moeten zijn. Er dreigt gevaar voor de ANBI- status als er structureel verliezen worden gemaakt met de commerciële activiteiten. Indien er verliezen worden gemaakt op de commerciële activiteiten dan worden deze activiteiten

geherkwalificeerd naar niet- algemeen nuttige activiteiten. Indien deze niet -

algemeen nuttige activiteiten in totaal meer bedragen dan 10 %, is het gevolg dat de ANBI

status wordt ingetrokken. Mijns inziens dient een incidenteel verlies op de commerciële activiteiten geen gevolgen te hebben voor de ANBI- status. Ingeval het verlies incidenteel wordt geleden ben ik van mijn mening dat dit geen gevolgen moet hebben voor de ANBI- status.

Op basis van de literatuurstudie in deze scriptie heb ik een stappenplan ontwikkeld. Met dit stappenplan kan beoordeeld worden of een instelling de ANBI status dient te verkrijgen c.q te behouden. Daarbij wordt getoetst in welke mate de commerciële activiteiten invloed hebben op de ANBI status. Het stappenplan is toegepast op YWCA Nederland. De uitkomst was dat de inkomsten uit de commerciële activiteit (het verhuren van zalen) dienstbaar zijn aan de algemene nuttige doelstelling. Derhalve staat de activiteit de ANBI- status niet in de weg.

Op grond van dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat commerciële activiteiten de ANBI-status in de weg staan indien zij niet ondergeschikt zijn aan de algemene nuttige doelstelling. Dit houdt in dat de commerciële activiteiten geen doel op zich dienen te vormen, maar als middel moeten fungeren om de algemeen nuttige doelstelling te ondersteunen. Per instelling zal steeds getoetst moeten worden of het algemeen belang voorop staat en voorop blijft staan.

Literatuurlijst

Boeken

Albregtse 2013

D.A. Albregtse, ‘Cursus Belastingrecht IB’, afdeling 6.9.4: Algemeen nut beogende instellingen, Deventer: Kluwer 2013

Van Dijck en Van Vijfeijken 2005

J.E.A.M. van Dijck en I.J.F.A. van Vijfeijken, ‘Instellingen van algemeen nut,’ Kluwer 2005

Van Vijfeijken 2013

I.J.F.A. van Vijfeijken, Cursus belastingrecht S&E, afdeling 10.1.0.D.b6: Commerciële activiteiten, Deventer: Kluwer 2013

Artikelen Van Bakel 2012

M.M.F.J. van Bakel, ‘Hoe royaal is de Geefwet voor ANBI’s?,’ WFR 2012/592

Van der Heide 2013

S.W. van der Heide, ‘Belastingontwijking via de ANBI,’ Forfaitair 2013/236

Hemels 2011

S.J.C. Hemels, ‘Beperkt belang versus particulier belang: een tweetrapstoets voor ANBI’s,’ FTV 2011/03

Hemels 2012

S.J.C. Hemels, ‘Gedefinieerde belangen: algemeen nut na de Geefwet,’ WPNR 2012/6917

Hemels 2012

S.J.C. Hemels, ‘De ANBI- tweetrapstoets van de Geefwet: trendbreuk of trendvolgend?’ FTV 2012/34

Koele 2010

I.A. Koele, ‘De kwaliteiten van Algemeen Nut Beogende instellingen: het beogen gewogen,’ WFR 2010/1264

Olde Bijvank en Peters 2013

S.M. Olde Bijvank en J.J.C. Peters, ‘Publicatieplicht ANBI’s,’ FTV2013/09

Ostermann en Van de Reep 2012

T.H. Ostermann en L. Van de Reep, ´Inzicht in de ANBI´, Maandblad Belasting Beschouwingen 2012/12

Stevens 2012

S.A. Stevens ‘De regels voor ANBI’s in de vennootschapsbelasting per 1 januari 2012,’’ WPNR 2012/6917

