• No results found

Conclusie en aanbevelingen

In document ‘Risico’s in reserve’ (pagina 63-69)

Het doel van het onderzoek is om inzicht te krijgen in de risico’s, het risicomanagement en de risicoverslaggeving van fondsenwervende instellingen. Hiervoor is de volgende vraagstelling opgesteld: In hoeverre geven fondsenwervende instellingen inzicht in het managen van hun risico’s? Om deze vraag te kunnen beantwoorden zijn er verschillende deelvragen opgesteld. Vervolgens is er een onderzoek uitgevoerd onder zestig jaarverslagen van FWI’s met een CBF keur en zijn er drie interviews afgenomen. De antwoorden op de deelvragen worden in paragraaf 7.1 beantwoord. In deze paragraaf wordt ook een antwoord gegeven op de vraag in hoeverre FWI’s inzicht geven in het managen van hun risico’s. In paragraaf 7.2 worden de beperkingen van het onderzoek besproken en ten slotte worden in paragraaf 7.3 aanbevelingen gegeven voor vervolgonderzoek.

7.1 Conclusie

De goede doelen sector en de fondsenwervende instelling.

In Nederland bestaan er 12.000 fondsenwervende instellingen, waarvan er 327 een CBF Keur hebben. Onder een fondsenwervende instelling wordt voor dit onderzoek verstaan: een naar Nederlands recht opgerichte stichting of vereniging die qua doelstelling niet is gericht op het behalen van winst en die voor het behalen van haar doelstellingen een beroep doet op de publieke offervaardigheid. Alle fondsenwervende instellingen met een CBF keur zijn in te delen in vier sectoren, te weten gezondheid, internationale hulp, natuur en milieu en cultuur en welzijn. Er zijn meerdere organisaties die zich bezig houden met belangen van de goede doelensector.

De regelgeving voor fondsenwervende instellingen.

Voor fondsenwervende instellingen bestaan er een aantal richtlijnen. Voor het verkrijgen van een CBF keur dient aan sommige richtlijnen verplicht worden voldaan. Zo dienen FWI’s met een CBF keurmerk te voldoen aan de Richtlijn FW en de Richtlijn Reserves Goede Doelen. Daarnaast zal de in 2004 gepresenteerde Code goed bestuur voor goede doelen vervlochten worden met de criteria voor het verkrijgen van een CBF keur. Richtlijn FW geeft standaarden voor de verslaggeving van FWI’s. Richtlijn Reserves, op gesteld door de commissie

Herkströter in opdracht van het VFI, geeft aan dat er geen reserves gevormd mogen worden zonder vóóraf bepaalde bestemming en dat reservering van middelen wenselijk is voor de

continuïteit van steun aan de doelstelling. De ontwerprichtlijn 650 spreekt niet meer over eigen vermogen, maar over reserves en fondsen. Volgens onderzoek van de Charity

Commission worden reserves voor verschillende redenen aangehouden. Voor het bepalen van de reserves is het van belang dat er een risico analyse wordt uitgevoerd.

Risico’s, risicomanagement en risicoverslaggeving

Onder een risico wordt in dit onderzoek verstaan een onzekerheid die zowel negatieve als positieve effecten kan hebben op het behalen van de doelstellingen. Risico’s kunnen worden ingedeeld in verschillende categorieën. Om risico’s goed te beheersen en een redelijke mate van zekerheid te verkrijgen dat de doelstellingen worden behaald is het goed om een

risicomanagement systeem te hebben. Voor FWI’s zijn de belangrijkste onderdelen voor risicomanagement: een risico beleid vaststellen, risico’s en controle maatregelen identificeren, risico’s vaststellen, evalueren welke acties genomen moeten worden en periodieke monitoring en beoordeling. Het jaarverslag blijkt een goede manier om informatie over risico’s weer te geven. Risicoverslaggeving bestaat uit drie componenten: het risicoprofiel, een beschrijving van het risicomanagement systeem en de in-control verklaring. Goede risicoverslaggeving leidt tot verbeterde interne besluitvorming, voldoen aan wet- en regelgeving, toegenomen vertrouwen bij investeerder en algemeen verbeterde besluitvorming. Uit onderzoek is gebleken dat bedrijven met meer risico’s niet altijd meer risicoverslaggeving hebben dan organisaties met minder risico’s. Wel blijkt dat grotere organisaties meer aan

risicoverslaggeving doen dan kleinere organisaties.

Het onderzoek, in hoeverre geven FWI’s inzicht in het managen van hun risico’s?

