• No results found

strafrecht en de illegale vreemdeling in het vreemdelingenrecht

3.4 Centralisering verdachtengegevens

In §3.1 is in het kader van de recidive gesproken over inzage in alle eerdere veroordelingen nadat de identiteit van een verdachte is vastgesteld. De gegevens inzake de eerdere veroordelingen van de verdachte zie ik als de tegenhanger van de personenadministratie voor de burger zoals eerder beschreven in §2.3. In dat kader stelde Engelen:

"Als éénmaal een valse naam van een beroeps- of gelegenheids-misdadiger is genoteerd, ontstaat in de boekhouding van de

voorstraffen40 eene zeer grote verwarring. Bijzonder ook doordat een bestraffing ten gevolge van den valschen naam op een onjuist hoofd wordt geboekt" [Engelen 1925, p. 11]. Zowel aan de kant van de politie

als aan de kant van de magistratuur ontstond de behoefte aan inzage van alle gegevens van een verdachte.

Politiële documentatie

Op 16 december 1939 werd de Rijksidentificatiedienst opgericht, omdat de politie het noodzakelijk vond dat veel gegevens op misdadig gebied gecentraliseerd werden. Hier ging het centraal depot van de dactylos-copische signalementskaarten (1896) in op dat door Justitie bij de Haagse politie was ondergebracht. De Rijksidentificatiedienst was belast met de centrale registratie van Nederlandse personen "te wier nadele

bepaalde feiten bekend zijn" en de registratie van dactyloscopische en

40 De boekhouding van voorstraffen zou kunnen duiden op de leggers van een

Huis van Bewaring waar de personen aan wie voorlopige hechtenis was opgelegd meestal met de hand werden ingeschreven. Persoonlijke

mededeling M. Abels, Coördinerend Raadadviseur Strafprocesrecht, Directie Wetgeving, Ministerie van Justitie en Veiligheid, 31 mei 2011.

De naam van het Ministerie is in de 21e eeuw gewisseld van Justitie naar

‘Veiligheid en Justitie’ en tenslotte per eind oktober 2017 naar ‘Justitie en Veiligheid’; zoveel mogelijk is de laatste naam in dit proefschrift gebruikt.

andere signalementen. De dienst was tevens belast met het voorlichting geven over en bijstand verlenen op het gebied van de dactyloscopie, de fotografie en andere opsporingsmiddelen. Tijdens de oorlog lag de ontwikkeling van de dienst stil, hoewel toen wel het opsporingsregister tot stand kwam. De Rijksidentificatiedienst bestond onder meer uit een cartotheek, een fototechnische dienst (voor foto's van de plaats delict), een drukkerij, de afdeling dactyloscopie plus de redactie en de

administratie van het opsporingsregister [Regenboog 1947, p. 436]. De bezetter had behoefte aan registraties van zigeuners en woonwagen-bewoners, doch beschikte nauwelijks over namen- en adreslijsten en kon de centrale cartotheken van de Rijksinspectie van de bevolkings-registers en de Rijksidentificatiedienst niet raadplegen. De vermissingen en ontvreemdingen van persoonsbewijzen kwamen veelvuldig voor. Het Centraal Bevolkingsregister in Den Haag beschikte over een duplicaat van de persoonskaart, hetgeen de kracht van het systeem was, maar daarmee was het voor verzetsstrijders (waaronder ambtenaren) niet mogelijk om voor hun doelen kaarten aan te maken. De Rijksinspectie in het gebouw Kleykamp in Den Haag was in april 1944 door Britse

bommenwerpers platgegooid. Bij de Rijksidentificatiedienst, een onderdeel van de recherchecentrale, wist commissaris Regenboog de Duitsers af te wimpelen door te melden dat de cartotheek "wegens een verhuizing" niet toegankelijk was [Breukers 2008b, p. 27].

Tegen die tijd waren alle straffen (vonnissen) van een veroordeelde al ‘gecentraliseerd’ bij de regionale rechtbank waaronder het arrondisse-ment van de geboorteplaats van de betrokkenen ressorteerde. Met de cartotheek beoogde men een centralisatie van alle ongunstige

antecedenten van één persoon op één plaats. Het was niet bestemd als vervanging van de politie-administraties, omdat men geen kopie van het proces-verbaal centraal vastlegde, maar was bestemd als schakel tussen alle politie-instanties. Vooral bij verhuizingen van misdadigers was het eenvoudiger om de antecenten centraal te bewaren. De cartotheek omvatte in 1947 de antecedenten van zo'n 800.000 personen, niet alleen veroordeelden doch ook woonwagen- en woonschipbewoners en schuldenaars. Wekelijks werden de gegevens verzameld vanuit de diverse politieposten en het buitenland.

