• No results found

334. In dit hoofdstuk heeft het college de resultaten weergegeven van zijn onderzoek naar de vraag in hoeverre de positie Tele2/Versatel en UPC als enige aanbieders van gespreksafgifte op hun afzonderlijke vaste netwerk een AMM-positie inhoudt in de zin van hoofdstuk 6a van de Tw. Uit dit onderzoek blijkt:

- een marktaandeel van 100% van Tele2/Versatel en UPC op de markt voor gespreksafgifte op op het eigen vaste netwerk;

- de aanwezigheid van absolute toetredingsdrempels, als gevolg waarvan potentiële concurrentie op de markten voor gespreksafgifte op de individuele vaste netwerken van Tele2/Versatel en UPC geheel afwezig is;

- onvoldoende kopersmacht om Tele2/Versatel of UPC te verhinderen zich onafhankelijk op te stellen van zijn (wholesale) afnemers of concurrenten op andere markten (vast/mobiel) bij het aanbieden van vaste gespreksafgifte;

- de afwezigheid van overige factoren die alleen of in gezamenlijkheid aanbieders van vaste gespreksafgifte verhinderen zich onafhankelijk op te stellen van zijn (wholesale) afnemers of concurrenten op andere markten (vast/mobiel).

335. Op grond van bovenstaande concludeert het college dat Tele2/Versatel en UPC zich in Nederland onafhankelijk kunnen opstellen van afnemers en andere aanbieders op de relevante wholesalemarkt voor gespreksafgifte op het eigen vaste netwerk, en dus aanmerkelijke marktmacht hebben op de markt voor gespreksafgifte op het eigen vaste netwerk.

336. Daarnaast concludeert het college dat geen collectieve dominantie bestaat op de relevante wholesalemarkten voor gespreksafgifte op vaste netwerken in Nederland, op grond van het feit dat per definitie slechts sprake is en kan zijn van één aanbieder op elke relevante markt.

337. Het college merkt op dat toezichthouders in andere lidstaten van de Europese Unie in het kader van de marktanalyse ten aanzien van de dominantie tot een zelfde conclusie komen

338. In zijn advies van 1 november 2007 onderschrijft de RvB NMa de conclusie van het college dat Tele2/Versatel en UPC ieder beschikken over aanmerkelijke marktmacht op de relevante markt voor gespreksafgifte op het eigen vaste netwerk.

Mededingingsproblemen

OPENBARE VERSIE

7 Mededingingsproblemen

7.1 Inleiding

339. Een AMM-positie van een aanbieder op de relevante markt brengt met zich mee dat deze aanbieder in staat is tot mededingingsbeperkende gedragingen. Dit hoofdstuk richt zich expliciet op de mededingingsproblemen die voort kunnen komen uit een AMM-positie. Mededingingsproblemen komen voort uit gedragingen van AMM-aanbieders die er in het algemeen op gericht zijn om

concurrenten van de markt te verdrijven, toetreding te weren (uitsluiting) of om welvaart te onttrekken aan eindgebruikers (uitbuiting).

340. Het college benadrukt dat de in dit hoofdstuk beschreven mededingingsproblemen potentiële problemen zijn die zich voor kunnen doen als gevolg van de aanwezigheid van een partij met aanmerkelijke marktmacht op de relevante markt, het gaat hierbij dus niet noodzakelijkerwijs om daadwerkelijk geconstateerde gedragingen. Het college zal voor elk van de in dit hoofdstuk beschreven mededingingsproblemen aangeven waarom het waarschijnlijk is dat een bepaalde gedraging zich op de betrokken markt voor zal doen en, indien de gedraging zich voordoet, welke effecten daarvan kunnen uitgaan. Het college houdt daarbij zoveel mogelijk rekening met de antwoorden die marktpartijen hebben gegeven op vragen over welke mededingingsproblemen zij verwachten op deze markt.

341. In dit hoofdstuk onderzoekt het college potentiële mededingingsproblemen die het gevolg zijn van dominantie op de in dit besluit afgebakende markten:

- de wholesalemarkt voor gespreksafgifte op geografische nummers op het vaste netwerk van Tele2/Versatel in Nederland;

- de wholesalemarkt voor gespreksafgifte op 088-nummers op het vaste netwerk van Tele2/Versatel in Nederland;

- de wholesalemarkt voor gespreksafgifte op geografische nummers op het vaste netwerk van UPC in Nederland;

- de wholesalemarkt voor gespreksafgifte op 088-nummers op het vaste netwerk van UPC in Nederland.

