• No results found

De opkomst van het gebruik van moderne communicatie- en informatietechnologie heeft de mogelijkheid gecreëerd om plaats- en tijdsongebonden te werken. Dit heeft gezorgd voor een ware revolutie in de manier waarop arbeid vorm wordt gegeven, die wordt aangeduid met de term HNW. De werknemer krijgt doorgaans meer autonomie, oftewel meer

verantwoordelijkheden en vrijheid om zijn eigen tijd in te delen.

De permanente bereikbaarheid gerelateerd aan HNW kent ook een keerzijde. Zo kan het groeiende besef dat men overal en altijd bereikbaar is tot onrealistische verwachtingen aan zowel werkgevers- als werknemerszijde leiden. Aan de ene kant zullen werknemers het gevoel krijgen om altijd bereikbaar te moeten zijn om aan de verwachtingen van hun werkgever te voldoen. Aan de andere kant zullen werkgevers ook daadwerkelijk van hun werknemers verwachten dat zij te allen tijde bereikbaar zijn. Deze negatieve impact op het gedrag en gedachten van werknemers duiden wij aan met de term techno-stress.

De gevolgen van techno-stress variëren van werkstress, vermoeidheid,

concentratiestoornissen, paniek en slaapproblemen tot een burn-out. Al met al kan gezegd worden dat de gevolgen zo ernstig zijn dat de vraag is gerezen of werknemers wel voldoende worden beschermd tegen deze gevolgen.

In Nederland rust er op de werkgever een zorgplicht, neergelegd in art. 7:658 BW, om maatregelen te nemen om de veiligheid en gezondheid van zijn werknemers te garanderen. Deze civielrechtelijke pendant van de zorgplicht vindt zijn ondergrens, oftewel het minimale niveau aan bescherming, in publiekrechtelijke voorschriften, zoals onder andere de

arbeidstijdenwet. Het zal voor een werknemer erg lastig zijn om een geslaagd beroep op de aansprakelijkheid van zijn werkgever, ex 7:658 BW, te doen in het geval hij aan techno-stress lijdt. Bij beroepsziekten zoals techno-stress is er vaak niet één ontstaansmoment vast te stellen. Voorts zit het probleem bij techno-stress hem in de causaliteit. Techno-stress kan immers zijn veroorzaakt door een omstandigheid die binnen de risicosfeer van de werkgever is gelegen, maar kan net zo goed zijn ontstaan door omstandigheden die zijn gelegen in de privéomstandigheden van de werknemer zoals een nare scheiding, pre-dispositie voor stress of verslaving, dan wel het overlijden van een dierbare. Het is dan aan de werknemer om aan te tonen dat de gevolgen van techno-stress zijn veroorzaakt in de uitoefening van de

De arbeidstijdenwet, gebaseerd op de Europese arbeidstijdenrichtlijn, kan uitkomst bieden bij het invullen van de zorgplicht. Indien een werknemer kan aantonen dat zijn werkgever de op hem toepasbare bepalingen uit de arbeidstijdenwet heeft geschonden, staat hij sterk. Hij kan deze schending gebruiken bij invulling van de zorgplicht van 7:658 BW dan wel de

bestuursrechter verzoeken om handhaving. Nederland heeft echter gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot derogatie uit de arbeidstijdenrichtlijn door leidinggevend personeel uit te sluiten van werking van delen van de richtlijn, geoperationaliseerd door middel van een loongrens, geformuleerd in art. 2.1.1. ATB. Dit is naar mijn mening een zeer kwalijke zaak. Ten eerste is de manier waarop Nederland de uitzondering heeft geïmplementeerd in strijd met de Arbeidstijdenrichtlijn. Het Hof van Justitie alsmede de Commissie hebben immers duidelijk aangegeven dat de derogatie slechts is toegestaan als de uitzondering alleen

werknemers treft die daadwerkelijk autonome beslissingsbevoegdheid hebben. Dit maakt dat er in Nederland een veel groter deel van de beroepsbevolking geen volledige bescherming van de arbeidstijdenrichtlijn geniet dan op Europees niveau wenselijk wordt geacht. Immers niet iedereen die driemaal het minimumloon verdient, heeft ook daadwerkelijk autonome

beslissingsbevoegdheid. Dit is zorgwekkend aangezien de praktijk heeft uitgewezen dat er juist door hoger leidinggevend personeel vaker techno-stress wordt ervaren. Het is daarom wenselijk dat er een aanvullende regeling komt om deze groep de vereiste bescherming tegen techno-stress te bieden.

