• No results found

Hoofdstuk 4: Optimale aanpak van hybride mismatches in Nederland

4.2 De effectiviteit en efficiëntie van de maatregelen

4.2.3. Het CCCTB-voorstel

Afspraken zijn het meest effectief bij een gecoördineerde internationale aanpak en via bindende afspraken. Daar waar mondiale afspraken in het kader van de OESO-

aanbevelingen niet haalbaar zijn, gaan de gedachten in Nederland uit naar maatregelen in het kader van de EU. Daar waar ongewenst gebruik wordt gemaakt van verschillen tussen belastingstelsels, kan volgens de staatssecretaris harmonisatie een oplossing zijn.166

In de praktijk is gebleken dat het CCCTB-voorstel niet door alle lidstaten geheel wordt gewaardeerd. De lidstaten moeten de CCCTB unaniem aannemen, maar zij blijken geen compromissen te kunnen sluiten. De EC heeft het voorstel in twee delen geknipt, waarbij het meest eisende deel van het voorstel later ingaat.167 Deze tweedeling zorgt voor een hoger slagingspercentage van het voorstel en volgens Van der Streek wordt het voorstel sinds 2016 gepresenteerd als hét Europese medicijn tegen grondslaguitholling en winstverschuiving.168 Het is echter de vraag of de voorstellen politiek voldoende stemmen krijgen, nu de

belangrijkste bepalingen tegen agressieve belastingplanning reeds door de lidstaten zijn aangenomen in de vorm van de anti-ontgaansrichtlijn.169 De CCCTB-voorstellen beperken zich tot de vaststelling en verdeling van de heffingsgrondslag. De belastingtarieven worden immers niet in de harmonisatie betrokken. Dit betekent dat belastingconcurrentie blijft bestaan en wellicht verergert. Boer vindt daarom dat naast de winstgrondslag ook het tarief moet worden geharmoniseerd. In dit geval leidt tariefsharmonisatie ertoe dat lidstaten het laatste restje soevereiniteit op het gebied van winstbelasting verliezen. Volgens Boer is de reden voor de afwezigheid van tariefsharmonisatie in de voorgestelde richtlijn dat dit de CCCTB nog gevoeliger maakt op politiek gebied.171

Zolang de lidstaten instemmen met de voorstellen, zorgt dit voor een effectieve aanpak van de hybride mismatches. De heffingsgrondslagen van de Vpb-stelsels in de EU worden vergaand geharmoniseerd en kwalificatieverschillen komen niet meer voor. Vennootschappen kunnen opteren voor de toepassing van het CCCTB-voorstel. Daarbij geldt geen all-in/all-out-benadering. Elke vennootschap binnen een concern kan apart kiezen voor toepassing van het voorstel.172 Daarbij geldt het voorstel alleen voor

vennootschappen die zijn gevestigd in de EU of een vaste inrichting hebben in een EU- lidstaat. Het CCCTB-voorstel zorgt voor een administratieverlichting, maar dit geldt niet voor elke transactie. Voor het verkeer vanuit de consolidatiegroep naar gelieerde entiteiten buiten de groep blijft het at arm’s length-beginsel gewoon gelden. De

administratieverlichting verschilt zodoende per concern, aldus Simonis.173 Volgens Ovost kan de CCCTB zeker een oplossing zijn voor het uithollen van de belastinggrondslag. Ovost ziet het keuzerecht van elke onderneming daarentegen als een probleem. Vennootschappen die geen voordeel zien zullen niet kiezen voor de CCCTB en Ovost pleit daarom voor het verplicht stellen van de CCCTB voor bedrijven die Europees actief zijn.174 De EU-commissaris Moscovici beschouwt dit voorstel als de silver bullet om de vennootschapsbelasting te hervormen.175

166 Staatssecretaris van Financiën, ‘Appreciatie uitkomst BEPS-project en vooruitblik Nederlandse fiscaal

vestigingsklimaat’, p. 7.

167 Van de Streek, 'De geherlanceerde CCTB/CCCTB-voorstellen; nu wél een schot in de roos?', p. 1. 168 Van de Streek, 'De geherlanceerde CCTB/CCCTB-voorstellen; nu wél een schot in de roos?', p. 8. 169 Douma, 'Internationale aspecten van de C(C)CTB', p. 5.

171 Boer, 'Lectori Salutem – Enkele kanttekeningen bij de CCCTB-richtlijn', p. 3.

172 Van de Streek, 'De geherlanceerde CCTB/CCCTB-voorstellen; nu wél een schot in de roos?', p.7. 173 Simonis, ‘CCCTB; enige opmerkingen over consolidatie’, p. 3.

