• No results found

Conclusie en aanbevelingen

6.1 Conclusies

De platformarbeidsmarkt is een feit. De maaltijdbezorgers en Uberchauffeurs zijn niet meer weg te denken uit het Nederlandse straatbeeld. Maar dit fenomeen heeft ook een keerzijde. Door middel van deze scriptie heb ik getracht vanuit een nieuwe invalshoek een bijdrage te leveren aan de (juridische) discussie omtrent deze problematiek.

In de inleiding stelde ik de vraag in hoeverre de wetgeving inzake arbeidstijden en arbeidsomstandigheden van toepassing is op platformarbeid in het wegvervoer. Op basis van dit onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken.

Doel en de reikwijdte van de Arbo- en Arbeidsomstandighedenwetgeving

Zowel de Arbowet als de Arbeidstijdenwet zorgen beide voor de veiligheid, gezondheid en het welzijn van werknemers bij hun werk. Daarnaast dienen deze wetten ter bescherming van de samenleving. De Arbeidstijdenwet heeft als tweede doelstelling het voor werknemers eenvoudiger te maken om arbeid te combineren met zorgtaken of andere verantwoordelijkheden buiten de arbeid. De Arbowet en de Arbeidstijdenwet gelden voor alle werknemers én ook voor ‘zelfstandigen’ die onder gezag werken. Deze ‘zelfstandigen’ worden dan aangemerkt als werknemer in de zin van de Arbowet en Arbeidstijdenwet.

Gezag

Beide wetten gaan ervan uit dat als er gezag is over de arbeid dat de werker verricht, dat degene die dat gezag uitoefent de verantwoordelijkheid heeft te zorgen voor de veiligheid en gezondheid van het werk van die persoon. Dat betekent dus naarmate het platform meer instructies geeft, zoals hoe lang, waar, waarmee en of op welk moment arbeid wordt verricht, dat de kans groter is dat het als Arbo- en ATW ‘werkgever’ wordt aangemerkt.

Handhaving

Uit dit onderzoek is duidelijk geworden dat de Inspectie Leefomgeving en Transport (grotendeels) belast is met de handhaving en toezicht op de werkzaamheden in het wegvervoer. Daarnaast blijkt dat zowel de Inspectie SZW als ILT kampt met bezuinigingen en onderbezetting. Dit heeft een negatieve invloed op het handhavingsmechanisme. Uit recente

berichtgeving blijkt echter dat er verbetering op komst is. In de komende jaren zal worden geïnvesteerd in extra handhavers, nieuwe kennis en technologie. Hiermee is een stap in de goede richting gezet.

Deliveroo en Uber

De focus van dit onderzoek lag op de grootste platformen in het wegvervoer; Uber en Deliveroo. Uit dit onderzoek blijkt dat bij beide platformen het beleid inzake arbeidsomstandigheden en arbeidstijden te wensen overlaat.

Bij Deliveroo hebben de maaltijdbezorgers te maken met zware fysieke belasting en een verhoogd (verkeers)veiligheidsrisico. Zij worden hier door het platform onvoldoende op gewezen. Daarnaast zijn er steeds meer minderjarige maaltijdbezorgers werkzaam.

De voornaamste kritiek op Uber is dat het platform hun chauffeurs (indirect) zou bewegen tot het overtreden van de rij- en rusttijden. Onder meer omdat het platform de chauffeurs door middel van promo-acties en bonussen aanmoedigt om veel te rijden. Mijn standpunt is dat Uber hiermee in strijd handelt met het ‘jaag en premie verbod’ ex art. 2.7:1 Atb vervoer. Hier zal streng op moeten worden gehandhaafd door de Inspectie Leefomgeving en Transport.

De conclusie is dat beide platformen ernstig te kort schieten in het waarborgen van de veiligheid, gezondheid en het welzijn van de platformwerkers bij hun werk.