In het vierde hoofdstuk is de mogelijkheid van het creëren van een recht op onbereikbaarheid aan bod gekomen. Dit zou middels een drietal mogelijkheden vorm kunnen worden gegeven, te weten middels een collectieve arbeidsovereenkomst, een ondernemingsovereenkomst dan wel middels een wettelijke regeling. Mijn voorkeur gaat uit naar een collectieve

overeenkomst waarin een recht op onbereikbaarheid wordt vastgelegd dat ook op hoger leidinggevend personeel van toepassing wordt verklaard. Collectieve arbeidsovereenkomsten zijn dikwijls voorloper van wetgeving. De maatschappelijke behoefte is nog lang niet tot elke sector doorgedrongen. Daarom is Nederland nog niet klaar voor een wettelijke regeling. Het grote voordeel van een cao is dat deze aan de specifieke behoefte van een bepaalde sector kan worden aangepast. Hoewel dit argument ook is te geven voor het gebruik van

ondernemingsovereenkomsten prefereer ik een cao gezien de afdwingbaarheid. Werknemers kunnen zich namelijk niet zonder meer beroepen op rechten die zijn toegekend in een ondernemingsovereenkomst, daarvoor dienen ze eerst deel uit te maken van de individuele arbeidsovereenkomst. Bij het gebruik van een cao kunnen werknemers zich wel rechtstreeks

op de bepalingen beroepen indien zij lid zijn van een contractsluitende vakbond alsmede indien een cao algemeen verbindend is verklaard. Daarbij komt een incorperatiebeding van een cao vaker voor dan die van een ondernemingsovereenkomst.

Het probleem van een recht op onbereikbaarheid blijft de controle op handhaving. Ik zou namelijk niet zover willen gaan als de Franse Syntec-cao, waarin de werkgever de vrije hand krijgt om naleving van de plicht om 11 uur onafgebroken te rusten, te controleren. Het is aan de werknemer zelf om in de gaten te houden dat zijn rechten worden geëerbiedigd. De bepaling zou wel moeten worden geformuleerd als een plicht tot onbereikbaarheid. Dit zal enerzijds de workaholic afschrikken om zélf te besluiten tot overmatig werken, anderzijds kan een werknemer deze plicht afdwingen bij de civiele rechter door een beroep te doen op zijn arbeidsovereenkomst dan wel de algemeen verbindend verklaarde cao.

Kortom middels een plicht tot onbereikbaarheid, vormgegeven middels een cao, worden alle werknemers, waaronder ook hoger leidinggeven personeel, voldoende beschermd tegen de gevolgen van techno-stress.

Literatuurlijst

Aronsson & Johansson 1984

Johansson, G., and Aronsson, G. Stress reactions in computerized administrative work. Journal of Occupational Behavior, 5, 3 (July 1984), 159–181.

Asser

Asser 7-V Arbeidsovereenkomst, 551-554

Axtell 2011

C. Axtell, The well-being of the mobile workforce, Redwood Shores: iPass 2011

Bakels 2013

H.l. Bakels e.a, Schets van het Nederlandse arbeidsrecht, Deventer: Kluwer 2013.

Bijl 2009

D. Bijl, Aan de slag met Het Nieuwe Werken, Zeewolde: PAR CC, 2009

Briejer 2012

A. Briejer, ‘De juridische haken en ogen aan de ondernemingsovereenkomst’, TAP 2012/05

Brod 1984

C. Brod, Techno-stress: The human cost of the computer revolution, Reading: Addison- Wesley 1984

Broere 2013

A. Broere ‘Het nieuwe werken. Hoe werk je effectiever en productiever’ Houten: Het Spectrum, 2013

Cox 2000

T. Cox, A. Griffiths & E. Rial-Gonzalez (2000), Work-related stress, Luxembourg: Office for Official Publications of the European Communities/ European Agency for Safety and Health at Work