Van de Streek 2010

J.L. van de Streek, ‘Heffing van vennootschapsbelasting van stichtingen en verenigingen,’ Tijdschrift voor ondernemingsbestuur 2010

Vrieling en Bruggink 2011

C. Vrieling en H.R. Bruggink, ‘Het gewijzigde ANBI- regime per 1 januari 2010: gevolgen voor instellingen van algemeen nut die ook commerciële activiteiten verrichten,’ WPNR 2011/6872

Van Vijfeijken 2009

I.J.F.A. Van Vijfeijken, ‘Instellingen van algemeen nut,’ WFR 2009/865

Van Vijfeijken 2012

I.J.F.A. van Vijfeijken, ‘De giftenaftrek in de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting,’ WPNR 2012/6917

De Wijkerslooth- Lhoëst 2011

S.A.M. de Wijkerslooth- Lhoëst, ‘De Geeft en Neemwet: Fiscale maatregelen 2012 voor ANBI’s, stichtingen en verenigingen,’ Fiscaal Tijdschrift Vermogen 2011/11

Vakstudie Inkomstenbelasting 2013

Vakstudie Inkomstenbelasting, ‘Geringe commerciële activiteiten zijn toegestaan,’ commentaar op art. 6.33 Wet IB, aantekening 3.1.4 (bijgewerkt tot 08-11-2013)

Vakstudie Nieuws Vandaag

Vakstudie Nieuws Vandaag, ‘Uitbreiding commerciële activiteiten ANBI’s vastgelegd in Uitvoeringsregeling AWR,’ V-N Vandaag 2012/1644

Parlementaire stukken Kamerstukken II 1951/1952, 2492, nr.2. Kamerstukken II 1998/1999, 26 727, nr. 3 Kamerstukken II 2008/2009, 31 930, nr. 8 Kamerstukken II 2008/2009 31 930, nr. 9 Kamerstukken II 2009/2010, 31 930, nr.2. Kamerstukken II 2009/2010, 31 930, nr.15 Kamerstukken II 2011/2012, 33 003, nr.3 Kamerstukken II 2011/2012, 33 004, nr. 3 Kamerstukken II 2011/2012, 33 006, nr. 3 Kamerstukken II 2011/2012, 33 006, nr. 5 Kamerstukken II 2011/2012, 33 006, nr. 6 Kamerstukken II 2011/2012, 33 006, nr. 10 Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 14 Kamerstukken II 2011/2012, 33 006, nr.17 Kamerstukken II 2012/2013, 31 740, nr. 13 54

Wet van 20 januari 1917, Stb. 189

Wet van 22 mei 1991, Stb. 263 en art. 6 Grondwet

Brief Staatssecretaris van Financiën, 11 januari 2010, nr. DGB/2010/8460

Brief Staatssecretaris van Financiën, 28 oktober 2011, nr. AFP/2011/792, V/N 2011/2632 Brief Staatssecretaris van Financiën, 18 september 2012, AFP2012/597

Brief Staatssecretaris van Financiën 15 juni 2012, nr. DB2012/181M, NTFR 2012/1498 Brief Staatssecretaris van Financiën, 19 maart 2013, NTFR2013-636

Staatssecretaris van Financiën, Antwoord Kamervragen 18 januari 2013, nr. DB2012/50, NTFR2013-167 Staatscourant 22 juni 2012, nr. 12737 Jurisprudentie HR 18 december 1985, nr. 22937, BNB 1986/103, LJN AW8133 HR 7 november 2003, nr. 38 049, BNB 2004/30 HR 1 oktober 1958, nr. 13.635, BNB 1958/304 HR 21 februari 2012, nr. 11/01682, NTFR 2012/714 HR 12 januari 1972, nr. 16 695, BNB 1972/44 HR 27 oktober 1971, nr. 16 595, BNB 1971/245 HR 3 november 1982, BNB 1983/39 HR 12 mei 2006, nr. 40 684, BNB 2006/267 HR 18 november 2011, nr. 10/04924, NTFR2011-2628 HR 22 juni 2012, nr. 11/03215, BNB 2012/228 HR 24 maart 1926, PW 12.145 HR 12 oktober 1960, nr. 14 413, BNB 1960/296 HR 13 juli 1994, nr. 29.936, BNB 1994/280 HR 13 januari 2012, nr.10/036464, LJN BQ0525 Hof Den Bosch 9 juni 2011. 10/00501, LJN BT6821 Hof Arnhem- Leeuwarden 4 februari 2014, nr. 13/00723 Hof Amsterdam, 17 oktober 2013, nr. 12/00652