Eindconclusie

De Arbo- en Arbeidstijdenwet heeft twee doelen: het beschermen van de werkende en beschermen van de samenleving. Idealiter worden deze doelen gerealiseerd. Maar in de platformeconomie staan deze onder druk. Om te beoordelen in hoeverre de Arbo- en Arbeidstijdenwet van toepassing is zal per platform-platformwerker beoordeeld moeten worden of er sprake is van een gezagsrelatie. De uitkomst van de beoordeling bepaalt wie verantwoordelijk is voor het borgen van de arbeidsomstandigheden van de platformwerkers.

In het geval van de Deliveroo-maaltijdbezorgers en Uberchauffeurs stel ik mij op grond van de feitelijke situatie op het standpunt dat sprake is van een gezagsrelatie. Beide platformen zijn derhalve aan te merken als ‘werkgever’ in de zin van de Arbowet en Arbeidstijdenwet. Dit volgt tevens uit het oordeel van de rechtbank te Amsterdam en het gerechtshof in London. Zo bepaalt

Uber per algoritme welke chauffeur - volgens de meest efficiënte route - een rit mag maken. Daarnaast hanteert Uber een beoordelingssysteem dat in het ergste geval kan leiden tot ‘deactivatie’; een beëindiging van de samenwerking. Ook Deliveroo hanteert een soortgelijk beleid. De maaltijdbezorgdienst gebruikt een partnerovereenkomst dat compleet en exclusief door haar zelf is opgesteld en niet onderhandelbaar is. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van digitale systemen voor het inroosteren van de bezorgers en de bezorging van maaltijden.

De feitelijke werkelijkheid spreekt voor zich. Er is sprake van gezag, dus is voldaan aan art. 1 lid 2 Arbowet en art. 1:1 lid 2 Arbeidstijdenwet. Aldus kunnen beide platformbedrijven worden aangemerkt als ‘werkgever’ in de zin van de Arbowet en Arbeidstijdenwet. Dat betekent dat zij gehouden zijn de regels uit de Arbowet en de Arbeidstijdenwet na te leven.

Tot slot stel ik me op het standpunt dat gelet op het doel – de veiligheid en gezondheid van de samenleving en het welzijn van werknemers bij hun werk – de Arbowet en de Arbeidstijdenwet dient te gelden voor een ieder die (afhankelijke) arbeid verricht, zo ook de platformwerkers in het wegvervoer.

6.2 Aanbevelingen

Op grond van de voorgaande conclusies kom ik tot de volgende aanbevelingen: 1. Maatwerk wetgeving

De ene platformwerker is de andere niet. Daarom is het aan te raden om per sector en platform te kijken naar de mogelijkheden binnen de wetgeving. De huidige wetgeving moet toekomstbestendig worden gemaakt en nieuwe wetgeving moet gemaakt worden met oog op de toekomst.

2. Platform(werkers) onder de werkingssfeer van de Arbo- en Arbeidstijdenwet brengen. In beginsel vallen zelfstandigen niet onder desbetreffende wetgeving. Echter valt op grond van de besproken risico’s te overwegen deze groep, of in elk geval de platformwerkers die in de meest risicovolle beroepen werken, alsnog onder de werkingssfeer te brengen. Ook kan worden overwogen dat de verplichting tot het maken van een ri&e ook moet gelden voor de platformbedrijven. Zodat in ieder geval de risico’s in kaart worden gebracht.

3. Benut technische mogelijkheden.

Data en algoritmes kunnen bijdragen aan de naleving van de regels. Het is verstandig om samen met de platformbedrijven na te denken over hoe technische mogelijkheden kunnen worden benut voor het bevorderen van de naleving en handhaving van regelgeving.

4. Verhoog de sancties

De huidige boetes zorgen mijns inziens niet voor het juiste schrikeffect. De grote vervoersondernemingen schrikken namelijk niet van deze bedragen en de chauffeurs worden er niet van weerhouden om de regels te overtreden. Om de preventie te bevorderen is dus een verzwaring van de sancties noodzakelijk.