174 Ovost, ‘Kan de Common Consolidated Corporate Tax Base uitholling van de belastinggrondslag

voorkomen?’, p. 2.

33 4.2.4. Maatregelen van de OESO

De richtlijnen van de OESO vallen onder soft law, wat in tegenstelling tot hard law betekent dat de richtlijnen niet geïmplementeerd moeten worden. De aanbevelingen van de OESO gelden als richtlijn, waarbij groepsdruk en publicaties in de media ervoor zorgen dat landen zich toch aan de aanbevelingen houden.176

Het BEPS-project bestaat uit drie verschillende soorten maatregelen:

minimumstandaarden, gemeenschappelijke benaderingen en richtsnoeren op basis van best practice. Maatregelen betreffende het neutraliseren van de effecten van hybride mismatches vallen onder de gemeenschappelijke benadering. Bij deze benadering hebben landen afspraken gemaakt over een gezamenlijke aanpak die minder doeltreffend is dan de minimumstandaarden.177 In een brief van de staatssecretaris van 15 oktober 2015 laat de staatssecretaris weten dat het kabinet de noodzaak ziet om op het terrein van hybride mismatches deze actiepunten te implementeren. Het eenzijdig invoeren van wetgeving op deze relatief vrijblijvende gemeenschappelijke benadering is echter niet effectief en is niet goed voor het gelijke speelveld binnen de EU en daarbuiten, aldus de staatssecretaris.178 Volgens De Wilde zijn de maatregelen behoorlijk ingrijpend wanneer zij daadwerkelijk uitmonden in hard law, maar wordt de kern van het probleem alsnog niet opgelost. Om de kern van deze problematiek effectief aan te pakken zou een mondiale fiscale eenheid een oplossing kunnen zijn volgens De Wilde. Een andere oplossing is het verdelen van de

resultaten naar een vooraf vastgestelde verdeelsleutel, zoals wordt voorgesteld in de

CCCTB.179 Hoe de effectiviteit van de aanpak verbeterd kan worden, komt in paragraaf drie van dit hoofdstuk aan de orde.

Het BEPS-rapport bevat veel aanbevelingen die de mismatches tegengaan. De werking van deze aanbevelingen is alleen effectief wanneer alle lidstaten de aanbevelingen implementeren en naleven. Zo niet dan kunnen bedrijven hun activiteiten verplaatsen naar landen die deze maatregelen niet naleven, wat de belastingconcurrentie tussen landen verergert.180 Opmerkelijk is het feit dat de reikwijdte van de maatregelen van de OESO met betrekking tot hybride entiteiten is beperkt tot groepsverband, aldus Fibbe. Ook de ATAD heeft in de maatregelen een beperking tot hybride mismatches binnen groepsverband opgenomen. Mismatches ten aanzien van minderheidsaandeelhouders vallen namelijk niet binnen de reikwijdte van de maatregel.181 De opgezette structuren hebben doorgaans betrekking op mismatches in groepsverbanden. Desalnietemin worden de mismatches door deze beperking niet geheel bestreden. Vleggeert daarentegen ziet het BEPS-project als een stap in de goede richting. Het lost niet alle problemen van de grondslaguitholling op, maar Vleggeert ziet het BEPS-Actieplan vooral als de opmaat naar BEPS 2.0.182

Volgens Lohuis en Reijnen wordt het doel van de regelingen bereikt als de fiscaal ongewenste gevolgen van mismatches door hybride entiteiten effectief worden

opgeheven.183 De voorstellen van de OESO worden in Nederland toegepast en neutraliseren

176 Douma, ‘Belastingontwijking en belastingcompetitie’, Inleiding Fiscaal Recht: hoorcollege 3. 177 De Wilde, 'Het OESO BEPS-project in vogelvlucht', p. 2.

178 Staatssecretaris van Financiën, ‘Appreciatie uitkomst BEPS-project en vooruitblik Nederlandse fiscaal

vestigingsklimaat’, p. 7.

179 De Wilde, 'Het OESO BEPS-project in vogelvlucht', p. 12.

180 Staatssecretaris van Financiën, ‘Appreciatie uitkomst BEPS-project en vooruitblik Nederlandse fiscaal

vestigingsklimaat’, p. 4.

181 Fibbe, 'Hybride mismatches onder de ATAD; symptoombestrijding is geen oplossing', p. 3.

182 Vleggeert, ‘De implementatie van de BEPS-acties door Nederland: Kroonjuwelen versus “aggresive

tax planning indicators”’, p. 6.