Hof Arnhem 4 oktober 2011, nr. 10/00435, commentator: D. van Beelen, NTFR2013-1457 Hof Arnhem 6 juli 2010, nr. 09/00386, NTFR 2010/1780

Hof Amsterdam 29 augustus 2013, nr.12/00464, NTFR2013-2069 Hof Amsterdam 25 juli 2013, nr. 12/00456. NTFR2013-1904 Hof Leeuwarden 13 januari 1975

Rechtbank Noord- Nederland 30 mei 2013, nr. 13/00984, NTFR 2013/2376 Rechtbank Breda 23 april 2010, nr. 08/00692, NTFR 2010/1853

Rechtbank Breda 12 juli 2010, nr. 10/00045, NTFR 2010/2151

Rechtbank Den Haag 20 december 2012, nr. 12/00601, NTFR 2013/332 Rechtbank Noord- Holland 16 januari 2014, nr. 13_2344

Rechtbank Leeuwarden 29 mei 2012, nr. 11/01039, LJN BW7402 Rechtbank Zeeland 22 januari 2013, nr. AWB 12/2253

Rechtbank Arnhem 17 november 2011, nr. 11/02811

Rechtbank Haarlem, 10 februari 2010, AWB 09/1277, NTFR 2010/603 Rechtbank Arnhem, 14 september 2010, AWB 09/2680, LJN: 8428

Websites

http://www.elsevier.nl/Economie/nieuws/2014/1/Fiscus-ontneemt-1500-goede-doelen- speciale-Anbi-status-1442813W/

http://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/themaoverstijgend/brochures_e n_publicaties/overzicht_anbis

In kader van onderzoek YWCA Nederland (hoofdstuk 5): http://www.ywca.nl/ Jaarverslag 2012 http://www.ywca.nl/uploads/ANBI/YWCA%20Omschrijving%20en%20financieel.pdf http://www.ywca.nl/index.php?mact=Calendar,cntnt01,default,0&cntnt01year=2012&cntnt01 month=4&cntnt01event_id=131&cntnt01display=event&cntnt01lang=nl_NL&cntnt01detailp age=&cntnt01return_id=52&cntnt01returnid=52 http://www.bmoweb.nl/ http://vinecoaching.nl/events/event/introductietraining-verbindend-communiceren-2/ Overige bronnen

I.J.F.A. van Vijfeijken, noot bij HR 13 januari 2012 nr. 10/03464, BNB 2012/89

D. Molenaar, commentaar bij Hof Amsterdam 25 juli 2013, nr. 12/00456. NTFR2013-1904 S.A.W.J. Strik, Brief NOB Commissie Wetsvoorstellen, 4 november 2011

Brief Commissie Wetsvoorstellen, Nederlandse Orde van Belastingadviseurs, 4 november 2011

S.J.C. Hemels, commentaar bij art. 5b AWR, NDFR

S.J.C. Hemels, commentaar bij art 9 Wet Vpb 1969: mede in aftrek van de winst komende posten, NDFR

Bijlage I

Interview met Frank van den Bergh en Jack van Tilborg. Zij zijn specialisten en werkzaam bij het ANBI- team van de Belastingdienst (kantoor ’s-Hertogenbosch). Aan hen heb ik de volgende vragen gesteld:

1.Commerciële activiteiten zijn gedefinieerd in het zesde lid van art. 1a Uitv.reg AWR. Het betreft een ruime definitie, omdat er wordt gesproken over ‘alle activiteiten’ die een instelling ontplooid om inkomsten te behalen voor het algemeen nut. Leidt deze ruime definitie niet tot de nodige discussie over de vraag wat er precies verstaan wordt onder een commerciële activiteit?