5. Maximum aantal ritten in voeren voor Uberchauffeurs.

Meer geld vormt een belangrijke werkprikkel. De chauffeurs worden door bonussen gestimuleerd worden om veel te rijden. Om hier tegen een halt toe te roepen kan worden overwogen om een maximumaantal ritten per chauffeur per dag toe te staan. Dit zou kunnen worden ingevoerd in de Uber-app, met als gevolg dat de chauffeur bij het overschrijden van het aantal ritten niet meer van de app gebruik kan maken.

6. In dialoog met de platformen

In het kader van deze wetgeving kan worden overwogen om platformbedrijven een rol te geven om een vinger aan de pols te houden en veilig gedrag te bevorderen met het oog op het publieke belang. Het valt toe te juichen dat een platform zoals Uber zich steeds meer verantwoordelijk voelt voor de arbeidsomstandigheden van de chauffeurs.

Literatuurlijst

Literatuur

Bennaars en Popma 2018

J.H. Bennaars en J. Popma, Publiek arbeidsrecht en de werknemerachtige, in: J. H. Bennaars e.a. (red.), De werknemerachtige in het sociaal recht - Een verkenning, Kluwer Deventer 2018.

Berg 2019

L. Van den Berg, ‘Platformarbeid: biedt het Rariteitenbesluit soelaas?’, TRA 2019/15.

Boot 2005

G.C. Boot, Arbeidsrechtelijke bescherming, Proefschrift (Thesis Doctoraal) Universiteit van Leiden 2005.

Van Drongelen 1991

J. van Drongelen, De ontwikkeling van de arbeidsinspectie in een veranderde wetgeving, (diss. Maastricht) Maastricht: Universiteit van Maastricht 1990.

Van Drongelen 2004

J. van Drongelen & W.J.P.M. Fase, Inleiding Arbeidsomstandighedenrecht, Den Haag: Sdu uitgevers 2004.

Van Drongelen 2018

J. van Drongelen & J.A. Hofsteenge, De Arbowet geschetst, Zutphen: Uitgeverij Paris bv 2018.

Van Drongelen 2004

J. van Drongelen & W.J.P.M. Fase, Inleiding Arbeidsomstandighedenrecht, Den Haag: Sdu uitgevers 2004.

Geers 1988

A.J.C.M. Geers, Recht en humanisering van de arbeid, Deventer: Kluwer 1988.

Hoekstra 2018

R. Hoekstra, Naar een normalisering van platformwerk?, 2018.

Houwerzijl 2017

M.S. Houwerzijl, ‘Arbeid en arbeidsrecht in de digitale platformsamenleving, transnationale dimensies en dilemma’s’, TRA 2017/59.

Jacobs 2006

A.T.J.M. Jacobs, Herijking van de positie van de Arbeidsinspectie, in: S. Klosse et al, Had Geers het geweten! Arbeid en gezondheid: schipperen tussen verantwoordelijkheid en bescherming, Alphen a/d Rijn: Kluwer 2006.

Kruit en Ouwenhand 2018

P. Kruit & M. Ouwenhand, ‘Platformarbeid, De ene platformwerk(nem)er is de andere niet’, TRA 2018/58.

Lieman 2018

R. Lieman, Uber voor alles, Uitgeverij Business Contact 2018.

Messenger 2018

J. Messenger, Working time and the future of work, ILO Future of Work Research Paper Series, Genève 2018.

Popma 2010

J.R. Popma, het recht op veilige, gezonde en waardige arbeid, Nieuwerkerk aan den IJssel: Gelling Publishing 2010.

Popma 2011

Dr. Jan Popma, 'Inkrimping Arbeidsinspectie in strijd met ILO Verdrag 81', ARBAC november 2011, DOI: 10.5553/ARBAC/.000003.

Schwitters 1991

R.J.S. Schwitters, De risico’s van de arbeid: Het ontstaan van de Ongevallenwet 1901 in sociologisch perspectief(diss. Utrecht), Groningen: Wolters-Noordhoff 1991.