De Rijksidentificatiedienst hield ook bij op welk politiebureau foto's waren genomen van de verdachte zodat de dienst fungeerde als een verwijssysteem [Regenboog 1947, p. 436-438].

Van gedetineerden werden centraal (zo'n 80.000) foto's genomen en bewaard waarbij een uniek nummer op de jas werd gespeld. De negatieven werden slechts afgedrukt indien de foto werd opgevraagd. "Dit geeft een aanmerkelijke besparing, niet alleen van het moeilijk

verkrijgbare fotomateriaal maar tevens van veel arbeidstijd. Het voorkomt tevens het overbodig verzamelen van foto's die men toch in

de praktijk niet nodig heeft" [Regenboog 1947, p. 441].

Ook legde de dienst van alle gedetineerden een vingerafdruk vast verbonden aan de naam. De collectie omvatte zo'n 170.000 dactylos-copische signalementen met enkele zoek- of nevensystemen (zoals een afdruk van de linkerhanden en een kaartsysteem op volgorde van

namen) om vingerafdrukken van de verdachte sneller te kunnen vinden. De dienst constateerde dat de toezending van de dactyloscopische sporen en de signalementen op talrijke plaatsen veel te wensen over liet. "Dit laatste vloeit vaak voort uit onbekendheid met de elementaire

grondslagen der dactyloscopie in het algemeen of de betrokken instantie acht de hieruit voortvloeiende vermeerdering van haar werkzaamheden onoverkomelijk” [Regenboog 1947, p. 443-445]. Om dat te verbeteren, gaf de dienst nadien specifieke aanwijzingen voor de vervaardiging van de in te zenden dactyloscopische signalementen [Regenboog 1947].41 Justitiële documentatie

"Er bestond( ...)[geen] uniformiteit in de wijze waarop gerechten en officieren van Justitie vonnissen en beslissingen over sepot of vervolging vastlegden. Ook was er geen coördinatie in de registratie tussen de gerechten. Het kon gebeuren dat het ene arrondissement niet wist wat voor veroordelingen een verdachte in een ander arrondissement had opgelopen. In 1896 werden de eerste voorschriften uitgevaardigd om te komen tot een organisatie van de justitiële documentatie (KB van 19 februari 1896 tot instelling van de strafregisters, Stb. 29, 1896). Naast de behoefte aan betrouwbare informatie voor gerechtelijke instanties, werd de wens om een uniforme gerechtelijke registratie op te zetten beargumenteerd door te wijzen op de noodzaak van goede informatie ten behoeve van statistische doeleinden. Zo was gebleken dat de recidivistenstatistiek absoluut onbetrouwbaar en onvolledig was. Op de griffie van de arrondissementsrechtbanken werden voortaan de

strafrechtelijke veroordelingen van alle daarbinnen geboren personen geregistreerd. Bij het departement van Justitie werden de

veroordelingen bijgehouden van degenen die buiten Nederland waren geboren en van personen waarvan de geboorteplaats onbekend was. Er bleef echter nogal wat kritiek bestaan op de op de wijze waarop de strafregisters werden bijgehouden” [Jordaan & Van Adel 1995, p. 7]. "Een eerste stap om tot een verbetering van de situatie te komen werd in 1951 gezet met de instelling van een justitiële documentatiedienst (KB van 2 februari 1951, Stb. 36). Deze dienst kreeg onder meer tot taak de in justitiële bescheiden voorkomende gegevens betreffende natuurlijke personen te registreren om daarmee inlichtingen te verstrekken aan door de minister van Justitie gerechtigde

41 De dienst ging achtereenvolgens op in de Dienst Nationale Recherche

functionarissen en personen. De leiding van de dienst werd opgedragen aan de minister van Justitie. De organisatie van de dienst bouwde voort op de opzet van de strafregisters eind negentiende eeuw. Bij de griffie van ieder van de 19 arrondissementsrechtbanken werd een afdeling van de justitiële documentatiedienst ingesteld. Daarnaast werd een

twintigste afdeling ingesteld, die werd ondergebracht bij het Ministerie van Justitie” [Jordaan & Van Adel 1995, p. 8]. Daarmee ontstond het

Justitiële Documentatie Systeem. Met ingang van 2006 is de naam van de dienst gewijzigd in Justitiële Informatiedienst.

4 Identiteits- en documentfraude als