2.Welke activiteiten vallen niet onder commerciële activiteiten volgens de Belastingdienst? 3.Hoe staat de Belastingdienst tegenover verhuur, beleggingsactiviteiten en het verlenen van microkredieten, als commerciële activiteit?

Antwoord 1/2/3: Dat de bewoording ‘alle activiteiten’ in lid 6 aanleiding kan vormen voor discussie kan ik niet ontkennen, maar je moet de definitie in lid 6 in samenhang zien met lid 5. Dus alle activiteiten waarmee het algemeen nuttige doel wordt verwezenlijkt (of bevorderd) zijn –volgens lid 5- algemeen nuttige activiteiten (al dan niet tegen commerciële tarieven) en kunnen daarom geen commerciële activiteiten zijn. Een en ander blijkt ook duidelijk uit de toelichting, met name ook uit het theatervoorbeeld, bij de UR AWR. De onderstreepte passage hiervoor is een objectief criterium, geen subjectief. Het is dus niet zo dat men naar believen kan kiezen tussen commerciële activiteiten of algemeen nuttige activiteiten. De doelstelling (statuten en overige stukken zoals beleidsplan) van de

instelling is doorslaggevend voor de kwalificatie van activiteiten. Dat maakt dat in het algemeen niets gezegd kan worden over beleggingsactiviteiten, verhuur en verlenen van microkredieten. Immers, voor een buurthuis is het verhuren eerder een algemeen nuttige activiteit, dan voor een school die buiten schooltijd haar klaslokalen verhuurt.

NB Opgemerkt zij dat het begrip ‘commercieel tarief’ giften en subsidies buiten beschouwing laat en dat tot de kosten tevens fictieve vrijwilligerskosten mogen worden geregeld.

4.De inkomsten van commerciële activiteiten moeten binnen een redelijke termijn ten goede komen aan de algemeen nuttige doelstelling. Hoe wordt getoetst of aan deze eis wordt voldaan? Gebeurt dat door middel van jaarverslagen? Wat verstaat de Belastingdienst onder een redelijke termijn? Hoe wordt dit getoetst? Verschilt dat per instelling en de grootte van een instelling?

Antwoord: De redelijkheid is een open norm. Daar heeft de wetgever bewust voor gekozen om afhankelijk van de omstandigheden van het geval een redelijke termijn in acht te kunnen nemen. Een echt handvat is hiervoor dus niet te geven. In voorkomende gevallen

(vooroverleg, toezicht vanuit kantoor of onderzoeken op locatie) zal a.d.h.v. de cijfers

(jaarverslagen en evt. achterliggende bescheiden), statuten en beleidsplan beoordeeld worden wat het resultaat is en hoe en op welk moment dat is besteed. Alle feiten en omstandigheden bepalen in hoeverre er sprake is van de redelijke termijn. Zowel de aard en omvang van de instelling, maar ook het doel, voorgenomen activiteiten en/of uitgaven kunnen van invloed zijn op de redelijkheidstoets.

5.Mogen de inkomsten uit de commerciële activiteiten alleen worden besteed aan het

algemene doel? Of mogen deze ook besteed worden aan de beheerskosten, of het opzetten van nieuwe commerciële activiteiten voor het algemene doel?