34 de gevolgen van de mismatches volgens hen op effectieve wijze. Er zijn wel andere

gevolgen die niet door de OESO-richtlijnen kunnen worden opgelost, zoals de

tariefverschillen van landen. Daarnaast vragen Lohuis en Reijnen zich af of een wereldwijde implementatie van BEPS-Actiepunt 2 gaat plaatsvinden.184 Zij vinden dat de implementatie van de OESO-voorstellen en/of de anti-ontgaansrichtlijn in de Nederlandse wetgeving geen einde maakt aan de internationale planning met hybride entiteiten. Het creëert slechts een new normal met mogelijk zelfs nieuwe planningen waarbinnen Nederland opnieuw haar positie moet vinden.185 Tijdens het congres van het Fiscaal Economisch Instituut in 2017 wordt de effectiviteit van de antimisbruikbepalingen door verschillende professoren juist positief beargumenteerd. Zo verwacht Van den Hurk dat deze problematiek door de recente wereldwijde initiatieven over een aantal jaar voor een groot gedeelte is opgelost. Ook Happé laat tijdens het congres weten dat een aantal advieskantoren niet langer gebruikmaken van agressieve structuren.186

4.2.5 Effectiviteit van het Multilateraal Instrument

Zoals ik in het vorige hoofdstuk heb beschreven, bevat het MLI drie artikelen die betrekking hebben op hybride mismatches. Deze drie artikelen zijn geen minimumstandaarden van het MLI en Nederland hoeft deze standaarden niet verplicht te ondertekenen.187 Landen kunnen per onderdeel van het MLI kiezen uit een opting-in, opting-out of moeten het onderdeel verplicht implementeren: de minimumstandaarden.188 Aan de ene kant vergroot deze flexibiliteit de kans dat het MLI door zoveel mogelijk landen wordt aangenomen. Aan de andere kant zien deze artikelen juist op het tegengaan van de hybride mismatch en worden zij minder snel opgenomen in de belastingverdragen van de landen. Lohuis en Stevens zijn van mening dat Nederland de drie artikelen niet, of niet in de gegeven vorm, zou moeten notificeren. Als argument geven Lohuis en Stevens het verslechteren van de

concurrentiepositie van Nederland en het veroorzaken van onnodige technische complicaties en onzekerheden, wanneer de artikelen wel worden genotificeerd.189 De staatssecretaris laat in de brief van 15 oktober 2015 daarentegen weten dat Nederland actief meewerkt aan het MLI en zeker oog heeft voor de onderdelen.190 Nederland streeft ernaar om zoveel mogelijk verdragsgerelateerde BEPS-maatregelen via de MLI op te nemen. De bepalingen in het MLI betreffende hybride mismatches worden, voor zover dat nog niet is gebeurd, opgenomen in de verdragen van Nederland.191 De aanpassingen in de verdragen door middel van het MLI zorgen voor efficiëntie, waarbij tijdwinst en besparing van

ambtelijke capaciteit van belang is.192 Het MLI is volgens de staatssecretaris een cruciale aanvulling op de regels uit het ATA-pakket. Het is van belang te beseffen dat het MLI alleen ziet op situaties waarin een belastingverdrag van toepassing is. De maatregelen van de ATAD hebben betrekking op het neutraliseren van de effecten van hybride mismatches en zien niet op toepassing van belastingverdragen.193

184 Lohuis & Reijnen, 'Hybride entiteiten: een einde van haken (V/Λ) en ogen (ᴑ)?’, p. 7. 185 Lohuis & Reijnen, 'Hybride entiteiten: een einde van haken (V/Λ) en ogen (ᴑ)?’, p. 9. 186 Verhaeren, ‘Het einde van belasting constructies?’, p. 5.

187 Stevens & Lohuis, ‘MLI Part Two: Hybrid Mismatches’, p. 8.

188 Tjerkstra & Wye, 'Verslag YIN winter seminar: “From BEPS recommendations to hard law: EU directives

and the MLI”', p. 3.

189 Stevens & Lohuis, ‘MLI Part Two: Hybrid Mismatches’, p. 8.

190 Staatssecretaris van Financiën, ‘Appreciatie uitkomst BEPS-project en vooruitblik Nederlandse fiscaal

vestigingsklimaat’, p. 7.

191 Kamerstukken II, 25087, nr. 148. 192 Kamerstukken II, 25087, nr. 135. 193 Kamerstukken II, 25087, nr. 148.

35