Door het onderzoek moet een uiteindelijk antwoord worden gegeven op de vraagstelling. Uit het onderzoek van de 60 jaarverslagen over het jaar 2006 van FWI’s en uit de drie interviews kwam naar voren dat er een groot verschil is in de risicoverslaggeving tussen de verschillende organisaties. De ene FWI doet veel meer aan risicoverslaggeving dan een andere FWI. Er zijn 28 organisaties die in het jaarverslag niets hebben geschreven over risico’s. Uit de interviews kwam wel naar voren dat niet alles wat aan risicomanagement wordt gedaan binnen een organisatie ook altijd wordt gerapporteerd in het jaarverslag. Het bleek dat de grote FWI’s, met een besteedbaar inkomen boven de 7,5 miljoen euro, meer inzicht geven in het managen van hun risico’s dan de kleine organisaties, met een besteedbaar inkomen onder de 7,5 miljoen. Dit komt ook overeen met het eerdere onderzoek naar risicoverslaggeving van Linsley en Shrives.

Tussen de organisaties in de vier verschillende sectoren is geen significant verschil zichtbaar in het inzicht geven in risicomanagement. Wel bleek dat de welzijn en cultuursector en de internationale hulpsector in het totaal beter scoorden dan de gezondheidssector en de natuur en milieusector.

De meeste risico’s die worden genoemd door FWI’s, in het jaarverslag en tijdens interviews, vallen binnen de categorieën reputatierisico’s, financiële risico’s, operationele risico’s en wet- en regelgevingsrisico’s. Veel FWI’s die risico’s weergeven in het jaarverslag geven hier ook beheersmaatregelen voor. Daarentegen wordt binnen de goeden doelensector weinig gebruik gemaakt van een risicomanagement systeem. Waar het gaat om het bepalen van de

continuïteitsreserve bleek dat maar zes van de zestig organisaties in het jaarverslag hebben geschreven deze reserve bepaald te hebben aan de hand van een risico analyse.

Al met al kan worden geconcludeerd dat er een groot verschil zichtbaar is tussen de risicoverslaggeving van verschillende FWI’s. Risicomanagement speelt zeker wel bij veel organisaties, maar er wordt niet altijd evenveel inzicht in gegeven. Vaak worden er wel bewuste keuzes gemaakt wat wel en wat niet te rapporteren. De grote organisaties geven duidelijk vaker inzicht in hun risico’s en risicomanagement dan de kleine organisaties. De echt kleine organisaties uit het onderzoek, met een besteedbaar inkomen onder de drie miljoen euro, geven helemaal geen inzicht in hun risico’s en risicomanagement.

Zoals naar voren is gekomen uit de interviews zijn er organisaties bij die in het jaarverslag vrijwel geheel inzicht geven in alles wat ze met risicomanagement doen. Daarentegen zijn er ook organisaties die niets weergeven over risicomanagement in het jaarverslag, maar binnen de organisatie wel iets doen aan het in kaart brengen en beheersen van de risico’s.

7.2 Aanbevelingen

Uit de literatuurstudie is gebleken dat er meerdere voordelen verbonden zijn aan het gebruik van een risicomanagement systeem. Ook is uit de literatuurstudie naar voren gekomen dat risicoverslaggeving van toegevoegde waarde is, aangezien het leidt tot meer vertrouwen bij investeerders (donateurs), tot verbeterde besluitvorming en het voldoen aan wet- en

regelgeving. Vooral het eerste punt, meer vertrouwen bij investeerders, is van belang voor FWI’s. Vandaar dat ik FWI’s aanbeveel om over risico’s te rapporteren in het jaarverslag.

Aangezien het belangrijk is dat FWI’s hun risico’s beheersen beveel ik FWI’s ook aan gebruik te maken van een risicomanagement systeem. Maar hierbij dient wel aangetekend te worden dat het belangrijk is dat er een kosten baten analyse wordt uitgevoerd. Het primaire doel van een FWI is om een zo groot mogelijk deel van de inkomsten bij het uiteindelijk goede doel te krijgen. Voor kleine organisaties zullen de kosten van het gebruik van een risicomanagement systeem niet opwegen tegen de baten. Ook voor grote organisaties dient gekeken te worden of de baten van een risicomanagement systeem opwegen tegen de kosten.