Antwoord: Vooropgesteld dat het meestal niet eenvoudig is om het verband vast te stellen tussen opbrengsten en bestedingen daarvan, dienen de opbrengsten uit commerciële activiteiten te worden besteed aan het algemeen nuttige doel. Beheerkosten (binnen de grenzen van art. 1a-1-g UR AWR) zijn uitgaven gedaan in het kader van de algemeen nuttige doelstelling Uitgaven voor het opzetten van commerciële activiteiten vallen hier niet onder. 6.Indien een ANBI vermogen oppot om de gelden te reserveren voor een langdurig project (bijvoorbeeld uitbreiding van een kerkgebouw) heeft dit invloed op de ANBI-status? Zo nee, is het dan niet in strijd met de anti oppoteis?

Antwoord: Nee en nee. In artikel 1b, leden 1 en 2 worden uitzonderingen genoemd op de anti- oppoteis. Het voorbeeld lijkt zeker onder die uitzondering te vallen (ik denk aan 1b-2-b en/of c URAWR)

7.Zodra een activiteit in lijn ligt met de (ideële) doelstelling van de ANBI wordt deze activiteit in beginsel aangemerkt als een algemeen nuttige activiteit, ook als deze tegen commerciële tarieven wordt verricht. Pas indien het geheel van alle algemeen nuttige

activiteiten tegen commerciële tarieven wordt verricht, kan niet meer gesproken worden van algemeen nuttige activiteiten. Wat zijn hiervan de specifieke gevolgen?

Antwoord: Als met het geheel van algemeen nuttige activiteiten structureel een positieve opbrengst wordt behaald (na eliminatie van subsidies, giften, legaten, inkomsten uit

commerciële activiteiten en na in aanmerking nemen van de fictieve kostenpost voor de inzet van vrijwilligers), is het gevolg dat de ANBI-status wordt ingetrokken. Met activiteiten waarmee een positief resultaat wordt behaald wordt geen algemeen belang beoogd, maar het behalen van winst.

8.Wat zijn de gevolgen indien het overschot over het geheel genomen wordt geschonken aan een andere ANBI? Geldt dit als een algemeen nuttige activiteit?

Antwoord: Bij de beoordeling van het algemeen nut ligt –zoals de Geefwet nadrukkelijk voorschrijft ligt de nadruk op de bestedingen en uitgaven. Dat kunnen bestedingen zijn ten behoeve van eigen algemeen nuttige activiteiten dan wel uitgaven/uitkeringen aan andere ANBI’s.

9.Wanneer is er sprake van een winstoogmerk ten aanzien van de algemeen nuttige activiteiten?

Antwoord: In ieder geval indien meer dan incidenteel overschotten worden behaald zonder dat er (met succes) een beroep kan worden gedaan op artikel 1b URAWR. Winstoogmerk, het streven naar winst, zal ook kunnen blijken uit andere feiten en omstandigheden.

10.Wat zijn de gevolgen indien er sprake is van structureel (jaar na jaar)verliesgevende commerciële activiteiten. Welke gevolgen heeft dit voor de ANBI-status?

Antwoord: Dan wordt niet meer voldaan aan de definitie van commerciële activiteiten en worden de activiteiten geherkwalificeerd als niet algemeen nuttig (max. 10%).

Bijlage II

Interview met Anna Zanen voorzitter van YWCA Nederland. Sedert 2012 vervult zij de rol als voorzitter. Daarvoor heeft zij verschillende functies vervult binnen de organisatie. In totaal is zij al meer dan 50 jaar werkzaam als vrijwilliger bij YWCA Nederland. Aan haar heb ik de volgende vragen gesteld:

1.Welke commerciële activiteiten verricht YWCA Nederland?

Antwoord: Wij verrichten geen commerciële activiteiten, omdat wij geen commerciële organisatie zijn.

2.De zalen die YWCA Nederland verhuurt is een commerciële activiteit. Weet u eigenlijk wel wat er verstaan wordt onder een commerciële activiteit?

Antwoord: Het is maar welke definitie er aan wordt gegeven. Als de zalenverhuur een commerciële activiteit is dan is dat blijkbaar zo. Wij hebben een pand en dat is ooit

aangekocht en dat verhuren wij om inkomsten te genereren om ons werk te kunnen doen. Dus het zijn inkomsten ten bate van het doel dat wij hebben. Alle winst is ten dienste van de organisatie.