SEO 2018

B. ter Weel, S. van der Werff, H. Bennaars, R. Scholte, J. Fijnje, M. Westerveld, T. Mertens, De opkomst en groei van de kluseconomie in Nederland, Sociaal Economisch Onderzoek (SEO), Amsterdam 2018.

Verhulp 2018

E. Verhulp, ‘Platformwerkers verdienen meer!’, Arbeidsrecht 2018/1. Wilthagen 1993

A.C.J.M. Wilthagen, “Het overheidstoezicht op de arbeidsomstandigheden : een onderzoek naar het functioneren van de Arbeidsinspectie.” Groningen: Wolters-Noordhoff, 1993.

Van Zwam 1994

Parlementaire stukken

Wet van den 19den September 1874, houdende maatregelen tot het tegengaan van overmatigen arbeid en verwaarloozing van kinderen, Stb. 1874 130.

Wet van 1 november 1919, bepalingen over de beperking van de arbeidsduur in het algemeen en tot het tegengaan van gevaarlijk arbeid.

Wet van 23 november 1977, Stb. 1977 689.

Verdrag betreffende de Europese Unie, Trb. 1992, 74.

Besluit van 4 december 1995, houdende nadere regels inzake de arbeids- en rusttijden (Arbeidstijdenbesluit).

Besluit van 15 januari 1997, houdende regels in het belang van de veiligheid, de gezondheid en het welzijn in verband met de arbeid (Arbeidsomstandighedenbesluit).

Besluit van 14 februari 1998, houdende nadere regels inzake de arbeids- en rusttijden in of op voertuigen, aan boord van vaartuigen en voor loodsen (Arbeidstijdenbesluit vervoer).

Wet van 18 maart 1999, houdende bepalingen ter verbetering van de arbeidsomstandigheden, Stb. 1999 184.

Aanbeveling van de Raad van de EU van 18 februari 2003 (PB L 53 / 54 van 28.2.2003). Adviesaanvraag in afschrift aan de Tweede Kamer bij brief van 29 april 2003, SZW 0333700. Richtijn 2003/88/EG van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd.

Besluit van 16 oktober 2009, houdende wijziging van het Besluit personenvervoer 2000, het Arbeidstijdenbesluit vervoer en het Reglement rijbewijzen in verband met de invoering van de boordcomputer taxi, de afschaffing van de vergunning voor collectief personenvervoer en een technische wijziging in verband met het elektronisch vervoerbewijs.

Besluit van 2 september 2010, tot wijziging van de Beleidsregels Arbeidsomstandighedenwetgeving in verband met de intrekking van beleidsregels, Stcrt. 2010, 13955.

Besluit van 13 juni 2012, houdende wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met verdere bescherming van zelfstandigen, het plaatsonafhankelijk werken, de invoering van de algemene verplichting voor werkgevers tot het digitaal melden van gegevens bij de Inspectie SZW en van het Warenwetbesluit drukapparatuur in verband met een redactionele aanpassing.

Kamervragen (aanhangsel) 2012-2013, nr. 1156.

Besluit van 8 december 2014 tot wijziging Arbeidstijdenbesluit vervoer in verband met vereenvoudiging regels taxivervoer.

Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit vervoer (wegvervoer) 2016.

Interpretatieve mededeling over Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd. (2017/C 165/01) Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden in de Europese Unie.

Kamervragen (Aanhangsel) 2017-2018, nr. 298.

Kamerbrief Commissie regulering van werk, 7 november 2018. Staatscourant 2018 nr. 33434.

Kamerbrief beleidsreactie op de Arbobalans 2018 van 14 februari 2019, Kamerstukken II 2018- 2019, 25 883, nr. 340.

Kamervragen (Aanhangsel) 2018-2019, nr. 2778.