342. Zoals hiervoor reeds aangegeven duidt het college duidt deze specifieke groep van

afgiftemarkten in het vervolg van dit besluit aan als de relevante markten voor ‘gespreksafgifte op de vaste netwerken van Tele2/Versatel en UPC’.

343. Bij de analyse van de (potentiële) mededingingsbeperkende gedragingen is het college uitgegaan van een denkbeeldige marktsituatie waarbij Tele2/Versatel en UPC geen AMM-verplichtingen kennen bij het afleveren van verkeer op het eigen vaste netwerk.

Mededingingsproblemen

OPENBARE VERSIE

344. Het startpunt voor het onderzoek naar mogelijke mededingingsbeperkende gedragingen is de ‘Common Position on the approach to Appropriate remedies in the new regulatory framework’ van de ERG uit 2004, alsmede de herziene versie daarvan uit 2006.120 In dit gezamenlijke standpunt hebben de Europese Commissie en de Europese nationale regelgevende instanties, ter bevordering van een geharmoniseerde aanpak van mededingingsproblemen in de Europese Unie, een gezamenlijke analyse gemaakt van de problemen die in geval van aanmerkelijke marktmacht kunnen ontstaan op onderscheiden relevante markten in de telecommunicatiesector.

345. De door de ERG geïdentificeerde mededingingsproblemen zijn als uitgangspunt genomen om te komen tot een overzicht van de meest aannemelijke mededingingsproblemen die zich voor kunnen doen op de onderzochte markten voor gespreksafgifte.

346. Op basis van de marktanalyse identificeert het college voor de relevante markten van vaste gespreksafgifte in Nederland de volgende (potentiële) mededingingsbeperkende gedragingen:

- het discriminatoire gebruik of het achterhouden van informatie;

- het vertragen van onderhandelingen bij het sluiten van overeenkomsten voor gespreksafgifte; - het stellen van onbillijke voorwaarden aan gesprekafgifte;

- een strategisch productontwerp; - prijsdiscriminatie

- kwaliteitsdiscriminatie;

- oneigenlijk gebruik van informatie ten aanzien van concurrenten; - buitensporig hoge tarieven; en

- marge-uitholling.121

347. De (potentiële) mededingingsbeperkende gedragingen kunnen enerzijds andere aanbieders in de toegang tot eindgebruikers op het vaste telefoonnetwerk voor het afleveren van spraakverkeer belemmeren. Anderzijds zijn deze gedragingen prijsgerelateerd en kunnen voor andere aanbieders een stijging veroorzaken van de kosten van gespreksafgifte en daarmee uiteindelijk de tarieven voor eindgebruikers van andere aanbieders die willen bellen naar het betreffende vaste netwerk verhogen.

348. De gedragingen kunnen erop gericht zijn om de eigen kosten van interoperabiliteit te vermijden, om op de markt voor vaste telefonie bestaande concurrenten van de markt te verdrijven of toetreding van potentiële concurrenten te voorkomen. Het kan bijvoorbeeld voor een grote aanbieder als KPN een aantrekkelijke strategie zijn om derden te benadelen ten opzichte van haar eigen retailbedrijven om op deze wijze de concurrentie op de retailmarkt te beperken. Voorts kunnen de gedragingen erop gericht zijn om het eigen producentsurplus te vergroten ten koste van het consumentensurplus. In het

120

ERG, “Common Position on the approach to appropriate remedies in the new regulatory framework”, ERG(03)30rev1, April 2004 en “Revised ERG Common Position on the approach to Appropriate remedies in the ECNS regulatory framework”, Final version, May 2006.

121

Zie ook ERG Common Position on the approach to appropriate remedies in the new regulatory framework, 2003 en de Revised ERG Common Position on the approach to Appropriate remedies in the ECNS regulatory framework”, 2006.

Mededingingsproblemen

OPENBARE VERSIE

laatste geval gaat het dan met name om prijsgerelateerde gedragingen die tot gevolg kunnen hebben dat de welvaart van eindgebruikers door deze gedragingen afneemt.122

7.2 Gedragingen die de toegang ten behoeve van vaste gespreksafgifte