3.Is het pand eigendom van YWCA Nederland?

Antwoord: Ja, wij zitten zelf in het pand en daarnaast hebben wij zalen beschikbaar die wij verhuren. De verhuur vindt plaats tegen niet-commerciële prijzen. Ik weet dat als je een projectontwikkelaar daar neer zou zetten dat deze wel €300,- per dagdeel zou vragen voor de zalen, maar wij doen dat niet. Onze prijzen zijn erg laag, omdat wij ook kijken naar

gelijkgerichte organisatie en die hanteren daar een veel lager bedrag voor. 4.Hoe worden de inkomsten uit de commerciële activiteit besteed.

Antwoord: In 2012 zijn deze besteed aan de kosten, de olijfboomcampagne en de projecten. Voor de olijfbomencampagne hebben wij materialen moeten inkopen. En dat zijn kosten die je niet terug krijgt. Het enige wat je terug krijgt is de olijfbomen die dus worden geplant in Palestina. Dat verklaart het negatieve resultaat van de campagne. Daarnaast hebben wij tevens een negatief resultaat gehad op de projecten. Dit kwam met name door de kosten die gemaakt zijn om de reis naar Praag voor de European Representatives Meeting mogelijk te maken. Het gekke is dat in een vrijwilligersorganisatie, wat wij dus zijn, de kosten hoger worden naarmate je meer vrijwilligers actief hebt. De vrijwilliger maakt kosten, zoals telefoonkosten, reiskosten en organiseert activiteiten waarbij er kosten zijn voor koffie en thee. Naarmate je - wat de overheid wilt- meer mensen actief hebt ben je als organisatie ook meer geld kwijt. Wij zijn een nationale organisatie en dat betekent dat je mensen niet met de fiets kan laten komen, maar dat je met hoge reiskosten zit omdat wij in Utrecht zitten. Er zijn mensen die zeggen oké dat betalen wij wel zelf maar er zijn ook een legio mensen die dat niet kunnen betalen. Als je een bijeenkomst hebt van vijf mensen om over vrouwenrechten te betalen en die komen vanuit Groningen en Enschede naar Utrecht. Dan lopen die reiskosten hoog op. Dus daar gaan heel veel kosten in zitten en dat geldt ook voor internationale reizen. Wij moeten sparen en reserveren voor als wij eens in de vier jaar de YWCA World Council hebben. Voor de European Representatives Meeting in Praag hebben wij twee of drie mensen

gestuurd en dat kost ook veel geld. Nou hebben wij daar wel een regel voor dat wij zeggen wij betalen het bedrag heen of dat degene een percentage zelf moet betalen. Dus het is geen luxe reisje, maar als vrijwilligersorganisatie moet je daar natuurlijk wel geld voor hebben. 5.Binnen welke termijn worden de inkomsten uit de commerciële activiteit besteed?

Antwoord: Deze worden binnen hetzelfde jaar besteed. Indien er een klein resultaat onbesteed blijft zoals in 2012 het geval was, reserveren wij dit voor het volgende jaar. In 2012 was het resultaat boekjaar € 807,-. Dit bedrag hebben wij apart gelegd om een aantal activiteiten te bekostigen die voor het jaar 2013 gepland waren.

6.Waar bestaan de huisvestingskosten uit?

Antwoord: De grootste post is het groot onderhoud van het huis. Het is een huis uit het jaar 1890 en dan vooral met name de daken en kozijnen zijn wij voortdurend bezig met het groot onderhoud. Als er een interne grote verbouwing is zetten wij daar een hypotheek op om het te kunnen betalen.

7.In hoeverre dragen de inkomsten uit de commerciële activiteit het doel van YWCA Nederland?

Antwoord: Er blijft een klein deel over als de kosten er vanaf gaan en dit draagt bij aan dat