Los van het risicomanagement systeem beveel ik FWI’s sterk aan een risico analyse te maken, om zo goed in kaart te krijgen aan welke risico’s de organisatie bloot staat om vervolgens te kunnen beslissen voor welke risico’s beheersmaatregelen genomen worden. Dit is in het belang van het behalen van de doelstellingen. Als de doelstellingen niet behaald worden, schaadt dit het vertrouwen van de donateurs. Daarnaast is een risico analyse ook nodig voor het bepalen van de continuïteitsreserve. Uit het onderzoek is gebleken dat maar weinig organisaties een koppeling maken tussen de risico analyse en de continuïteitsreserve. De continuïteitreserve dient ter dekking van risico’s, vandaar dat ik dan ook, naast Richtlijn Reserves en Ontwerprichtlijn 650, aanbeveel deze reserve te bepalen aan de hand van een risico analyse.

7.3 Beperkingen

Aan het uitgevoerde onderzoek kleven een aantal beperkingen. Het betreft hier en steekproef van zestig organisaties die een CBF keur bezitten. Dit geeft wel een redelijk representatief beeld van de fondsenwervende instellingen, maar het zou uiteraard nog beter zijn om een nog grotere steekproef te nemen. Daarnaast is bij het onderzoek gebruik gemaakt van drie

interviews. Dit betroffen interviews van a) een organisatie die heel veel inzicht geeft in haar risico’s in het jaarverslag, b) een organisatie die wat inzicht geeft in de risico’s en c) een organisatie die helemaal geen inzicht geeft in de risico’s en het risicomanagement. Om een beter beeld te krijgen van hoeveel inzicht organisaties in hun risicomanagement geven, hoeveel ze hierover in het jaarverslag schrijven en wat ze daadwerkelijk doen aan risicomanagement binnen de organisatie, zou het beter zijn om veel meer interviews te houden. Zeker omdat ook is gebleken dat niet alle organisaties al hun bezigheden omtrent risicomanagement weergeven in het jaarverslag. Drie interviews van 60 onderzochte organisaties geeft wel een indruk, maar niet echt een representatief beeld.

Het onderzoek is uitgevoerd aan de hand van 13 opgestelde criteria. Aan deze criteria zijn punten toegekend. In dit onderzoek heb ik voor deze puntenverdeling gekozen, maar de punten zouden ook anders toebedeeld kunnen worden, waardoor er eventueel een andere uitkomst uit het onderzoek zou kunnen komen. Daarnaast zijn een aantal

antwoordmogelijkheden op de gestelde criteria niet zwart/wit. Een voorbeeld is het aantal risico’s dat wordt genoemd in het jaarverslag: geen, aantal of vrijwel alle. De gegeven antwoorden blijven een eigen interpretatie.

7.4 Aanbevelingen voor vervolgonderzoek

Om goed in kaart te krijgen in hoeverre fondsenwervende instellingen zich bezig houden met risicomanagement zouden in een vervolgonderzoek veel meer interviews gedaan kunnen worden. Aangezien niet alle FWI’s in het jaarverslag alle informatie geven over wat ze binnen de organisatie doen aan risicomanagement, kan met interviews beter onderzocht worden in hoeverre risicomanagement echt speelt bij FWI’s dan bij een onderzoek gebaseerd op de jaarverslagen. Naast het uitbreiden van het aantal interviews zou de steekproef van 60 organisaties nog meer uitgebreid kunnen worden.

Een andere aanbeveling voor vervolgonderzoek is om uit te zoeken wat de reden is dat de meeste FWI’s geen gebruik maken van een risicomanagement systeem. Uit twee van de drie interviews kwam al naar voren dat het relatief kleine organisaties zijn, waarvoor een

risicomanagement systeem te duur zou zijn. Daarnaast zou er een link gelegd kunnen worden tussen FWI’s in Nederland en bijvoorbeeld FWI’s in Engeland. Zijn FWI’s op het gebied van risicomanagement in Engeland veel verder dan in Nederland? Zouden de FWI’s in Nederland wat kunnen leren van de FWI’s in Engeland?

Als laatste aanbeveling voor vervolgonderzoek noem ik hier een onderzoek naar de reserves. Er zou onderzocht kunnen worden hoe het eigen vermogen van FWI’s precies is opgebouwd en wordt weergegeven in de jaarverslagen (fondsen en reserves). Vervolgens kan worden onderzocht hoe de reserves worden gewaardeerd, of er inderdaad vrij weinig gebruik wordt gemaakt van een risico analyse bij het bepalen van de reserves. Dit onderzoek zal grotendeels gebaseerd moeten zijn op interviews of enquêtes, aangezien niet alle organisaties in het jaarverslag vermelden dat er een risico analyse is gemaakt.