Kamerbrief van staatssecretaris Infrastructuur en Waterstaat over ontwikkelingen op de taximarkt, 14 maart 2019. Kamerstukken II 1872-73, 113 nrs. 1-3. Kamerstukken II 1918-19, 408 nrs. 1-3. Kamerstukken II 1983-84, 17 931 nr. 39. Kamerstukken II 1986-87, 19 993 nr. 2. Kamerstukken II 1993-94, 23 646 nr. 3. (MvT). Kamerstukken II 1994-95, 23 646, nr. 11. Kamerstukken II 1995-1996, 24400-XV nr. 45. Kamerstukken II 1997-98, 25 879 nr.3. (MvT). Kamerstukken II, 1998-1999, 26 257, nr. 7. Kamerstukken II 2001–2002, 28 146, nr. 5. Kamerstukken II 2005-06, 30 532, nr. 3. (MvT). Kamerstukken II 2008-2009, 31 521 nr. 23. Kamerstukken II 2011/12, 31 311, nr. 87. Kamerstukken II 2013–2014, 31521, nr. 77. Kamerstukken II 2014-2015, 31521 nr. 85. Kamerstukken II 2018/19, 25883 nr. 340. Kamerstukken II 2018-2019, 33 009 nr. 69. Kamerstukken II 2018-2019, 35000-XII nr. 50. Kamerstukken II 2018-2019, 35210-A nr. 2. Kamerstukken II 2018/19, 35230, nrs. 1-2.

Jurisprudentie HvJ EU 20 december 2017, C-434/15. HvJ 21 februari 2018, CLI:EU:C:2018:82. HR 1 juni 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC9380. HR 14 november 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2495. HR 23 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV0616.

Rb. Amsterdam, 18 december 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:11226. Rb. Amsterdam, 18 december 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:11230. Rb. Amsterdam, 18 december 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:11232. Rb. Amsterdam 14 januari 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:153. Rb. Amsterdam 23 juli 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:5183.

Rb. Amsterdam 18 december 2018, ECLI:NL:RBNHO:2015:11232. Rb. Amsterdam 15 januari 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:198. Rb. Amsterdam 01 juli 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:4546.

Overige

Advies van de SER «Uitbreiding toepassingsgebied Arboregelgeving op zelfstandigen» (2004/04).

Advies van de SER «Zelfstandigen en arbeidsomstandigheden» (2011/02). Inspectie SZW, Zelfstandigen en de Arbowet, Den Haag: Arbeidsinspectie 2012.

Ministerie van Financiën, ‘Eindrapport IBO Zelfstandigen zonder personeel’ april 2015. Commissie Boot, ‘Eindrapport Commissie (model)overeenkomsten’ november 2016. Rapportage Pakketpostsector Inspectie SZW 2017.

Advies ART 29 oktober 2018.

Sectorrapport van Transport en Logistiek, het motto ‘Versnellen of ingehaald worden’, december 2018; opiniestuk algemeen directeur van IRU; Diversifiëren is de sleutel tot overleving van het wegvervoer.

Bijlage 1.

In hoeverre is de Arbowet van toepassing?

Platformwerker als werknemer

Platformwerker als ‘echte’ zzp’er

Gezag

Geen gezag

Volgt de aanwijzingen van het platform op. Een grote mate van vrijheid in het uitvoeren van de opdracht.

Het platform is aansprakelijk voor kosten (bijv. letselschade) die het gevolg zijn van ongezond of

gevaarlijk werken.

Platformwerker is zelf aansprakelijk voor schade als gevolg van gevaarlijk of ongezond werken.

Het platform kan worden aangemerkt als werkgever

van de Arbowet. Het platform wordt niet aangemerkt als werkgever van de Arbowet.

De gehele Arbowetgeving geldt voor zowel het

platform als de platformwerker. Als de platformwerker alleen werkt gelden alleen de maatregelen bij ernstige risico’s en gevaar voor derden

voor hem.

Werkt hij samen met anderen dan geldt een groot deel van de Arbowet (maatregelen bij alle arbeidsrisico’s). Handhaving door Arbeidsinspectie / ILT Handhaving door Arbeidsinspectie / ILT

In hoeverre is de ATW van toepassing?