Deelen & Els 2013

A.B. Els & K. Deelen, ‘De invloed van de OR bij wijziiging arbeidsvoorwaarden ex’,

TRA2013/78

Derks & Bakker 2012

D. Derks & A.B. Bakker (2012), Smartphone use, work-home interference and Burn-Out: A diary study on the role of recovery. Applied Psychology, online access 31 oktober 2012

Festen Hoff 2007

Festen-Hoff, ‘Rsi: modeverschijnsel of werkgerelateerde aandoening’, SMA 2007/05

Hallowell 2005

M. Hallowell (2005), Overloaded Circuits: Why smart people underperform, in: Harvard Business Review, January 2005/55

Hartlief 1997

T. Hartlief, ‘Van 7A: 1638x naar 7:658 BW. Beantwoordt de regeling van aansprakelijkheid van de werkgever nog aan de noden van deze tijd?’ in: S.C.J.J. Kortmann e.a. (red.),

Onderneming en 5 jaar nieuw burgerlijk recht, Deventer: W.E.J. Tjeenk Willink 1997

Himma 2007

K.E. Himma (2007), The concept of information overload: A preliminary step in understanding the nature of a harmful information-related condition, in: Ethics and

Information Technology, Vol. 9

Hobbs & Armstrong 1998

D. Hobbs & J. Armstrong (1998), An experimental study of social an psychological aspects of teleworking, Facilities, 16(12), 366-371

Hung e.a. 2011

W.-S. Hung e.a. (2011), Managing the risk of overusing mobile phones in the working environment: A study of ubiquitous techno-stress, Proceedings 15th Pacific Asia Conference on Information Systems, Brisbane: Queensland University of Technology 2011

Jacobs 2013

Jacobs, Collectief arbeidsrecht, Deventer: Kluwer 2013

Klaassen 2008

C.J.M. Klaasssen, ‘De aansprakelijkheid van de werkgever op grond van art. 7:658 BW, hoe staat het er mee?’, SMA 2008/05

Koot- van der Putte 2007

E. Koot-van der Putte, ‘Collectieve arbeidsvoorwaarden en individuele contractsvrijheid’, Diss. 2007

Krispijn & Oskam 2008

A.E. Krispijn & P. Oskam, ‘Werkgeversaansprakelijkheid: brengt de recente rechtspraak ons een stap verder?’, TVP 2008/03

Kurland & Cooper 2002

N.B. Kurland & C.D. Cooper (2002) Manager control and employee isolation in

telecommuting environments, Journal of High Technology Management Research, 2002/13

Lindenbergh 2009

Mr. S.D. Lindenbergh, Monografiien privaatrecht 13, arbeidsongevallen en beroepsziekten, Deventer: Kluwer 2009

Peters & Beltzer 2013

S.S.M. Peters en R.M. Beltzer (red.), Inleiding Europees Arbeidsrecht, Deventer: Kluwer 2013

Popma 2008

J. Popma e.a., Het recht op veilige, gezonde en waardige arbeid, Nieuwerkerk a/d Ijssel

Popma 2015

J. Popma, Techno-stress and the right not to be disturbed, Paper presented at LLRN conference Amsterdam, 25 juni 2015

Roth 2009

J.F. Roth, ‘Aansprakelijkheid van de werkgever voor burn-out. De stand van zaken.’, Letsel &

Schade 2009, nr. 2

Tarafdar 2007

M. Tarafdar e.a. (2007), ‘The impact of techno-stress on role stress and productivity’, Journal

of Management Information Systems, 2007 24/1

Tarafdar 2011

M. Tarafdar, Q. Tu, T. S. Ragu-Nathan, and B. S. Ragu-Nathan, “Crossing to the dark side: examining creators, outcomes, and inhibitors of technostress,” Communications of the ACM, 2011 vol. 54/9

Ten Brummelhuis e.a., 2011

L. Ten Brummelhuis e.a. (2011), ‘Applying the job demands-resources model to the work- home interface: A study among medical residents and their partners’, Journal of Vocational Behavior, 79(1), 170-180

Van der Heijden 1998