Literatuurlijst

 Aukes, J., Maat, J., Non-Profitorganisaties, In: Hoogendoorn, M.N., Klaassen, J., Krens, F. (2004), Externe verslaggeving in theorie en praktijk Deel II, vierde druk, Reed

Business Information bv, ’s-Gravenhage

 Burgerlijk Wetboek

 Bryce, H.J. (2000). Financial and Strategic Management for Nonprofit Organization

 The Charity Commission for Engeland and Wales (2007). Charities and Risk Management, July 2007.

 The Charity Commission for Engeland and Wales (2003). Charity Reserves, March 2003.

 CICA, Canadion Institute of Chartered Accountants, 2006. Risk disclosures MD&A Interpretive Release.

 COSO (2004). Enterprise Risk Management – Integrated Framework.

 Drew, S.A.W., Kendrick, T. (2005). Risk management: the five pillars of corporate governance. Journal of General Management, vol. 31, No. 2: 19-36

 Epstein, M.J., Buhovac A.B. (2006). The reporting of organizational risks for internal and external decision-making. Gepubliceerd door CMA Canada en AICPA

 Framjee, P. (2005). Risk Management – A simple framework. www.charitiesdirect.com

 Groesbeek, M.J. ‘Goede doelen kunnen beter beleggen’, In: Het Financieele Dagblad, 9 mei 2007

 Groot, C. de (2006). Risicomanagement en risicoverslaggeving tegen de achtergrond van corporate governance. Maandblad voor accountancy en bedrijfseconomie, januari/februari 2006: p. 64-71

 Groot, J. de (2007). Accounting for risks in het jaarverslag. Spotlight 2007, uitgave 1, Pricewaterhouse Coopers.

 Herkströter, C.A.J. (2004), VFI Richtlijn ‘Reserves Goede Doelen’

 Herman, M.L. (2002). Risicomanagement in the nonprofit sector. Risk Management, nr 49 juni 2002: p. 26-31

 Het Parool (2007), Digitale Goed TV wil mensen motiveren zich in te zetten voor een betere wereld. In: Het Parool, 4 oktober 2007.

 Hillson, D. (2002). Extending the risk process to manage opportunities. International

 Karman, M., Schwachten, J.H., Fondsenwervende Instellingen, In: Hoogendoorn, M.N., Klaassen, J., Krens, F. (2004), Externe verslaggeving in theorie en praktijk Deel II, vierde druk, Reed Business Information bv, ‘s-Gravenhage

 Kuypers, M. ‘Goede doelen zoeken dialoog met de overheid’, In: het Financieele Dagblad, 22 november 2006

 Linsley, P.M., Shrives, P.J. (2005). Examining risk reporting in UK public companies.

Journal of Risk Finance, vol 6: 292-305

 Linsley, P.M., Shrives, P.J. (2007). Risk reporting: a study of risk disclosures in the annual reports of UK companies. The British Accounting Review, vol 8: 387-404

 Meijer, J.W. (2003). Verslaggeving over risico’s. Maandblad voor accoutancy en

bedrijfseconomie, maart 2003: p. 109-118.  RJ 650 Fondsenwervende instellingen

 Ontwerprichtlijn 650 Fondsenwervende instellingen

 PKF, CFDG (Charities Finance Directors’Group). Managing risk, Protecting your assets. September 2007.

 Smulian, M. (2007). Risks and realities: crisis management/antisocial behaviour. In: The Guardian, 11 Juli 2007

 Suurland, L. (2007). Ontwerprichtlijn 650 Fondsenwervende instellingen. Deloitte

Update, Jaargang 1, nr. 2, mei 2007.

 Trouw (2006). ‘Goede doelen potten op: 1,4 miljard in reserve’, In: Trouw, 11 december 2006

 Versluis. J. (2003). Charity Governance. Accountant-Adviseur, nr 5 mei 2oo3.

 VFI-richtlijn ‘Reserves Goede doelen’

 Wijffels, H. (2005). Advies van de commissie code goed bestuur voor goede doelen

 Williams, C.A., Smith, M., Young, P.C. (1995) Risk management and insurance. Mc Grawhill, Singapore.

Websites:

 Centraal Bureau Fondsenwerving: www.cbf.nl

 Donateurvereniging: www.donateurvereniging.nl

 Vereniging Fondsenwervende Instellingen: www.vfi.nl

In document ‘Risico’s in reserve’ (pagina 63-69)